Met Raad en Daad
Tramgeschiedenis in
Spoorwe gmuseum
weer uitgebreid
De Gloeilamp jubileert
Den Haag nu met compleet
tramstel in Utrecht
[et Raac
Daad
Provincie
„groot gro
Wat iedereen moet weten over verlovingen,
huwelijken geboorte.
Drukkerij Smit
Van Weedestraat 29 Telefoon 14152
■jK/jgf- ''ijigyJ SE
Oplossing
Kruiswoordpuz:
22
221
ERFENIS KWIJT Mijn eigen huis en
andere bezittingen staan op naam van
mijn zoon, zodat hij geen successie
rechten verschuldigd zou zijn na mijn
overlijden. Nu is hij zwaar ziek gewor
den en de dokter geeft geen hoop meer.
Hoe kan ik nu bewijzen dat alles van
mij is, als hij sterft. Of erf ik dat terug?
Antwoord: De kinderen van uw zoon
zijn éérder gerechtigd tot zijn nalaten
schap dan zijn ouders en doordat het
huis en het andere onroerend goed
volgens de koopakten en het kadaster
als zijn eigendom staan omschreven,
komt alles na zijn evt. overlijden aan
uw kleinkinderen. U kunt nu geen
tweede akte meer laten opmaken, dat
alles van u is. Wenst u bij zijn leven
teruggave van het onroerend goed, dan
krijgt u te maken met de hoge over
drachtskosten en de fiscale gevolgen
voor beiden. Verscheuren van de op
gemaakte papieren helpt niet, want het
betreft officiële akten van de notaris
met gedeponeerde afschriften en ka
dastrale inschrijvingen. Het betekent
bovendien valsheid in geschrifte als u
afwijkende opgaven doet. U kunt ook
nog een overeenkomst sluiten met
uw kleinkinderen over evt. gebruik
of (symbolische) huur van het
huis enz. omdat volgens de wet elke
overeenkomst over een nog niet open
gevallen erfenis nietig is. Hopelijk
zullen uw kleinkinderen t.z.t. wel be
grip hebben voor de situatie.
KO VAN DIJK - Kunt u mij precies
geboortedatum en sterfdag opgeven
van de acteur Ko van Dijk? Wat is er
gebeurd met de Albert-van Dalsum-
ring, die hij in 1972 kreeg uitgereikt?
Wanneer werd hij precies acteur?
AntwoordHij werd op 25 juli 1916 te
Amsterdam geboren en naar zijn va
der Ko genoemd. Op de Amsterdamse
toneelschool werd hij „wegens gebrek
aan talent" niet toegelaten, maar in
1932 kon hij gaan spelen in ,,De King-
fordschool", opgevoerd door het gezel
schap van zijn vader. U weet al, dat hij
aan vele gezelschappen verbonden
was, meedeed aan radioseries, hoor
spelen en televisieprodukties. In 1957
werd hem de hoge onderscheiding
Louis d'Or toegekend, maar deze wei
gerde hij op grond van het jury-rap
port. In 1972 overhandigde Paul Steen
bergen hem de Albert-van-Dalsum-
ring. Deze heeft hij kort voor zijn dood,
n.1. na afloop van de première van zijn
laatste toneelstuk „Herfst in Riga" op
15 oktober 1977 in de Stadsschouwburg
te Haarlem doorgegeven aan de regis
seur daarvan, Peter Oosthoek. Ko van
Dijk heeft ook zelf veel stukken gere
gisseerd. Hij stierf op 6 mei 1978 in Den
Haag.
PLATEN SCHOONMAKEN - Hoe kan
ik knetterende grammofoonplaten van
het stof in de groeven ontdoen?
Antwoord: U kunt ze maar het beste
reinigen met een schoon sopje met een
goed afwasmiddel, dan naspoelen met
gewoon water en daarna afnemen met
een watje met gedestilleerd water
(verkrijgbaar bij de drogist). Laat de
platen drogen in een rekje, maar niet
bij een warmtebron. Als ze droog zijn,
moet u alle plaatkanten opwrijven met
een nieuwe antistatische platendoek.
Overigens kunt u uw platen tegen stof
beschermen door uw (nieuwe) platen
even af te nemen met een watje, dat
vochtig is gemaakt met gedestilleerd
water en dan te bespuiten met een
goede disco-spray. Dit werkt beter dan
het doekje. Het materiaal van de
grammofoonplaten trekt namelijk
door het draaien en door de wrijving
stofdeeltjes aan als gevolg van de erin
opgewekte statische elektriciteit.
Daarom kan het vooral bij bandopna
men ook nuttig zijn, een borsteltje met
een antistatisch middel aan een arm
voor de pick-up uit te laten lopen. Die
armen zijn in de handel verkrijgbaar.
Bij het beluisteren van bandopnamen
wordt het geknetter van evt. aanwezig
stof immers nog hinderlijker, omdat
het dan tweemaal is versterkt.
BILJARD KLEEFT - Wij hebben een
biljard overgenomen van iemand,
maar als wij er op spelen, rollen de
ballen niet zo best. Is het laken nu
stroef, zijn de ballen magnetisch, of
deugt dat biljard niet?
