Met Raad en Daad Tramgeschiedenis in Spoorwe gmuseum weer uitgebreid De Gloeilamp jubileert Den Haag nu met compleet tramstel in Utrecht [et Raac Daad Provincie „groot gro Wat iedereen moet weten over verlovingen, huwelijken geboorte. Drukkerij Smit Van Weedestraat 29 Telefoon 14152 ■jK/jgf- ''ijigyJ SE Oplossing Kruiswoordpuz: 22 221 ERFENIS KWIJT Mijn eigen huis en andere bezittingen staan op naam van mijn zoon, zodat hij geen successie rechten verschuldigd zou zijn na mijn overlijden. Nu is hij zwaar ziek gewor den en de dokter geeft geen hoop meer. Hoe kan ik nu bewijzen dat alles van mij is, als hij sterft. Of erf ik dat terug? Antwoord: De kinderen van uw zoon zijn éérder gerechtigd tot zijn nalaten schap dan zijn ouders en doordat het huis en het andere onroerend goed volgens de koopakten en het kadaster als zijn eigendom staan omschreven, komt alles na zijn evt. overlijden aan uw kleinkinderen. U kunt nu geen tweede akte meer laten opmaken, dat alles van u is. Wenst u bij zijn leven teruggave van het onroerend goed, dan krijgt u te maken met de hoge over drachtskosten en de fiscale gevolgen voor beiden. Verscheuren van de op gemaakte papieren helpt niet, want het betreft officiële akten van de notaris met gedeponeerde afschriften en ka dastrale inschrijvingen. Het betekent bovendien valsheid in geschrifte als u afwijkende opgaven doet. U kunt ook nog een overeenkomst sluiten met uw kleinkinderen over evt. gebruik of (symbolische) huur van het huis enz. omdat volgens de wet elke overeenkomst over een nog niet open gevallen erfenis nietig is. Hopelijk zullen uw kleinkinderen t.z.t. wel be grip hebben voor de situatie. KO VAN DIJK - Kunt u mij precies geboortedatum en sterfdag opgeven van de acteur Ko van Dijk? Wat is er gebeurd met de Albert-van Dalsum- ring, die hij in 1972 kreeg uitgereikt? Wanneer werd hij precies acteur? AntwoordHij werd op 25 juli 1916 te Amsterdam geboren en naar zijn va der Ko genoemd. Op de Amsterdamse toneelschool werd hij „wegens gebrek aan talent" niet toegelaten, maar in 1932 kon hij gaan spelen in ,,De King- fordschool", opgevoerd door het gezel schap van zijn vader. U weet al, dat hij aan vele gezelschappen verbonden was, meedeed aan radioseries, hoor spelen en televisieprodukties. In 1957 werd hem de hoge onderscheiding Louis d'Or toegekend, maar deze wei gerde hij op grond van het jury-rap port. In 1972 overhandigde Paul Steen bergen hem de Albert-van-Dalsum- ring. Deze heeft hij kort voor zijn dood, n.1. na afloop van de première van zijn laatste toneelstuk „Herfst in Riga" op 15 oktober 1977 in de Stadsschouwburg te Haarlem doorgegeven aan de regis seur daarvan, Peter Oosthoek. Ko van Dijk heeft ook zelf veel stukken gere gisseerd. Hij stierf op 6 mei 1978 in Den Haag. PLATEN SCHOONMAKEN - Hoe kan ik knetterende grammofoonplaten van het stof in de groeven ontdoen? Antwoord: U kunt ze maar het beste reinigen met een schoon sopje met een goed afwasmiddel, dan naspoelen met gewoon water en daarna afnemen met een watje met gedestilleerd water (verkrijgbaar bij de drogist). Laat de platen drogen in een rekje, maar niet bij een warmtebron. Als ze droog zijn, moet u alle plaatkanten opwrijven met een nieuwe antistatische platendoek. Overigens kunt u uw platen tegen stof beschermen door uw (nieuwe) platen even af te nemen met een watje, dat vochtig is gemaakt met gedestilleerd water en dan te bespuiten met een goede disco-spray. Dit werkt beter dan het doekje. Het materiaal van de grammofoonplaten trekt namelijk door het draaien en door de wrijving stofdeeltjes aan als gevolg van de erin opgewekte statische elektriciteit. Daarom