SI Soester historicus
Engelbert Heupers vertelt over
4,wti mti 'mlm
Elingen pover
Oudenaken onder
Berchein boven
Lennik prachtig
Sint-Merten machtig
Enwij, Heren van Gaesbeeck
Soester Courant van donderdag 28 augustus 1975
tang*irxl»* mat«e
GEMEENTE
De gearceerde percelen op deze historische plattegrond van een deel van Soest zijn de landerijen van het Grote Gild
Ontfangen drie Jaar Land pagt
van groote Lang van Arie van
Dorrestein. Jaars tot 55 gl.
Dus 165.-.-.
Ontfangen Drie Jaar Land pagt
van de Horrelaar van Jan
Steenbeek Dus 84.-.-,
Ontfangen Drie Jaar Landpagt
van agterze weekelandje van
Jan Bieshaar. Jaars 30 gl.
Dus 90.-.-,
Ontfangen Drie Jaar Pagt van
voorste Weekelandje van Wil
lem Goorisse Kok Jaars 49-30
gl. Dus 148-50-,
Ontfangen van de Lange Hof
van Cornelis C. Hilhorst drie
Jaar Landpagt ider (sic.) jaar
12 Dus 36.-.-,
Ontfangen van de Hof agter
Hilletje Janz Huysje van Jan
van de Maat drie Jaar Land
pagt ider Dus 45.-.-,
Ontfangen van Groot Hof van
Jan Jacobz Kok drie Jaar
Landpagt, ider jaar 19 gl.
Dus 57.-,-»
Bijna twintig jaar later, op 23 februa
ri 1821, worden de landerijen van het
Grote Gild opnieuw verhuurd, ditmaal
voor het eerst ten overstaan van Ger-
rit Steijn van Hensbroek, Openbaar
Notaris, tevens Schout van Soest fla
ter burgemeester), in het bijzijn van
de ouderman en raden van het Groot
Gaesbëecker Gilde, zowel als In te
genwoordigheid van de Decan of De
ken en het verdere bestuur van het
Sint Anna- of Kleine Gild. De notaris
leest de voorwaarden en condities
voor waaronder de landerijen zullen
worden verhuurd en gaat dan over
tot de eigenlijke verhuring of ver*
pachting. Aangeboden wordt:
N 1 Het groot Gildsland
N 2 Het Land genaamd de Horrelaar
N 3 Het Land genaamd het voorsta
Wekeland
N 4 Het Lang genaamd het achterste
Wekeland
N 5 Het Lang genaamd de Langenhoff
N 6 Het perceel genaamd het Hofje
N 7 Het perceel genaamd de Groot
hoef (hof)
In laatstgenoemd jaar hield men zich
nog aan de oude benamingen, totdat
men bij de invoering van het kadaster
tot de voorgeschreven wettelijke
grondsbeschrijving van onroerende
goederen overging, waarin deze met
aanduiding van gemeente, sektie en
nummer werden omschreven. Jammer
genoeg zijn er geen kaarten voorhan
den waarop de gildslanden zijn aan
gegeven in de 18de eeuw of eerder.
De eerste topografische kaart van
1809, van de hand van de landmeter
I. Glimmerveen, berustende in het
Rijks-Archief te Utrecht, waarop de
gildslanden voorkomen, zijn aangege
ven met respektievelijk No. 93, 91
100 en 183.
Hoeweel op deze kaart maar vier per
celen zijn aangeduid, zijn dit onge
twijfeld de boven omschreven perce
len, die hier slechts onder vier num
mers worden genoemd. Zeer waar
schijnlijk heeft de landmeter, volko
men onbekend met de plaatselijke si
tuatie, de landerijen van het Grote
Gild onder één noemer willen terug
brengen, temeer daar verschillende
landerijen in elkaar overgaan, wat
ook duidelijk op de kaart te zien is.
Bij de aanleg van het zogenaamde
Oosterspoor, de spoorwegverbinding
tussen Amsterdam en Amersfoort in
1874, moest het Groot Gaesbeecker
Gilde gedogen dat de spoorlijn door
zijn grondgebied werd getrokken. Hoe
wel de oude gildebroeders zich berie
pen op de oude privileges, stemde men
tenslotte toch toe, waarvoor het gilde
een vergoeding in geld ontving.
