boek van
Heupers
Historisch
Engelbert
„QROOtVAÖeRStlJÖ"
Een boek over Soest vol sagen en
heksenverlialen
met de geschiedenis van onze
straatnamen en
allerlei andere ivetensivaardigheden
Honder jaar
Straatnamen
geleden
Grootvader stijd
Het boek „Soest in grootvaderstijd" kost
tot 1 oktober a.s. 20,-. Daarna 23,50.
Soesler Courant van donderdag 4 september 1975
„soest in QROotvaöeRstrjö"
nu zelf heeroom, of ik je onder het
bouwen ook maar een strohalm in de
weg heb gelegd. Maar ik vind het
lang niet mooi, dat je nu nog niet te
vreden bent en mijn land wil af
nemen", aldus het verhaal.
De herinneringen aan Koningin Anna
Paultowna gaan over het gezin van de
grootvader van Knoppers, opperjager
in dienst van Koning Willem II op
het Palleis Soestdijk.
Enkele namen zijn ook gebleven zoals
de Eigendoms(steeg)weg, de Heuvel-
weg, de Ossendamweg en de Schou
tenkampweg en niet te vergeten de
Korte en de Lange Brinkweg. Aan
de Brinkweg wijdt Heupers enkele
bladzijden.
Er waren in Soest veel stegen, niet
meer dan zandpaden en eigenlijk al
leen bestemd voor voetgangers. De
raad van 1911 maakte er deftige stra
ten van, De Bakkerssteeg werd Bak-
kersweg; de Hoogsteeg werd Koren-
weg; de Kniesteeg werd Raadhuis
straat; de Schilders teeg, Rembrandt-
laan. De huidige Emmalaan, eerst een
pad zonder naam, toen geheten de
Nieuwe Steeg, terwijl er al een Nieu
we Steeg was, kreeg de naam Emma
laan toen men bemerkte dat er twee
Nieuwe Stegen waren. De Nieuwe
Steeg veranderde pas veel later in
Stadhouderslaan. Zo veranderde ook
later de Veenh u izerstra at in Konin-
ginnelaan.
Het Kcrkpad omstreeks 18<J0 in de nabijheid van de Petrus en Pauluskerk. Het huis rechts op de voorgrond is het
huidige café De Kuil. De stellage midden op het pad werd gemaakt om het verkeer met paard en wagens tegen te
gaan. Dat gebeurde nogal eens in de oogsttijd.
De Teutsteeg werd Korte Melmweg
genoemd'; de Heetakkenweg (heide-
akker) werd Verlengde Talmalaan.
De Schrikslaan heette vroeger
Schrikssweg; de Beetzlaan, Achter
weg. De Beetzlaan dankt zijn naam
niet aan de bekende Nicloaas Beets,
maar aan de heer Beetz, die in het
begin van deze eeuw bewoner was
van de villa „Nieuwerhoek", nu een
gedeelde van Nieuw-Mariënburg.
Bijzonder lezenswaardige zaken ver
telt Heupers van de historie van de
oude wegen, de Barenwech toen een
soort Weg-over-de-Eng en dè verbin
ding met Baarn en de rest van de
wrre'd. Over turfwegen, hooi weg en,
h wegen en het Kerkpad; over het
Dr.'fije, de Spiekerweg en de Melm
weg; de Zwarteweg, de huidige Peter
van den Breemerweg en door velen
nu nog „Zwarteweg" genoemd.
De korenmolen „De Vlijt" stond aan de Kerkstraat waar nu garage Vlug is gevestigd. Het was een oude windmolen,
die oorspronkelijk in Alkmaar stond maar in 1852 in Soest herbouwd werd.
Een legendarisch Soester, Jan Muis, voor zijn plaggenhut in het Soestervccn.
zieken en deed ook aan „ofstrieke".
Zaterdag a.s. wordt in gebouw De Rank de tentoonstelling „Oud Soest"
geopend. Die opening zal ondermeer bestaan uit de aanbieding van een
eerste exemplaar van het door Engelbert Heupers geschreven boek
„Soest in grootvaders tijd".