Antwoord: Het groene laken is blijk
baar vochtig geworden door de verhui
zing, of omdat het biljard in een kamer
staat waar niet gestookt werd. Daar
door ontstond een overdadige adhesie
tussen laken en ivoren ballen die de
biljarters „kleef" noemen. U moet
zorgen voor een gelijkmatige verwar
ming van het leisteen onder het laken.
Pak ook nooit met blote (vaak klam
me) handen een bal op.
Doe vooral geen dingen waar u later spijt van zou kunnen
krijgen Kom tijdig bij ons aan de zaak en laat u
vrijblijvend voorlichten op het gebied van verlovings-
huwelijks- en dankbetuigingskaarten en
geboortekaarten. Kortom; laat ons u de even smaakvolle
als uitgebreide Kennemer Kaarten Kollektie
voorleggen!
Als u daar uw persoonlijke keuze uit heeft gemaakt,
dan kan er werkelijk niets meer misgaan' Tot ziens bij.
CRAQUE In een Franse brief werd
een opmerking van mij „une craque"
genoemd. Dat vind ik niet in mijn
woordenboek. Wat is het?
AntwoordEen plat Frans woord voor
een leugen.
FOCUSAN - Mijn zoon kreeg van de
dokter focusan tegen een eczeem.
Maar dat veroorzaakt een branderig
gevoel. Kan dat wel goed zijn?
Antwoord: Ja, want dit focusan is een
werkzaam medicijn tegen allerlei
schimmelinfekties. Het is als zalf, als
smeersel en als poeder te verkrijgen en
als uw arts het voorgeschreven heeft,
moet uw zoon even door die tijdelijke
pijn heen om van zijn huidaandoening
af te komen.
Aan beide zijden van het 2e perron staat een indrukwekkende
verzameling tramwegmaterieel tentoongesteld
Toen de directie van de N.V. Gemengd bedrijf H.T.M. in april 1975 haar
electrische motorrijtuig 830 aan het Spoorwegmuseum afstond, ging dat
vergezeld van de toezegging dat een aanhangrijtuig zou volgen.
Kortgeleden is die belofte ingelost. Daardoor staat er nu op spoor 3 langs het 2e
museumperron, het spoor van de electrische stads- en streektrams, een
compleet Haags tramstel geëxposeerd, met achter die HTM 830 het aanhangrij
tuig 756.
Rijtuig 756 behoorde tot een serie van
dertig aanhangwagens (nrs 751 - 780)
met twee 2-assige draaistellen, die in
1929 op de lijnen van de Haagsche
Tramweg-Mij verscheen. De eerste
twintig rijtuigen van de door de Belgi
sche Wagonfabriek „La Brugeoise"
gebouwde serie waren zowel geschikt
voor de stadslijnen als voor de interlo
kale lijnen naar Leiden, Delft, Rijswijk
en later Voorburg. Voor die laatste
funktie waren zij dan ook uitgerust met
een drukluchtreminstallatie en ver
warmingskachels. De "verlichting
brandde zowel op de 600 V. „stads"-
spanning als op de 1200 V. van de
,,buiten"-lijnen. Behalve op de stads
lijnen 1 en 21 werd het rijtuig veel
buiten gezien, achter de motorwagens
naar Delft en Voorburg.
Dat alles heeft geduurd tot het in 1951
van de Limburgsche Tramweg-Mij
overgenomen materieel de 750-ers
voorgoed van de intercommunale lij
nen verdreef. In Den Haag zelf werden
toen op diverse stadslijnen nog bijna 14
jaren volgemaakt. Net voordat de
laatste lijn (11) eind 1965 op PCC-
exploitatie overging raakte aanhanger
756 defekt en buiten dienst. Het rijtuig
wachtte echter een nieuwe bestem
ming. Ruim acht jaar vervulde het de
rol van inlichtingenkantoor van de
Haagse WV. Het stond daartoe ach
tereenvolgens op Kijkduin, bij het sta
tion Hollandse Spoor en op de camping
Ockenburg.
Eind 1974 kwam het rijtuig, of wat daar
nog van over was, terug in de H.T.M.-
remise aan de Lijsterbesstraat. Het
werd daar door enthousiaste en vakbe
kwame medewerkers zowel in- als
uitwendig in zijn oorspronkelijke staat
teruggebracht. Na deze algehele ge
daante-verwisseling, waaruit het rij
tuig als een pronkstuk te voorschijn
kwam, werd het officieel aan het
Spoorwegmuseum overgedragen. Dat
gebeurde het afgelopen najaar door de
directeur van de H.T.M.ir. J. K.
Diekhuis. ten overstaan van ir. P. H.
Bosboom, voorzitter van de Raad van
Toezicht en mej. M. A. Asselberghs,
directrice van het museum. Onder de
hoede van twee HTM-ers in uniform
van de dertiger jaren reed het gezel
schap genodigden daarna met de
nieuwe aanwinst naar de voor het
vervoer naar Utrecht klaar staande
vrachtauto. Samen met de HTM 830
illustreert het daar nu een gedeelte van
de Nederlandse tramgeschiedenis in
het algemeen en van de Haagse in het
bijzonder.