kan het vooral bij bandopna men ook nuttig zijn, een borsteltje met een antistatisch middel aan een arm voor de pick-up uit te laten lopen. Die armen zijn in de handel verkrijgbaar. Bij het beluisteren van bandopnamen wordt het geknetter van evt. aanwezig stof immers nog hinderlijker, omdat het dan tweemaal is versterkt. BILJARD KLEEFT - Wij hebben een biljard overgenomen van iemand, maar als wij er op spelen, rollen de ballen niet zo best. Is het laken nu stroef, zijn de ballen magnetisch, of deugt dat biljard niet? Antwoord: Het groene laken is blijk baar vochtig geworden door de verhui zing, of omdat het biljard in een kamer staat waar niet gestookt werd. Daar door ontstond een overdadige adhesie tussen laken en ivoren ballen die de biljarters „kleef" noemen. U moet zorgen voor een gelijkmatige verwar ming van het leisteen onder het laken. Pak ook nooit met blote (vaak klam me) handen een bal op. Doe vooral geen dingen waar u later spijt van zou kunnen krijgen Kom tijdig bij ons aan de zaak en laat u vrijblijvend voorlichten op het gebied van verlovings- huwelijks- en dankbetuigingskaarten en geboortekaarten. Kortom; laat ons u de even smaakvolle als uitgebreide Kennemer Kaarten Kollektie voorleggen! Als u daar uw persoonlijke keuze uit heeft gemaakt, dan kan er werkelijk niets meer misgaan' Tot ziens bij. CRAQUE In een Franse brief werd een opmerking van mij „une craque" genoemd. Dat vind ik niet in mijn woordenboek. Wat is het? AntwoordEen plat Frans woord voor een leugen. FOCUSAN - Mijn zoon kreeg van de dokter focusan tegen een eczeem. Maar dat veroorzaakt een branderig gevoel. Kan dat wel goed zijn? Antwoord: Ja, want dit focusan is een werkzaam medicijn tegen allerlei schimmelinfekties. Het is als zalf, als smeersel en als poeder te verkrijgen en als uw arts het voorgeschreven heeft, moet uw zoon even door die tijdelijke pijn heen om van zijn huidaandoening af te komen. Aan beide zijden van het 2e perron staat een indrukwekkende verzameling tramwegmaterieel tentoongesteld Toen de directie van de N.V. Gemengd bedrijf H.T.M. in april 1975 haar electrische motorrijtuig 830 aan het Spoorwegmuseum afstond, ging dat vergezeld van de toezegging dat een aanhangrijtuig zou volgen. Kortgeleden is die belofte ingelost. Daardoor staat er nu op spoor 3 langs het 2e museumperron, het spoor van de electrische stads- en streektrams, een compleet Haags tramstel geëxposeerd, met achter die HTM 830 het aanhangrij tuig 756. Rijtuig 756 behoorde tot een serie van dertig aanhangwagens (nrs 751 - 780) met twee 2-assige draaistellen, die in 1929 op de lijnen van de Haagsche Tramweg-Mij verscheen. De eerste twintig rijtuigen van de door de Belgi sche Wagonfabriek „La Brugeoise" gebouwde serie waren zowel geschikt voor de stadslijnen als voor de interlo kale lijnen naar Leiden, Delft, Rijswijk en later Voorburg. Voor die laatste funktie waren zij dan ook uitgerust met een drukluchtreminstallatie en ver warmingskachels. De "verlichting brandde zowel op de 600 V. „stads"- spanning als op de 1200 V. van de ,,buiten"-lijnen. Behalve op de stads lijnen 1 en 21 werd het rijtuig veel buiten gezien, achter de motorwagens naar Delft en Voorburg. Dat alles heeft geduurd tot het in 1951 van de Limburgsche Tramweg-Mij overgenomen materieel de 750-ers voorgoed van de intercommunale lij nen verdreef. In Den Haag zelf werden toen op diverse stadslijnen nog bijna 14 jaren volgemaakt. Net voordat de laatste lijn (11) eind 1965 op PCC- exploitatie overging raakte aanhanger 756 defekt en buiten dienst. Het rijtuig wachtte echter een nieuwe bestem ming. Ruim acht jaar vervulde het de rol van inlichtingenkantoor van de Haagse WV. Het stond daartoe ach tereenvolgens op Kijkduin, bij het sta tion Hollandse Spoor en op de camping Ockenburg. Eind 1974 kwam het rijtuig, of wat daar nog van over was, terug in de H.T.M.