Engelbert Heupers is de Twent die alles over Soest weet; te weten is
gekomen door veel naspeurwerk, aandachtig luisteren wat „echte Soes-
ders" nog wisten van grootvaders tijd en ver daarvoor. Dat noteerde hij
en een aanzienlijk hoeveelheid publicaties was er een gevolg van.
Om er eens enkele te noemen: 1958 „Het stuyversgeld van de Neder
lands Hervormde Kerk van Soest"; 1959 „Kwaad volck, die zich met
smokkelarye en den bedelsak behelpen"; 1960 „Vierhonderd jaar St.
Aegten schutters- of Groot Gaesbeecker Gilde van Soest"; 1961 „De
Drie Ringen te Soest"; 1962 „De Soester Dorpsbrink"; 1963 „De Maires
van Soest"; 1965 „De Grote- en de Kleine Melm te Soest"; 1966 „Soes-
terknollen"; 1967 „De taxatie van de oude pastorie te Soest"; 1971
„Boerenwijsheid in Soest". Daar tussen door nog heel wat meer o.a.
over het gieten van een klok „tot Zoest in den jaere 1696"; over de
Lazarusberg; over de herberg op de Nieuwe Melm enz.
Deze opstellen werden gepubliceerd in het maandblad van de ver
eniging „tot beoefening en tot verspreiding van de kennis van de stad
en de provincie Utrecht".
Hij is ook medewerker van het tijdschrift „Flehite" dat zich voornamelijk
bezig houdt met het verleden en heden van Oost-Utrecht. Heupers ver
leende ook zijn medewerking bij het samenstellen van een dissertatie
van de Zweed Prof. Dr. Tore Nyberg. Die bezocht hem meermalen in
verband met zijn proefschrift: „Birgittinische Klostergründen des Mitte!-
alters". De geschiedenis van het middeleeuwse klooster Mariënburg te
Soest werd daarin opgenomen.
Er wordt verteld van. Lubbert de
Kriek, van Simon de Toovernaarden,
van Aal de Kottebeier en ook weer
van De Beer.
„Er zou te Soest een nieuwe Roomse
Kerk gebouwd worden en alfle boeren
brachten daarvoor geld bij de pastoor.
Alleen de Beer bracht niets. En toen
de pastoor hem vroeg hoe dat kwam,
zei hij: „Heeroom, geld geef ik je niet,
maar ik heb een bouwakker. Als je
daar de kerk op zetten wilt, dan kun
je het gerust doen. Een jaar later was
de kerk klaar, maar toen zij ingewijd
zou worden, liet de Beer alle mensen,
die erin wilde gaan met stokken
wegjagen, omdat hij niemand over
zijn land wou hebben. Hij had alleen
gezegd „als je daar de kerk op zetten
wil, kan je het gerust doen. En zeg
tehuis", is een hartekreet van de
auteur.
De Doodweg werd Torenstraat; de
Rijksstraatweg werd in vier stukken
verdeeld; Vredehofstraat, Burgemees
ter Grotestraat, Van Weedestraat
(naar de echtgenote van burgemeester
Grotihe), de Steenhoffstraat (naar pas
toor Steenhoff) „pastoor" mocht er
niet bij. Konsekwent werd de Bos
straat, genoemd naar dominee Bos,
niet dominee Bosstraat genoemd, maar
inkonsekwent was het dat de Galilen-
kamppelsweg niet Burgemeester Gal-
lenkamppelsweg genoemd werd als
de „Burgemeester Grothestraat. De
Rijksstraatweg kreeg in 1911 ook nog
een gedeelte dat tot op de dag van
vandaag Middelwijkstraat heet.
Het boek over „gnootvaderstijd" moet
zeer ruim genomen worden voorwat
betreft het tijdperk dat het behan
deld. Zo staan er ook wetenswaardig
heden in over het klooster Mariën
burg dat gestaan heeft aan de huidige
Eemstraat.
Het werd indertijd geplunderd door
krijgsvolk van de beruchte Gelderse
legeraanvoerder Maarten van Rossum.
Vanwege de aanleg van aardgaslei-
dingen in 1962 moest tot tweemaal
toe door het terrein waar het oude
klooster had gestaan een drag-l'ine
een sleuf graven van 2 a 2'/2 meter
diep over een afstand van meer dan
honderd meter.