Spoorwegmuseum helpt scriptie-
schrijver[tje]s op weg
Sinds kort klopt de scriptieschrijvende
schooljeugd met meer succes bij het
Spoorwegmuseum aan dan voorheen.
Aanvrager(tje)s om gegevens over de
spoorweghistorie krijgen een onlangs
uitgekomen kijk- en knipplaat toege
zonden. In kort bestek staat daarop in
woord en beeld een stukje geschiedenis
van de rail, dat een eerste aanzet
vormt voor een verslag over dat onder
werp door leerlingen van basisscholen.
Bevinden zich in grote bibliotheken of
bij antiquariaten nog wel standaard
werken en gedenkboeken en verschij
nen er nu nog regelmatig werkjes met
deelonderwerpen voor geïnteresseer
den, die alle met elkaar een min of
meer uitputtend overzicht geven van
wat er zich tussen 1830 en nu op
openbaar vervoersgebied in ons land
afspeelde, juist voor de jongste catego
rie geschiedschrijvers is er zeker in
onze dagen op het terrein van de
railhistorie weinig meer aan de markt.
De kijk- en knipplaat is een vel papier
in A3 - formaat, waarvan op *4 van de
ruimte even wordt geschetst hoe in de
negentiende en twintigste eeuw de
verhoudingen lagen. Op het overblij
vende gedeelte brengt een twintigtal
aquarelletjes van in het Spoorwegmu
seum aanwezig voorwerpen of afbeel
dingen diverse historische situaties in
beeld. Het geheel is ontworpen en
getekend door museummedewerker J.
van Gent.
Hoewel daar enig beleid voor nodig is,
de plaatjes kunnen worden uitgeknipt
en dienen om de scriptie of het projekt
in wording te verluchten.
Dieper-gravers kunnen dan altijd nog
hun toevlucht zoeken tot uitvoeriger
opsommingen.
CIRKEL - Wat beteker
ringetje, zoals je teg
pk ziet op films of op he
a een boek?
■tv oord- Dat is de omcirk
lopyright" ofwel auteursr
I naam van degene die het
Ikst(en) voor een film heef
In, dan wel de foto('s) of
Bgenomen of heeft doen
fplgens de Auteurswetten i
laardiger van een tekst en/
png namelijk beschermd 1
Ivernemen van zijn werk zc
Stemming dan wel betaling
ïïnag nu eenmaal geen boek
fertikel, tekst van een lied
Kilmbeelden enz. van een e
Jpiëren, overschrijven, nabool
Heen andere manier ten eij
ifgebruiken. Het is hetzelfde a
I muziek. Ais men die met een
I nemer van de radio opneemt, j
[■j die composities van een ande
S het openbaar ten gehore brer
der het betalen van auteursre
PLANT STOORT TV - Toe)
monteur de storing aan m'nk
levisie liet verhelpen, zei hij i
veroorzaakt werd door de plai
toestel. Ik heb 'm weggenaa
hoe kan een plant nu storen?
Antwoord: Niet de plant zelf ii
lijk, maar wel het vocht da
dagelijks toediende, vooral
gebruik van een verstuiver,
nisch materiaal, zoals de on
van radio en t.v., moet in een
mogelijke atmosfeer blijven,
stoven waterdamp heeft een
invloed, vooral op isolatie en
takten. De laatste kunnen do
vorming en aanslag slecht ga
tioneren. In de studio's, zen<
ten, telefooncentrales, schak
en computerzalen moet de lucl
matig droog worden gehoudei
om is het wel verstandig gee
met vochtige aarde te plaa
radio, t.v., grammofoon, 1
bandopnemer, elektronische
machine enz. of daar vlakbij pl
begieten en te bestuiven.
PIEPBOLLETJES - Hiert
vreemde witte bolletjes die i
grond om mijn kaaps viool
gevonden. Zijn die schadelijk?
Antwoord: Dit zijn geen bee
insekteneieren, maar polystyr
letjes, bijgenaamd piepspul
Men voegt deze kunststof 1
tegenwoordig aan de potgrond
hem luchtiger te maken. V<
waarde hebben ze met en vo
grond zijn er goedkopere oplo;
maar voor potgrond zijn ze g
schikt. De bijnaam danken ze
ijzingwekkend piepgeluid dat i
als kinderen er mee op glas krs
kunt al die bolletjes die u
bloempot(ten) hebt gehaald, du
weer in de aarde stoppen. E:
planten verpot kunt u zelf dgl.
letjes toevoegen. Ze zijn bij bloi
en tuincentra te koop.
De toepassing van elektrische verlichting begon met de kool-
boog. Het was Humphrey Davy die in 1808 met twee tegenover
elkaar opgestelde houtskoolstaafjes de eerste booglamp demon
streerde. Dank zij een batterij met maar liefst 2000 cellen ont
stond tussen de twee staafjes een heldere boogvormige vlam.