- remise aan de Lijsterbesstraat. Het werd daar door enthousiaste en vakbe kwame medewerkers zowel in- als uitwendig in zijn oorspronkelijke staat teruggebracht. Na deze algehele ge daante-verwisseling, waaruit het rij tuig als een pronkstuk te voorschijn kwam, werd het officieel aan het Spoorwegmuseum overgedragen. Dat gebeurde het afgelopen najaar door de directeur van de H.T.M.ir. J. K. Diekhuis. ten overstaan van ir. P. H. Bosboom, voorzitter van de Raad van Toezicht en mej. M. A. Asselberghs, directrice van het museum. Onder de hoede van twee HTM-ers in uniform van de dertiger jaren reed het gezel schap genodigden daarna met de nieuwe aanwinst naar de voor het vervoer naar Utrecht klaar staande vrachtauto. Samen met de HTM 830 illustreert het daar nu een gedeelte van de Nederlandse tramgeschiedenis in het algemeen en van de Haagse in het bijzonder. Spoorwegmuseum helpt scriptie- schrijver[tje]s op weg Sinds kort klopt de scriptieschrijvende schooljeugd met meer succes bij het Spoorwegmuseum aan dan voorheen. Aanvrager(tje)s om gegevens over de spoorweghistorie krijgen een onlangs uitgekomen kijk- en knipplaat toege zonden. In kort bestek staat daarop in woord en beeld een stukje geschiedenis van de rail, dat een eerste aanzet vormt voor een verslag over dat onder werp door leerlingen van basisscholen. Bevinden zich in grote bibliotheken of bij antiquariaten nog wel standaard werken en gedenkboeken en verschij nen er nu nog regelmatig werkjes met deelonderwerpen voor geïnteresseer den, die alle met elkaar een min of meer uitputtend overzicht geven van wat er zich tussen 1830 en nu op openbaar vervoersgebied in ons land afspeelde, juist voor de jongste catego rie geschiedschrijvers is er zeker in onze dagen op het terrein van de railhistorie weinig meer aan de markt. De kijk- en knipplaat is een vel papier in A3 - formaat, waarvan op *4 van de ruimte even wordt geschetst hoe in de negentiende en twintigste eeuw de verhoudingen lagen. Op het overblij vende gedeelte brengt een twintigtal aquarelletjes van in het Spoorwegmu seum aanwezig voorwerpen of afbeel dingen diverse historische situaties in beeld. Het geheel is ontworpen en getekend door museummedewerker J. van Gent. Hoewel daar enig beleid voor nodig is, de plaatjes kunnen worden uitgeknipt en dienen om de scriptie of het projekt in wording te verluchten. Dieper-gravers kunnen dan altijd nog hun toevlucht zoeken tot uitvoeriger opsommingen. CIRKEL - Wat beteker ringetje, zoals je teg pk ziet op films of op he a een boek? ■tv oord- Dat is de omcirk lopyright" ofwel auteursr I naam van degene die het Ikst(en) voor een film heef In, dan wel de foto('s) of Bgenomen of heeft doen fplgens de Auteurswetten i laardiger van een tekst en/ png namelijk beschermd 1 Ivernemen van zijn werk zc Stemming dan wel betaling ïïnag nu eenmaal geen boek fertikel, tekst van een lied Kilmbeelden enz. van een e Jpiëren, overschrijven, nabool Heen andere manier ten eij ifgebruiken. Het is hetzelfde a I muziek. Ais men die met een I nemer van de radio opneemt, j [■j die composities van een ande S het openbaar ten gehore brer der het betalen van auteursre PLANT STOORT TV - Toe) monteur de storing aan m'nk levisie liet verhelpen, zei hij i veroorzaakt werd door de plai toestel. Ik heb 'm weggenaa hoe kan een plant nu storen? Antwoord: Niet de plant zelf ii lijk, maar wel het vocht da dagelijks