Stukken middeleeuws aardewerk,
doodshoofden en beenderen kwamen
te voorschijn maar ook werd toen een
gangenstelsel van circa 1.50 meter
hoogte opengebroken. Rechtop lopen
in die gangen bleek niet mogelijk en
volgens deskundigen moeten de gan
gen gediend hebben als afvoerriolen.
Toch gaf het blootleggen van deze
gangen opnieuw voedsel aan de sa-
gervvorming rondom de oude boer
derij.
„Voor het gebruik van de vind moest
de molenaar en daarna zijn opvolgers
jaarlijks aan de rentmeester 's Lands
van Utrecht, drie lood goed fijn zilver
of de waarde daarvan opbrengen op
Sint Maarten (11 november)". Men, de
boer, betaalde in natura. Er werd
meestal van elke zak gemalen meel
een klein gedeelte afgehouden.
De „Windhond", die op de Eng stond
heeft meermalen koninklijk bezoek
gehad; in 1682 Mary II St/uart, de
gemalin van Stadhouder-Konjmg Wil
lem III en in 1911 van Koningin Wii-
hel-mina met de tweejarige Prinse®
Juliiana.
In de middeleeuwen moet in de Birkt
een molen gestaan hebben, die ge
bruikt werd door het klooster Ma-
riënhof, een mannenkonvent, waar de
volgelingen van Geertt Grote zich
hadden gevestigd.
Tenslotte heeft Heupers ook een
hoofdstuk gewijd aan de beelden die
in 1905 teruggevonden wenden bij de
restauratie van de Oude Kerk. Enkele
van de 15 beelden die toen te voor
schijn kwamen, zuilen waarschijnlijk
op de tentoonstelling in De Rank aan
wezig zijn. Heupers weet te vertellen
dat de restauratie indertijd: werd uit
gevoerd door de metselaar H. van
Schadewijk en de timmerman N.
Swager, namen uit de Soester bouw
wereld, die nu nog klinken.
„Soest in Grootvaders tyd" is een
boek dat in geen enkele Soester boe
kenkast mag ontbreken. Het mee
leven met het wel en wee van onze
gemeente stijgt met de jaren. Zo'n
4000 man, waaronder waarschijnlijk
veel „nieuwkomers", tekenden het be
zwaarschrift waardoor mogelijk de
plannen van „die plannenmakers nu
op het gemeentehuis" voorkomen
worden. Die nieuwkomers en ook al
die andere Soesters zullen veel
„nieuws" lezen in het boek van Heu
pers. dat vanaf zaterdag verkrijgbaar
is in de boekhandel.
De overweg bij het station Soestdijk omstreeks 1900.
Aan de sagen besteed Heupers veel
aandacht. „Het Enger- of Nenger-
bergje" wordt in het Soester dialect
verteld.
„Ming moeder was een goed mins.
Bar geleuvig. Wullie had'den het
arm in 't Veen, waor
woonden, maor deden niemand te
köt".
De verhalen over de „Dwaallichtjes",
het „Griesgat" op 't Korte End; de
„Duivelssagen"; „Langs het Mollen-
kerkhof" in de omgeving van de hui
dige Ossendamweg; de schat die bij
de Oude Kerk begraven moet liggen,
over Toverij en Heksen.
Mooi is het verhaal over de „vurige
beer"; het verhaal van de boer die
De Beer heette en die tijdens zijn
leven veel kwaad had gedaan. Na zijn
dood kwam hij terug en zweefde als
een vurig licht over de Eng en door
het Veen. Daar staan nu torenhoge
flats. „De oude Beer zou er zich be
slist niet thuisvoelen en spoedig ver
dwijnen", aldus schrijft Heupers, maar
het verhaal is neg steeds niet ver
geten.
Goed deed Heupers eraan in zijn
boek de verhalen op te nemen (en ze
opnieuw te bewerken) van J. Knop
pers, die in de jaren tiwintig in feuil
letonvorm verschenen in een plaatse
lijk blad te Soest en Baam. Het zijn
de verhalen „Wat Pair*--"1
vertelde" en „Herinneringen aan Ko
ningin Anna Paulowna".