Al werd door de aanleg van de spoor
weg het land in tweeën gedeeld, de
oude benaming voor het land „de Hor
relaar" bleef bestaan en is als zodanig
het meest bekend. De andere oude
toponymen zijn in de loop der tijden
verloren gegaan en uit de herinnering
verdwenen.
Slot
Bovenstaand uitvoerig relaas heeft
ons inziens aangetoond, dat zonder
dat men een exact jaar kan aanwijzen,
toch voldoende is aangetoond, dat de
oude corporatie het Sint Aagten schut
ters- of Groot Gaesbeecker Gilde van
Soest veel ouder is dan vierhonderd
jaar en de oprichting gezocht moet
worden in vóór-christelijke tijden,
toen weerbare mannen zich aaneen
sloten ter verdediging van hun gron
den en bezittingen. Vooral op het plat
te land voelde men hiervan de nood
zaak om overvallen en plunderingen
tegen te kunnen gaan. Gebruiken en
gewoonten bij het oude schuttersgilde
van Soest wijzen bepaald in die rich*
ting.
ENGELBERT HEUPERS,
6e lanóeRijen van het
cjRoot qaesBeeckeR giLöe
De
Soester
historicus
Engelbert
Heupers
aen die suytsijde die scut en
Peter willams...
Hiermede is naar wij menen aange
toond, dat de schutterij van Soest in
de Middeleeuwen reeds in het bezit
was van deze landerijen en tevens,
dat het Groot Gaesbeecker Gilde van
veel oudere datum is dan wordt aan
genomen.
De hierboven geciteerde volksrijm vonden wij in het tijdschrift „Volkshumor
op stad en dorp", afkomstig van de hand van Jozef Cornelissen. De Heren
van Gaesbeeck voelden zich oppermachtig in Vlaanderen, waar het slot Gaes-
beeck is gelegen. Andere Heren en Ridders hierbij vergeleken hadden niet
veel te betekenen, volgens de volksmond van die tijd.
Daarom is de geschiedenis van het oude Sint Aagten schutters- of Groot
Gaesbeecker Gilde van Soest, dat zo nauw verbonden was met de Heren
van Gaesbeeck, zo aantrekkelijk.
Het is bekend, dat door de eeuwen heen Soestenaren generaties lang lid waren
van het Grote Gild, zoals het Groot Gaesbeecker Gilde in de volksmond wordt
genoemd. Het lidmaatschap ging door vererving over van vader op zoon en
het werd als een bijzondere eer beschouwd zo lang lid te zijn geweest van
het oude gilde.
Het is echter tevens nu nog een bewijs, dat het Grote Gild springlevend is.
Zelfs in onze tijd is de belangstelling hiervoor nog steeds groeiende. Een
verheugend verschijnsel.
Hoe oud is het Grote Gild
Hoe oud is het Grote Gild Dit is een
vraag, die niet gemakkelijk te beant
woorden is. Er is dikwijls geprobeerd
de stichting van het Groot Gaesbee
cker Gilde exact te bepalen, zonder
bevredigend resultaat. Officieel be
staat het Groot Gaesheecker Gilde 400
jaar, een feit, dat in 1960 feestelijk
werd herdacht en gevierd.
Het oude blazoen kreeg bij die gele
genheid weer meer aanzien en het
Grote Gild kwam in de belangstelling
van 't publiek te staan. De sluimeren
de aktivitelten werden opeens tot
nieuw leven gewekt.
De stichter van het gilde
Als stichter van het Groot Gaesbee
cker Gilde werd en wordt nog altijd
aangemerkt Jacob van Gaesbeeck
(1400-1459), Heer van Putten en Strien
en bovendien Heer van Gaesbeeck,
Abcoude en Wijk bij Duurstede. Het
stamslot van de Heren van Gaesbeeck
was gelegen in België, in de nabijheid
van Brussel.
Jacob van Gaesbeeck was de enige
zoon van Zweder van Gaesbeeck en
Anna van Leyningen en bij het over
lijden van zijn ouders nog minderja
rig. Van Gaesbeeck was de partij van
de Kabeljauwen toegedaan. Intrige
en verraad was hem niet vreemd.
In een oorkonde van 1560, toen het
Gilde opnieuw werd opgericht, wordt
hij niet met name genoemd, evenmin
als zijn vader, Zweder van Gaesbeeck.