De eerste op het principe van de gloeilamp lijkende lichtbron
werd in 1820 gedemonstreerd door de Fransman De La Rue.
Tussen deze eerste pogingen en het uiteindelijke succes van
Joseph W. Swan in Engeland en Thomas A. Edison in Amerika,
ligt een hele reeks experimenten en kleinere en grotere succes
sen van vele geleerden en amateurchemici uit vele landen. We
noemen namen als Jobard, de Chancy, Grove, Moleyn, Goebel,
Farmer en Lodygin. Deze onderzoekers droegen met hun vin
dingen, verbeteringen en dank zij soms taai volhouden bij tot de
verdere ontwikkeling. Dat dit ook financieel geen sinecure was,
moge blijken uit een demonstratie van de Engelsman Grove,
die in 1840 zijn toehoorders van de Royal Society enige proef-
lampen toonde met behulp van een batterij waarvan elke daar
aan onttrokken kilowatt enkele honderden guldens kostte
Swan en Edison
Het principe was bekend, het ging
alleen nog om de juiste materialen
voor de gloeidraad en om het goed
luchtledig pompen van de glazen bal
lonnetjes, teneinde het verbranden van
de gloeidraad te voorkomen. Swam die
al als 17-jarige elektrische lampen
construeerde, was een bescheiden ge
leerde, die tóen hij in februari 1879 zijn
lamp aan de „Newcastle Chemical
Society" demonstreerde, nauwelijks
aandacht kreeg. Hij had toen twee
patenten op zijn naam, namelijk één
voor het luchtledig maken van de
ballon en één voor de fabricage van een
gloeidraad. Hij vond het echter onno
dig zijn lamp als zodanig te laten
patenteren.
Aan de andere kant van de oceaan
wierp 's werelds meest bekende uit
vinder (ca. 1000 patenten!zich in 1878
(hij was toen 31 jaar) met al zijn
energie en kunnen op het probleem van
de elektrische gloeilamp. Met een staf
van medewerkers heeft hij van alles
geprobeerd en duizenden proeven met
allerlei soorten gloeidraad verricht.
Uiteindelijk hadden zij een draad sa
mengesteld die het in een brandende
lamp enkele uren uithield. Het moet
voor hem en zijn medewerkers een'
onbeschrijflijke emotie zijn geweest,
toen de seconden verstreken en de
lamp haar helder licht bleef uitstralen.
Geen van hen kon of wilde die nacht
naar bed. Verrukt bleven zij kijken,
beangst ook, omdat zij vreesden dat
deze lamp, evenals zoveel van haar
voorgangsters, het elk ogenblik zou
opgeven. De minuten werden uren en
nog steeds bleef het lampje branden:
vijfenveertig uren lang. Toen doofde
het licht plotseling. De elektrische
gloeilamp was echter geboren; de
kalender vermeldde: 21 oktober 1879.
Koortsachtig werd verder gewerkt en
geëxperimenteerd. Zo werden uit alle
delen van de wereld vezelsoorten aan
gesleept om te onderzoeken hoe deze
zich als gloeidraad zouden gedragen.
Een bepaalde bamboevezel uit Japan
bleek op den duur de beste eigenschap
pen te bezitten. Toen Edison bekend
maakte dat hij een nieuwe lichtbron
had uitgevonden en dat hij die op 31
december 1879 in de tuin van zijn
laboratorium „Menlo Park" te New
Jersey zou tonen, was er een heel
andere reactie dan bij Swan. De Penn-
sylvania Spoorwegmaatschappij
moest extra treinen inlassen om de
nieuwsgierigen naar de plaats van het
wonder te vervoeren. Toen meer bij
zonderheden over Edison's lamp be
kend werden, ontstond op de New
Yorkse beurs een ware paniek: de
aandelen in de gasmaatschappijen kel
derden en de aandelen in „Edison
Electric Light Company" stegen met
rond 3500 per aandeel.
De zegetocht van de electrische gloei
lamp bleef nog een aantal jaren uit,
want om dit licht tot een succes te
maken waren nog vele zaken 'nodig,
zoals dynamo's, draden en kabels,
schakelaars, isolatiemateriaal, meters
om de verbruikte stroom te meten,
enz., enz. Allemaal dingen die men
tegenwoordig overal te kust en te keur
kan kopen, maar die toen, evenals de
gloeilamp zelf. nog geen massa-artikel
waren. Het was weer de geniale uitvin
der Edison die zich op al deze proble
men wierp. Tot de vele dingen waar
voor hij op dit gebied een goede
oplossing vond, behoort ook de schroef-
huls waarmee wij nu nog gloeilampen
met het electrisch net verbinden. Deze
huls draagt de naam Edison-huls en zo
is tenminste in één onderdeel van de
lamp die hij technisch én economisch
bruikbaar maakte, zijn naam ver
eeuwigd.
Belangrijke verbetering in
1912
De gloeilamp deed haar intrede in
Europa via de wereldtentoonstelling
van 1891 te Parijs. Met zijn inzending
had Edison een daverend succes. Toen
in de „oude wereld" enkelen zich
gingen toeleggen op de fabricage van
gloeilampen, waren er in Amerika al
ruim 30 fabrieken op dit terrein bezig.