toediende, vooral gebruik van een verstuiver, nisch materiaal, zoals de on van radio en t.v., moet in een mogelijke atmosfeer blijven, stoven waterdamp heeft een invloed, vooral op isolatie en takten. De laatste kunnen do vorming en aanslag slecht ga tioneren. In de studio's, zen< ten, telefooncentrales, schak en computerzalen moet de lucl matig droog worden gehoudei om is het wel verstandig gee met vochtige aarde te plaa radio, t.v., grammofoon, 1 bandopnemer, elektronische machine enz. of daar vlakbij pl begieten en te bestuiven. PIEPBOLLETJES - Hiert vreemde witte bolletjes die i grond om mijn kaaps viool gevonden. Zijn die schadelijk? Antwoord: Dit zijn geen bee insekteneieren, maar polystyr letjes, bijgenaamd piepspul Men voegt deze kunststof 1 tegenwoordig aan de potgrond hem luchtiger te maken. V< waarde hebben ze met en vo grond zijn er goedkopere oplo; maar voor potgrond zijn ze g schikt. De bijnaam danken ze ijzingwekkend piepgeluid dat i als kinderen er mee op glas krs kunt al die bolletjes die u bloempot(ten) hebt gehaald, du weer in de aarde stoppen. E: planten verpot kunt u zelf dgl. letjes toevoegen. Ze zijn bij bloi en tuincentra te koop. De toepassing van elektrische verlichting begon met de kool- boog. Het was Humphrey Davy die in 1808 met twee tegenover elkaar opgestelde houtskoolstaafjes de eerste booglamp demon streerde. Dank zij een batterij met maar liefst 2000 cellen ont stond tussen de twee staafjes een heldere boogvormige vlam. De eerste op het principe van de gloeilamp lijkende lichtbron werd in 1820 gedemonstreerd door de Fransman De La Rue. Tussen deze eerste pogingen en het uiteindelijke succes van Joseph W. Swan in Engeland en Thomas A. Edison in Amerika, ligt een hele reeks experimenten en kleinere en grotere succes sen van vele geleerden en amateurchemici uit vele landen. We noemen namen als Jobard, de Chancy, Grove, Moleyn, Goebel, Farmer en Lodygin. Deze onderzoekers droegen met hun vin dingen, verbeteringen en dank zij soms taai volhouden bij tot de verdere ontwikkeling. Dat dit ook financieel geen sinecure was, moge blijken uit een demonstratie van de Engelsman Grove, die in 1840 zijn toehoorders van de Royal Society enige proef- lampen toonde met behulp van een batterij waarvan elke daar aan onttrokken kilowatt enkele honderden guldens kostte Swan en Edison Het principe was bekend, het ging alleen nog om de juiste materialen voor de gloeidraad en om het goed luchtledig pompen van de glazen bal lonnetjes, teneinde het verbranden van de gloeidraad te voorkomen. Swam die al als 17-jarige elektrische lampen construeerde, was een bescheiden ge leerde, die tóen hij in februari 1879 zijn lamp aan de „Newcastle Chemical Society" demonstreerde, nauwelijks aandacht kreeg. Hij had toen twee patenten op zijn naam, namelijk één voor het luchtledig maken van de ballon en één voor de fabricage van een gloeidraad. Hij vond het echter onno dig zijn lamp als zodanig te laten patenteren. Aan de andere kant van de oceaan wierp 's werelds meest bekende uit vinder (ca. 1000 patenten!zich in 1878 (hij was toen 31 jaar) met al zijn energie en kunnen op het probleem van de elektrische gloeilamp. Met een staf van medewerkers heeft hij van alles geprobeerd en duizenden proeven met allerlei soorten gloeidraad verricht. Uiteindelijk hadden zij een draad sa mengesteld die het in een brandende lamp enkele uren uithield. Het moet voor hem en zijn medewerkers een' onbeschrijflijke emotie zijn geweest, toen de seconden verstreken en de lamp haar helder licht bleef uitstralen. Geen van hen kon of wilde die nacht naar bed. Verrukt bleven zij kijken, beangst