Er staat slechts: „dat welcke ghilde
ons ghefundeert, geghund. ghegheven
en ghemaakt is vanden Eerweerdigen
Heeren Heer van Gaesbeeck". Wie
hier wordt bedoeld staat allerminst
vast; het kan zowel de vader als de
zoon zijn geweest.
De overlevering
De overlevering verhaalt echter dat
Jacob van Gaesbeeck zijn enige zoon
Anton tijdens een jachtrit te paard
met een puntige stok of met de knop
van zijn rijzweep op het hoofd heeft
geslagen, omdat de jongeman in de
ogen van zijn driftige vader niet goed
te paard zat en toonde, dat hij de
edele rijkunst niet beheerste. Het was
een houding een ridder onwaardig.
De jongeman stortte dodelijk gewond
uit het zadel. Het is een overlevering,
die te Soest nog steeds wordt verteld.
De Gelderse geschiedschrijver Arend
van Sligtenhorst vermeldt in zijn
kronieken deze gebeurtenissen, zonder
de plaats te noemen waar dit tragisch
gebeuren zich afspeelde. Soest als zo
danig wordt niet genoemd. Hij - Van
Sligtenhorst - schrijft, dat de Heer
van Gaesbeeck zijn enige zoon Anto-
nie met een spitsroede op de dun-egh
(slaap) van het hoofd sloeg en ver
volgt, dat de Heer van Gaesbeeck een
opvliegend man zou zijn „van sijne
sinnen verruckt en beduyseld zijnde
door oortuytinghe van den boosen
geest", hij (immers so de gemeyne roep
gaet wi (d.i. uit) eene verdoemlycke
en overgeloovighe nieuwsgierigheyd
van d' een od d' ander beweerden had
gekoft ende in een doossien bij hem
droegh).
De middeleeuwse mens, die geen ver
klaring kon vinden voor deze afschu
welijke misdaad, geloofde dat de Heer
van Gaesbeeck de boze geest, die hem
van zijn zinnen had beroofd, in een
doosje bij zich droeg Anders zou het
toch niet mogelijk zijn geweest, dat
een vader de hand aan zijn enige zoon
sloeg.
Als boetedoening voor de gedane man
slag zou de Heer van Gaesbeeck het
reeds bestaande Sint Aegtenschutters-
gilde verschillende landerijen In Eoest
gelegen, ten geschenke hebben gege
ven. De Soestenaren zouden zich heb
ben verplicht voor het zieleheil van de
omgekomen zoon te bidden, zolang
hun corporatie zou bestaan.
Mede hierdoor zou het oude schutters
gilde verschillende landerijen in Soest
Gilde" mogen voeren en het recht
hebben verkregen het wapen van de
Heren van G&ësbeeck in hun vendel
aan te brengen.
Hierbij zij direkt opgemerkt, .dat der
gelijke schenkingen van gronden ook
door andere ridders in die tijden ge
daan zijn. Zeer waarschijnlijk om hun
macht en aanzien te versterken en om
burgers en poorters op hun hand te
krijgen, die dan op hun beurt partij
kozen voor hun heer in het politieke
spel van die dagen.
In ieder geval wordt Jacob van Gaes
beeck als de stichter en weldoener
van het Grote Gild aangemerkt, dank
zij de bekende overlevering, die aan
kracht nog niets heeft verloren en nog
steeds wordt verteld aan de jonge le
den, die hun intrede doen in het Gro
te Gild.
De overlevering is niet vrij van edel
moedigheid en ridderlijke deugden,
die toetertijd als het hoogste goed
werden beschouwd in het leven van
de adel.
Het zo tragisch en opzienbarend ge
beuren zou plaats gehad hebben in
1429. En inderdaad blijkt dat in dat
jaar Antonie van Gaesbeeck, zoon
van Jacob van Gaesbeeck en Johanna
de Ligne, is overleden.
Jacob van Gaesbeeck overleed in 1459
te Brussel. Hij werd op 15 februari
begraven in 't Karthuïzerklooster Ten
Nieuwlicht, buiten Utrecht.
Ander feitenmateriaal
Er is echter ander feitenmateriaal
voorhanden, aantonend, dat het Sint
Tegten schutters- of Groot Gaesbee
cker Gilde van veel oudere datum is
dan officieel wordt aangenomen.