Er ontstond dan ook een zware concur
rentiestrijd. De opmars werd boven
dien ernstig vertraagd door de uitvin
ding van het gasgloeikousje in 1893
door Auer von Welsbach, waardoor de
kwalititeit én nuttig effect van het
gaslicht plotseling met een grote
sprong verbeterenden. Een van dege
nen die zich buiten de Verenigde Staten
gingen toeleggen op de fabricage van
gloeilampen was de Nederlander Ir.
Gerard Philips, die in een schuurtje
achter het ouderlijk huis te Zaltbom-
mel experimenteerde. In 1891 werden
in Eindhoven de Philips' Goeilampen-
fabrieken opgericht. De eerste jaren
werkte men slechts met enkele tiental
len mensen en de dagproductie be
droeg ongeveer 400 lampen. Voor zijn
gloeidraad heeft Philips nooit Edison's
bamboedraad gebruikt, maar steeds
de zogenaamde gespoten kooldraad.
Het procédé daarvan is vrijwel gelijk
aan de manier waarop een kunstzijde
draad wordt gespoten. Het procédé is
in principe afkomstig van J. W. Swan.
Deze kooldraadlamp verspreidde een
rossig aandoend licht. De tempera
tuur van de gloeidraad was ca. 2000° C
en de specifieke lichtstroom bedroeg 3
lumen per Watt.
Dat men in dat Eindhovense fabriekje
met zijn tijd meeging, blijkt wel uit het
fe't dat de electriciteitstentoonstelling
die 1902 te Düsseldorf werd gehouden
geheel met Philips lampen werd ver
licht. Dezelfde uitvinder die in 1893 met
zijn gasgloeikous de opmars van de
gloeilamp tijdelijk ophield, vervaar
digde in 1898 een gloeidraad van het
metaal osmium. Het nuttig effept van
de gloeilamp werd daarmee aanmer
kelijk verbeterd. Wolfraam, het harde,
moeilijk smeltbare metaal, waarvan
nu nog de gloeidraden worden ver
vaardigd, werd in 1904 bij de fabricage
betrokken. Aanvankelijk werd de
draad gespoten. In 1910 slaagde de
Amerikaan Coolidge erin wolfraam
ook als draad te trekken. De „getrok
ken draadlamp" deed daarmee haar
intrede. Philips was in 1911 op de
markt met lampen met deze nieuwe
gloeidraad. De specifieke lichtbron
was gestegen tot 8 lumen per Watt en
het licht was witter geworden. In 1912
volgde opnieuw een zeer belangrijke en
principiële verbetering. Dr. Irving
Langmuir vond een methode om het
nuttig effect van de gloeilamp aan-
merkelijk te verbeteren. De vacuüm
gepompte ballon werd met een gas
gevuld, waardoor de gloeidraad niet
meer zo snel verdampte; bovendien
spiraliseerde hij de gloeidraad, waar
door de uitgezonden lichtstroom kon
worden verhoogd. Op 22 november 1913
verlichtte Philips de Kalverstraat - een
van Amsterdam's belangrijkste win
kelstraten - met lampen van dit type.
Per „kaars" lichtsterkte (een toender-
tijd internationaal gebruikte eenheid)
verbruikte deze lamp slechts een ver
mogen van ca. 0,5 Watt. Ze is dan ook
bekend geworden onder de naam Half-
watt lamp. Reeds spoedig bleek deze
lamp, die in het begin alleen maar in
grote eenheden gemaakt kon worden
(500 - 1500 Watt) een geduchte concur
rent te zijn van de toen veel toegepaste
koolspitsbooglamp. Deze laatste werd
verdrongen als lichtbron van straten,
pleinen, industrieterreinen, stations
emplacementen, e.d. Toen Philips in
1914 met een kleine gasgevulde lamp -
de Argalamp, zo genoemd naar het
o.m. voor de vulling toegepaste Argon-
gas - op de markt kwam, voltrok zich
dezelfde ingrijpende verandering op
het gebied van winkel- en huisverlich
ting. Deze lamp gaf wit licht; de
temperatuur van de gespiraliseerde
gloeidraad bedroeg 2400 - 2700°C en de
lichtstroom was gestegen tot 12 lumen
per Watt. De 100 „kaars" Argalamp
verdrong het gasgloeilicht, en maakte
het electrische licht tot de veiligste,
goedkoopste en meest populaire ver
lichting. Dit proces werd nog extra
bevorderd door de moeilijkheden die in
de eerste wereldoorlog op vele plaat
sen bij de gasvoorziening optraden. De
Argalamp heeft voor Philips behalve
een toenemende omzet van gloeilam
pen nog andere ingrijpende gevolgen
gehad. De gerichte research had haar
grote nut bewezen. Op 1 januari 1914
werd de grondslag gelegd voor het zo
beroemd geworden Philips Natuur
kundig Laboratorium, door de aanstel-
king van Dr. G. Holst en enige mede
werkers, die met het wetenschappelijk
onderzoek werden belast.