ook, omdat zij vreesden dat deze lamp, evenals zoveel van haar voorgangsters, het elk ogenblik zou opgeven. De minuten werden uren en nog steeds bleef het lampje branden: vijfenveertig uren lang. Toen doofde het licht plotseling. De elektrische gloeilamp was echter geboren; de kalender vermeldde: 21 oktober 1879. Koortsachtig werd verder gewerkt en geëxperimenteerd. Zo werden uit alle delen van de wereld vezelsoorten aan gesleept om te onderzoeken hoe deze zich als gloeidraad zouden gedragen. Een bepaalde bamboevezel uit Japan bleek op den duur de beste eigenschap pen te bezitten. Toen Edison bekend maakte dat hij een nieuwe lichtbron had uitgevonden en dat hij die op 31 december 1879 in de tuin van zijn laboratorium „Menlo Park" te New Jersey zou tonen, was er een heel andere reactie dan bij Swan. De Penn- sylvania Spoorwegmaatschappij moest extra treinen inlassen om de nieuwsgierigen naar de plaats van het wonder te vervoeren. Toen meer bij zonderheden over Edison's lamp be kend werden, ontstond op de New Yorkse beurs een ware paniek: de aandelen in de gasmaatschappijen kel derden en de aandelen in „Edison Electric Light Company" stegen met rond 3500 per aandeel. De zegetocht van de electrische gloei lamp bleef nog een aantal jaren uit, want om dit licht tot een succes te maken waren nog vele zaken 'nodig, zoals dynamo's, draden en kabels, schakelaars, isolatiemateriaal, meters om de verbruikte stroom te meten, enz., enz. Allemaal dingen die men tegenwoordig overal te kust en te keur kan kopen, maar die toen, evenals de gloeilamp zelf. nog geen massa-artikel waren. Het was weer de geniale uitvin der Edison die zich op al deze proble men wierp. Tot de vele dingen waar voor hij op dit gebied een goede oplossing vond, behoort ook de schroef- huls waarmee wij nu nog gloeilampen met het electrisch net verbinden. Deze huls draagt de naam Edison-huls en zo is tenminste in één onderdeel van de lamp die hij technisch én economisch bruikbaar maakte, zijn naam ver eeuwigd. Belangrijke verbetering in 1912 De gloeilamp deed haar intrede in Europa via de wereldtentoonstelling van 1891 te Parijs. Met zijn inzending had Edison een daverend succes. Toen in de „oude wereld" enkelen zich gingen toeleggen op de fabricage van gloeilampen, waren er in Amerika al ruim 30 fabrieken op dit terrein bezig. Er ontstond dan ook een zware concur rentiestrijd. De opmars werd boven dien ernstig vertraagd door de uitvin ding van het gasgloeikousje in 1893 door Auer von Welsbach, waardoor de kwalititeit én nuttig effect van het gaslicht plotseling met een grote sprong verbeterenden. Een van dege nen die zich buiten de Verenigde Staten gingen toeleggen op de fabricage van gloeilampen was de Nederlander Ir. Gerard Philips, die in een schuurtje achter het ouderlijk huis te Zaltbom- mel experimenteerde. In 1891 werden in Eindhoven de Philips' Goeilampen- fabrieken opgericht. De eerste jaren werkte men slechts met enkele tiental len mensen en de dagproductie be droeg ongeveer 400 lampen. Voor zijn gloeidraad heeft Philips nooit Edison's bamboedraad gebruikt, maar steeds de zogenaamde gespoten kooldraad. Het procédé daarvan is vrijwel gelijk aan de manier waarop een kunstzijde draad wordt gespoten. Het procédé is in principe afkomstig van J. W. Swan. Deze kooldraadlamp verspreidde een rossig aandoend licht. De tempera tuur van de gloeidraad was ca. 2000° C en de specifieke lichtstroom bedroeg 3 lumen per Watt. Dat men in dat Eindhovense fabriekje met zijn tijd meeging, blijkt wel uit het fe't dat de electriciteitstentoonstelling die 1902 te Düsseldorf werd gehouden geheel met Philips