„Mooi en landelijk zal het wel ge
weest zyn", zegt Heupers, „maar of
de mens van toen hiervoor veel oog
zal hebben gehad valt te betwijfelen,
's Morgens in alle vroegte, wanneer
het nauwelijks licht was, kwam men
reeds uit zyn bed, want daglicht
moest benut worden en 's avonds
wanneer het begon te schemeren ging
men naar bed. Er bleef weinig tyd
over voor beschouwing van het na
tuurgebeuren. Men besteedde weinig
aandacht aan zjjn omgeving, dat was
iets voor welgestelden", aldus de
auteur.
Hij vertelt verder iets over kinder
arbeid in die tijd, over het eekschil-
len en over „Burenplicht". Men hielp
elkaar bij ziekte, overlijden en andere
nood. „De burenplicht ontaardde
soms in een drinkgelag, waarbij zich
vooral bij begrafenissen ergerlijke
tonelen afspeelden, die nog maar al
te goed bekend zijn bij de oude Soes-
tenaren".
Het laatste hoofdstuk is gewijd aan
de Soester Molens; De Vlijt en De
Windhond; aan het Soester mole
naars-geslacht Smits, waar de Smits-
weg maar genoemd is.
Jan Muis leefde tot 1922. Hy beleesde
„Papieren Bartje" vertelde op de La
zarusberg gezeten de geschiedenis van
„Kooinies de Toverheks". Kooinies
was een moffinnetje dat per ongeluk
in Soest verzeilde, dat verliefd werd
op „Gies de Kaaloor", niet met hèm
trouwde maar met „Heinrich" en toch
in Soest bleef wonen.
Daar tussen door wordt veel meer
verhaald „om er koud van te wor
den". Bartje zegt daarvan: „Dat is het
wel. Maar het kan geen kwaad zulke
dingen eens te horen vertellen. Het
stemt een mens tot ernst, jongen. Er
is zoveel rondom in de lucht wat wy
niet zien. Het is goed daar nu en dan
eens by bepaald te worden".
Straatnamen geven kan tegenwoordig
nogal eens op moeilijkheden stuiten.
Dat was vroeger niet zo'n probleem
en veel ging van zelf; de volksmond
zorgde ervoor. „Het was in het begin
van de 20ste eeuw", schryft Heupers,
„dat een oud boerendorp als Soest
moderne allures kreeg en meende
met zyn tyd te moeten meegaan, zo
als dat heette. Burgemeester en Wet
houders van Soest namen 30 novem
ber 1911 het besluit de oude bena
mingen van bestaande wegen en ste
gen te veranderen. Men vond ze dorps
en niet meer passend in het zich snel
ontwikkelende Soest, Eeuwenoude be
namingen voor de dorpswegen werden
op die gedenkwaardige 30ste novem
ber zonder meer weggevaagd". „O die
namenmakers destijd op het gemeen-
„Honderd jaar geleden. Een ander
land was het toen. Geen snelverkeer,
geen auto's, brommers en fietsen.
Geen radio, geen televisie, geen tele
foon en in de lucht geen straaljagers
en helikopters. Kortom alle technische
middelen, die door de moderne mens
als iets vanzelfsprekends worden aan
vaard, ontbraken een eeuw geleden",
aldus Heupers.
„Politiek beroerde de gewone man
nauwelijks, onbekend als hij was met
feiten en gebeurtenissen, die in ande
re l'anden gebeurden en waarvan hij
geen notie nam, omdat hij hierin al
lerminst was geïnteresseerd of anal
fabeet was, niet kon lezen of schrij
ven. Voor de tegenwoordige mens
lijkt deze tijd er een van rust en
vrede, die door niets werd gestoord.
Men leefde gezapig en tevreden".
Aan de Brink, in de Birkt en rond
de Eng lagen de boerderijen. Achter
de Eng woonden de kleine boeren en
de daggelders die dag in dag uit,
ploeterden om de kost voor hun ge
zin te verdienen.
Toch moest er hard gewerkt
worden en veelal met de hand. Voor
meer dan honderd jaar bestond Soest
hoofdzakelijk uit boeren en boeren
arbeiders, de laatsten onder te ver
delen in boerenknechten, daggelders
of dagloners en de seizoenarbeiders.
Neringdoenden en ambachtslieden en
een paar veekooplui maakten verder
deel uit van de beroepsbevolking.