Door het hoger worden van de licht
stroom werd de kans op verblinden bij
lampen met een heldere ballon steeds
groter. Uitwendig matteren kende men
al zeer vroeg. De zo bewerkte lampen
frerden echter spoedig vuil. Inwendig
matteren was daarom eeen logische
verdere stap. Philips bedekt in 1916 de
heldere ballon met een dunne laag
melkglas. Dit procédé werd later ver
beterd door de ballon te bedekken met
een wit poeder van kwarts. Zo kwam in
1922 de „Argenta" lamp op de markt.
Philips was verder een pionier op het
gebied van de edelgassen. In 1913 al
werden lampen gevuld met argon.
Vulling met het uiterst zeldzame kryp
ton (dat voor slechts 1/20.000.000 ge
deelte in de atmosfeer voorkomt) liet
iets langer op zich wachten. Vooral
kleinere typen lampen, bijvoorbeeld
mijnlampen, werden met dit gas ge
vuld. In 1933 werd het gloeilichaam nog
sterker geconcentreerd door de gloei
draad dubbel te gaan spiralise-
ren. De specialist in het laborato
riumteam waaraan Philips op het ge
bied van de gloeidraad-technologie
veel te danken heeft, is Ir. A. de
Graaff. De dubbel gespiraliseerde
gloeidraad werd o.m. toegepast in de
zogeheten „Bi-arlita" lamp, die met
een lichtstroom van 14 lm/W in 1933 op
de markt kwam. Voortbouwend op het
geconcentreerde kleine gloeilichaam
kwam men tot een reeks van lampen,
sommige daarvan met gericht licht,
dank zij gedeeltelijke verspiegeling
van de ballon. Ook dit is een procédé
geweest waarbij enorm veel research
is verricht. Aanvankelijk verspiegelde
men aan de buitenzijde. Op hete plek
ken kon deze spiegel op den duur gaan
'afbladderen. Stap voor stap werd daar
om de techniek van de inwendige
zilverspiegel (langs chemische weg
verkregen) en van de inwendige alu-
miniumspiegel (door overdampen van
metallisch aluminium in vacuumont
wikkeld. Door al deze verbeteringen is
de efficiency van de 100 W gloeilamp
geleidelijk gestegen van 3 lm/W in 1892
tot nu nu ca. 14 lm/W. De productie
methode is in de loop van de jaren
uitgegroeid van handwerk tot een vol
komen machinaal bedrijf. In dit op
zicht heeft Philips een belangrijke rol
gespeeld. Eentonig werk in een warme
en lawaaierige omgeving kon worden
uitgebannen en de productie kon der
mate worden opgevoerd dat de prijs
sterk kon zakken. De eerste kooldraad-
lampen van Philips kostten Hfl. 3,25
(geldswaarde van rond 1900!); de
standaardgloeilamp van nu kost - on
danks fors gestegen grondstofprijzen
en lonen - ongeveer Hfl. 2,00. In zijn
boek „The Electric Lamp Industry"
(New York 1949, pag. 311) schrijft de
Amerikaan Arthus A. Bright:
„Of all the European countries, Philips
seems tot have been the most outstan-
ding in research and development. It
pioneered in the design of photoflash
lamps, in the use of the heaviest inert
gases for gas filled lamps, in machine-
ry development and in other directions
of incandescent lamps design and pro
duction".
Door steeds verbeterende technieken
en niet aflatende research kwamen
speciale lampen voor bepaalde toepas
singsgebieden tot stand, vaak op ver
zoek. Voorbeelden daarvan zijn de
cinema-projectielamp en de film- en
fotostudiolampen waarmee Philips in
1925 op de markt kwam en de spots
voor etalageverlichting van na de
tweede wereldoorlog. De etaleurs wil
den iets hebben waarmee ze het egale,
schaduwloze licht van de sedert 1945 op
de markt zijnde buisvormige fluores
centielampen „TL" konden doorbre
ken. Deze nieuwe lichtbron veroverde
de wereld stormenderhand. Ze maakte
toen vooral opgang omdat ze veel licht
leverde voor weinig energie. Na de
oorlogsperiode had de mensheid een
enorme lichthonger en de energie was
schaars door verwoeste centrales,
moeilijk transport van kolen, etc., etc.
Andere eerdere specialiteiten waren in
1930 de eerste auto-duplo lampen en in
1936 de fotoflitslamp: de „Photoflux",
die met haar aluminium-magnesium-
draad als verbrandend materiaal in
korte tijd over heel de wereld werd
toegepast. Voorts zijn er lampen met
inwendige spiegels, smalfilm- en foto
lampen, etalage - en andere buisvormi
ge lampen zoals de „Philinea". Specia
listische lampen als de infraphil-,
warmte- en droogstralerlampen,
speelse lampen als kerstboom- en il
luminatielampen, kroon- en kaarslam
pen. Verder zijn er vele soorten minia
tuurlampen, daglichtlampen, „fla-
me"-lampen, kogellampen en lampen
met versterkte constructie (voor bij
voorbeeld kermissen, e.d.), kopspie-
gellampen, ovenlampen, vuurtoren
lampen, signaallampen, vliegtuig-
lampen, schakelbordlampen, persglas-
lampen, etc., etc. Ondanks een voort
durend alert streven naar beperking
van het aantal typen door o.m. stan
daardisatie, is het totaal aantal ver
schillende lampen (met de verschil
lende vermogens en wattages, diame
ters, Edison- of bajonethulzen, helder,
opaal of met inwendige verspiegelin
gen, kleuren, etc., etc.) dat door een
bedrijf als Philips op de markt wordt
gebracht ca. 40.000!