De oorkonde waarin sprake is van een
heroprichting van het gilde, vermeldt
dat de oorspronkelijke fundatiebrieven
of stichtingsakten zjjn verloren ge
raakt door „geweld van oorloghe.
plunderinghe en dute tyden". Het is
zefs niet uitgesloten dat dit dokument
later dan 1560 werd afgeschreven,
Antonius Matthaeus in z\jn „de juri
gladii", hetwelk in 1689 te Leiden
werd uitgegeven, vermeldt deze oor
konde, waarin in het jaar 1560 door
de oude en nieuwe oudermannen met
hun respektieveljjke raden (het vol
tallig bestuur dus) het gilde wederom
werd opgericht Een kopie van dit
charter berust in het gemeente-archief
van Soest. Dit is het enige dokument
dat bewaard is gebleven.
De oude gildeboeken van het Grote
Gild, beginnend in 1682 tot 1782 en
vervolgens lopend tot 1907, vermelden
in de aanhef, dat alle oude bescheiden
verloren zijn geraakt.
Vierhonderd jaar of ouder
Wij hebben ons zo uitvoerig verdiept
in de stichting van het oude schutters
gilde, omdat wij aan de hand van ver
schillende oorkonden, meest leenbrie
ven uit de tijd van de middeleeuwen,
die in het Rijks-Archief te Utrecht
berusten, hebben kunnen vaststellen,
dat het Grote Gild veel ouder is dan
vierhonderd jaar, zoals officieel wordt
aangenomen.
Hiermede willen wij niet beweren de
juiste leeftijd maar ook bij benadering
te hebben vastgesteld, maar in ieder
geval hebben wij getracht te bewijzen,
dat het schuttersgilde van veel oudere
datum is.
Waar waren
deze landerijen gelegen
Het Kasteel „Gaesbeeck" in België van de Heren van Gaesbeeck
De oude charters zijn afkomstig van
de Sint Paulusabdij te Utrecht. Veel
Soestenaren waren in die tijd leen
mannen van de Abt van de Sint Pau
lusabdij, aan wie de grond toebehoor
de.
Het Grote Gild wordt genoemd in zo
genaamde verleibrieven, dit zijn brie
ven waarin iemand met een leen
wordt begiftigd. Dan wordt het gild
verder nog vermeld in beschrijvingen
van lijftochten. Dit zijn uitkeringen
van levensonderhoud, bestaande in het
vruchtgebruik van landerijen. Diverse
percelen - grond worden, omschreven
w&arin vaak„de scütA' 'of „de 'scutte
van Zoes" als landgebruikers worden
gëhoemd.
In deze charters wordt de Heer van
Gaesbeeck niet genoemd.
Opmerkelijk Is wel, dat in een ver-
leibrief van 1463 betreffende een stuk
land gelegen in Soestbroek over de
Eem, in de voormalige gemeente Hoog
land wel de naam van Van Gaesbeeck
wordt genoemd:
Wynaer ende Willam die Sloet-
maker. In oerconde des briefs
beseghelt mit onsen seghel ghe-
geven int Jaer ons heren dusent
vyerhondert ende drie op sente
scholastcaes dach".
Er zijn nog meerdere actes uit de 15de
eeuw, die positief vermelden'e dat lan
derijen in Soest gelegen, toebehoren
aan „de scut" of „die scutters van
Zoes". Een nadere naamsaanduiding
ontbreekt ook hier.
In; het kort gevèn wij enkele" zinnen
weer uit actes, opgemaakt in 1463
...een stuck lants die scut aan
op Sinte Pauwels avont con-
versium 1463
...een s^uck lants die scut... sa
terdag na sinte Pauwels con-
versium 1463
Vervolgens
Beerte Lamberts pijl weduwe
droegh op een stuck lants ghe-
leghen in de kerspel van Zoes
dat gehelegen is tussen de
brinck en de eem, daer aen
die noert-sijde aen t wester-
eijnde gelant sijn die scutters
van Zoest en voert aen die eem
toe
...Saterdach na Remigiqsdach
draegt herman andries ból op
acht schaer wyen geleghen in
een stuck lants gheheten
Krixscamp strekkende uyt die
eem tot aen des bisschopswech
toe daer noertwarts naest ge-
helghen is Beerte rycouts Wil
lams dochter met dat derden
deel van den selven camp en
Uit de oude vergeelde papieren blijkt
voldoende, dat het land van het
schuttersgilde gelegen was tussen de
Brink en de rivier de Eem. Nadere,
meer exacte gegevens worden niet
vermeld. Verondersteld werd dat toen
iedereen wist, niet alleen waar het
land was gelegen, maar ook wie de
eigenaar of gebruiker was.