Halogeenlampen
Er is aan de gloeilamp in de loop der
jaren zoveel gesleuteld, dat er qua
lichtstroom nauwelijks nog iets verbe
terd zou kunnen worden. De samen
hang levensduur - lichtopbrengst heeft
al jaren geleden zijn optimum gevon
den voor de klassieke gloeilamp. Een
nieuwe doorbraak werd gerealiseerd
met de halogeenlamp 1960), die qua
karakter tot de groep gloeilampen
behoort. Het is op lichtgebied een van
de meest belangrijke ontwikkelingen
van de laatste 20 jaar. Afgezien van de
hoge specifieke lichtstroom van 20-30
lm/W (afhankelijk van het type) is het
bijzondere van de lamp de aanwezig
heid van een kleine hoeveelheid spe
ciaal gasmengsel binnen de glasballon.
Door dit gas heeft er - zelfs aan het
einde van de levensduur (ca. 2.000
branduren) geen afzwarting plaats op
de ballonwand, zoals dat bij normale
gloeilampen op den duur wel gebeurt.
Als men een electrische stroom door de
wolfraamdraad van een gloeilamp
stuurt, wordt deze verhit. Des te hoger
de temperatuur, des te meer licht. Op
hetzelfde moment echter, begint de
wolfraamdraad te verdampen. Een
proces dat sneller gaat naarmate de
temperatuur stijgt. De gloeidraad
wordt steeds dunner, en mede doordat
hij niet meer over het gehele oppervlak
regelmatig verdampt, ontstaan er
zwakkere plekken waar hij tenslotte
doorbrandt.
De temperatuur van het filament kan
slechts verhoogd worden - mits men
eenzelfde levensduur wil aanhouden -
als de verdampingssnelheid vertraagd
kan worden. Dit bereikte men o.a.
door, zöals reeds door Langmuir werd
gedaan, de ballon te vullen met een
edelgas. In dat geval botsen de ver
dampte wolfraammoleculen tegen de
moleculen van het edelgas en komen
gedeeltelijk weer op de gloeidraad
terug. Een gedeelte van de wolfraam
moleculen slaat neer op de ballon-
wand. Deze wordt vuil - men noemt dat
afzwarten - zodat de ballon minder
licht doorlaat. Met andere woorden, de
lichtstroom .c.q. het lichtrendement
wordt steeds kleiner.
De verdamping van de gloeidraad, en
dus ook het afzwarten van de ballon-
wand. kunnen worden tegengegaan
door aan het gasmengsel in de ballon
een kleine hoeveelheid halogeen,'zoals
broom of jodium toe te voegen. Wan
neer dan aan bepaalde temperatuur
eisen wordt voldaan, ontstaat er een
z.g. regeneratieve cyclus in de lamp:
de wolfraammoleculen die anders op
de ballonwand zouden neerslaan, ver
binden zich met het halogeen tot een bij
de wandtemperatuur - die lager is dan
de temperatuur van de gloeidraad -
vluchtige verbinding, die op of in de
omgevind van de gloeidraad weer ont
leedt, waarbij het vrijgekomen wolf
raam weer op de gloeidraad neerslaat.
Het vrijgekomen halogeen verbindt
zich bij de ballonwand opnieuw met
wolfraammoleculen. Het halogeen fun
geert dus als transportmiddel om het
verdampte wolfraam naar de gloei
draad terug terug te brengen, zodat de
wolfraammoleculen geen kans krijgen
om op de ballonwand neer te slaan,
waardoor de ballon helder blijft. De
regeneratieve cyclus heeft daarnaast
nog het voordeel dat de lamp drastisch
kan worden verkleind, omdat de wand
(van ballon- of buisvormige lamp)
immers niet afzwart. Omdat de af
stand van het filament tot de ballon
wand is verkleind, is deze van een
glassoort vervaardigd die eerst bij een
zeer hoge temperatuur smelt,- zoals
kwartsglas. De verkleinde ballon is
veei steviger. Vullen met een gas onder
hogere druk kan zonder bezwaar. De
verdampingssnelheid van het wolf
raamfilament werd daardoor nog
maals verminderd. Aldus kan bij be
houd van de levensduur van het fila
ment de lichtstroom efficiency)
belangrijk vergroot worden, terwijl de
lichtterugval vrijwel nihil is. Geduren
de de levensduur van de lamp blijft ook
de kleurtemperatuur van het filament
nagenoeg gelijk. De toepassingsmoge
lijkheden van halogeen gloeilampen
zijn even uiteenlopend als talrijkaan
stralen van gebouwen, monumenten en
fonteinen en als algemene verlichting
voor sportvelden, zwembaden, parken,
hallen, zalen, vliegvelden en fabrieken.
Er zijn halogeenlampen voor 8- en 16
mm smalfilmprojectoren, dia- en over-
head-projectoren. Deze zijn klein van
afmeting, waardoor de weg naar klei
nere en meer handelbare projectoren
werd geopend. Er zijn verder halogeen
studiolampen voor kleurenfilm- en TV-
opnamen, halogeen kwartsinfrarood-
lampen voor verwarmingsovens, halo
geen lampen voor kopieerapparaten en
voor autoverlichting als mist- en ver-
stralers. maar ook als „Duplo"-PH4
uitvoering met twee filamenten: een
voor de dimbundel en een voor de
hoofdbundel. Met deze opsomming zijn
wij nog lang niet volledig geweest. De
invoering van het halogeen principe
heeft een uitgebreid scala van toepas
singsgebieden geopend, waarvan het
einde voorlopig nog niet in zicht zal
komen. Wat de toekomst op het gebied
van de gloeilamp nog te zien zal geven,
kan niemand zeggen. Een feit is dat ze
na de komst van de eerste gasontla
dingslampen rond 1930 steeds meer
concurrenten kreeg in haar taak: de
mensheid veilig en goed licht te ver
schaffen. Men zou dit kunnen zien als
een beperking en misschien zelfs wel
als een bedreiging. Deskundigen zien
echter voor de gloeilamp tot in lengte
van dagen nog vele belangrijke taken
weggelegd.
Bij dit eeuwfeest is het goed te beden
ken dat de gloeilamp de mensheid een
grote steun is geweest op weg naar de
huidige stand van de technische en
maatschappelijke ontwikkeling. Het
electriciteitsnet is ontstaan om de elec
trische verlichting algemeen mogelijk
te maken. De gloeilamp was er eerder
dan de centrales, de kabels, etc. Indi-
reet is de gloeilamp dus de motor
geweest voor alle verder ontwikkeling
van het industrieel en huishoudelijk
Kï ïi Van e,ectriciteit. waaronder
ook radio en televisie. In dit opzicht is
het lijkt ons, interessant te vermelden
oÜh d°°r Phi,iPE op de markt
rJrtirfom6 radiobuizen (toendertijd
fngStlampen genoemd
ïTm,! ri S Zljn afSeleld van de gloei-
De verdere ontwikkeling van de
start611 hle,'ln dus 00k 2ijn
Maar laten wij ons niet te ver r. Mriiven
van ons uitgangspunt: de jubilerende
goeilamp. b,et ideaal van de zeer velen
dit ieder op -,un pIaats en lijtl gewerlit
hebben aan de totstandkoming en ver-
betenng van deze lichtbron is zeker
indèvSfaa' De Sloeilamp bracht
dne?H i Cht voor iedereen" en
ooet dat nu nog!
Gedeputeerde Staten van Utre<
het eindrapport van de Utrecht
nenlands bestuur doen toekome
Bij dit rapport is een memoi
gevoegd met daarin het vt
standpunt van GS ten aanzien
ze kwestie.
Gedeputeerde drs. A. G. W. Scl
pleitte tijdens een perslunch v
evenwichtige opbouw van d
sturslagen, te weten rijk, provi
gemeente.
Van samenwerkingsverbanden
gemeenten onderling prege>
zoals bijvoorbeeld de SAU
werkingsverband Aggloi
Utrecht) toonde hij zich geei
stander voor zover zij plann
I .coördinerend optreden. „Plam
H. TIJSSELING MELLE
Ossendamweg 33
3768 CW Soest
Telefoon 02155-1813
Gediplomeerd schoonhe
specialiste, pedicure ei
manicure.
Uw Shiseido depositair
Voor uw zonnebari
zonnehemel kuur
meer dan bruin alle
Medische apparatuur.
"Bf '69 MB '2,9 '-ia) 'ï9
'09 :jnu '8Q :svia is :sb3 '99
'tg luapB '39 :aaa 'IS
'Lf lUBjjof -gt :jbb '8f :um.i s*
'0* '.ooq '2,8 :inp '98 'fS
:uojnq '08 'iz :urijsaoA\
■fz -ge ipuci-ioi zz
'61 !unp '2,1 :soiu gi tsooojd '8
'11 !ibb.ioui '6 !)oou '8 !bj i
leao 'g :uaa ïaSBUii 's '8
:|tj
•pmSei zi :jïuo.ï)S '\l !dï '0
'89 H '99 :uds '99 Msinaw *39
'6g Maad '99 :3uiai '89 Itui
:mi 'og ifi -gt :uo '2J :to '9t
;iib st mib 'Tfr '0t '-rnjsB 'f
'88 :seq -£8 '98 'W* '88
■oq '08 'so f,z a'B '83 I'D'V '98
■fz Maps \z i'oxv'N 08 :s
:j°P Ll :ieapue>i -91 ',iu\o tl
'ojjaui oi Utu "6 'uo.iaqo '9
S