Latere, jongere gegevens maken pas
duidelijk waar precies de landerijen
gelegen waren, althans worden ver
schillende percelen met name genoemd
waaronder namen, die nu nog bekend
zijn bij de gildeleden. En dan blijkt
tevens dat deze wei- en hooilanden
vanaf 1403 - om dit ja^r maar eens
aan te houden - als kollektief bezit
in eigendom toebehoorden aan de
schutters van Soest, ook wel genaamd
het Sint Aagten schutters- of Groot
Gaesbeecker Gilde.
De oude benamingen
van de landerijen
In het jaar „Anno Domino 1800 Sesde
Jaar der Nataafsche vrijheid" wordt
door Jan Steenbeek, als Ouderman
van het Grote Gild, in-het bijzijn van
zijn Raden Toon Aarse Hilhorst en
Jan Petreze Hilhorst verantwoording
afgelegd van het gevoerde beleid in
de jaren 1798, 1799 en 1800. In ge
noemde jaren zijn de Gildslanden
verhuurd en worden de ontvangsten
van de verhuring verantwoord tegen
over de gildeleden. Het is in deze re
kening dat de Gildslanden met name
worden genoemd
„die rechte helfte onderdehlt van-
de groot broeck dat te lanwert
naest gelant sijn iohan van hamel-
lenberch ende Dirck Williams en
de te zeewert die joncker van
Gaesbeeck ende..."
Juist het ontbreken van de benamin
gen van het gild, dat slechts aange
duid wordt als „de scut" of „de scutte
van Zoes" wettigt het vermoeden dat
de landerijen bij hen in gebruik, zon
der meer tinsgoederen waren, als zo
vele percelen grond, die als erfleen
daor de Sint Paulusabdij als bloot
eigenaar van de grond werden uitge
geven. Het schuttersgilde kreeg zeer
waarschijnlijk als kollektieve gebrui
ker deze gronden in erfleen, nadat het
de grond wel twee tot driehonderd
jaar en langer in gebruik had gehad.
Wanneer en op welke wijze die land
aan het oude gilde in gebruik werd
gegeven en wanneer het Grote Gild
als eigenaar van de grond kon worden
aangemerkt, verhult zich in de neve
len van de hisorie.
Alleen kunnen we er uit opmaken dat
het schuttersgilde van Soest, alias het
Groot Gaesbeecker Gilde, niet vier
honderd jaar bestaat, maar dat de
leeftijd van de corporatie minstens op
zeshonderd jaar mag worden gesteld.
Het oude charter van 1403
Het oude charter van 1403, door ons
geëxerpeerd, laten wij hier curiosi-
teitshalve volgen
Joncvrouwe Elsebeen Wouters
Schaden dochters brief
Wij Henric van poél b.d.g.g. (d.i.
bij de gratie Gods) abt t Sente
Pouwels etc. maken c(ondt) al
lu dat voer ons envoer onse
tijnsgenoten die hier nae be-
screven staen quarh willam
Gheryt Wouters soen droech ons
op ende gaf over als tijnsgheno-
ten wijsden dat recht was ende
mitten recht vardichheyt houden
sal een vyerdeel veens die helft
daer af onderdeylt ghelegen in
kriex hoevee daer te landewert
naest gehelant is Gherwijn Vol-
quijn Ricouts soen van twe
acker lands onderdeylt ghelegen
op den beke van den brencke
neder streckende op den torf
wech daer te landwert naest
ghelant isEvert ende ter zee-
wart de schutte van Zoes Doe
dit ghedaen was doe verlieden
wij ende verleenden rechte
voert dit voers goet Joncvrou
we Elsebeen Wouter Schaden
dochter vrylicken te bruken en
de te besitten in allen manyeren
onser abdien ons rechts ende
eiker mallic sijns rechts. Hy ze
waren over daer ghesciede Jan