lampen werd ver licht. Dezelfde uitvinder die in 1893 met zijn gasgloeikous de opmars van de gloeilamp tijdelijk ophield, vervaar digde in 1898 een gloeidraad van het metaal osmium. Het nuttig effept van de gloeilamp werd daarmee aanmer kelijk verbeterd. Wolfraam, het harde, moeilijk smeltbare metaal, waarvan nu nog de gloeidraden worden ver vaardigd, werd in 1904 bij de fabricage betrokken. Aanvankelijk werd de draad gespoten. In 1910 slaagde de Amerikaan Coolidge erin wolfraam ook als draad te trekken. De „getrok ken draadlamp" deed daarmee haar intrede. Philips was in 1911 op de markt met lampen met deze nieuwe gloeidraad. De specifieke lichtbron was gestegen tot 8 lumen per Watt en het licht was witter geworden. In 1912 volgde opnieuw een zeer belangrijke en principiële verbetering. Dr. Irving Langmuir vond een methode om het nuttig effect van de gloeilamp aan- merkelijk te verbeteren. De vacuüm gepompte ballon werd met een gas gevuld, waardoor de gloeidraad niet meer zo snel verdampte; bovendien spiraliseerde hij de gloeidraad, waar door de uitgezonden lichtstroom kon worden verhoogd. Op 22 november 1913 verlichtte Philips de Kalverstraat - een van Amsterdam's belangrijkste win kelstraten - met lampen van dit type. Per „kaars" lichtsterkte (een toender- tijd internationaal gebruikte eenheid) verbruikte deze lamp slechts een ver mogen van ca. 0,5 Watt. Ze is dan ook bekend geworden onder de naam Half- watt lamp. Reeds spoedig bleek deze lamp, die in het begin alleen maar in grote eenheden gemaakt kon worden (500 - 1500 Watt) een geduchte concur rent te zijn van de toen veel toegepaste koolspitsbooglamp. Deze laatste werd verdrongen als lichtbron van straten, pleinen, industrieterreinen, stations emplacementen, e.d. Toen Philips in 1914 met een kleine gasgevulde lamp - de Argalamp, zo genoemd naar het o.m. voor de vulling toegepaste Argon- gas - op de markt kwam, voltrok zich dezelfde ingrijpende verandering op het gebied van winkel- en huisverlich ting. Deze lamp gaf wit licht; de temperatuur van de gespiraliseerde gloeidraad bedroeg 2400 - 2700°C en de lichtstroom was gestegen tot 12 lumen per Watt. De 100 „kaars" Argalamp verdrong het gasgloeilicht, en maakte het electrische licht tot de veiligste, goedkoopste en meest populaire ver lichting. Dit proces werd nog extra bevorderd door de moeilijkheden die in de eerste wereldoorlog op vele plaat sen bij de gasvoorziening optraden. De Argalamp heeft voor Philips behalve een toenemende omzet van gloeilam pen nog andere ingrijpende gevolgen gehad. De gerichte research had haar grote nut bewezen. Op 1 januari 1914 werd de grondslag gelegd voor het zo beroemd geworden Philips Natuur kundig Laboratorium, door de aanstel- king van Dr. G. Holst en enige mede werkers, die met het wetenschappelijk onderzoek werden belast. Door het hoger worden van de licht stroom werd de kans op verblinden bij lampen met een heldere ballon steeds groter. Uitwendig matteren kende men al zeer vroeg. De zo bewerkte lampen frerden echter spoedig vuil. Inwendig matteren was daarom eeen logische verdere stap. Philips bedekt in 1916 de heldere ballon met een dunne laag melkglas. Dit procédé werd later ver beterd door de ballon te bedekken met een wit poeder van kwarts. Zo kwam in 1922 de „Argenta" lamp op de markt. Philips was verder een pionier op het gebied van de edelgassen. In 1913 al werden lampen gevuld met argon. Vulling met het uiterst zeldzame kryp ton (dat voor slechts 1/20.000.000 ge deelte in de atmosfeer voorkomt) liet iets langer op zich wachten. Vooral kleinere typen lampen, bijvoorbeeld mijnlampen, werden met dit gas ge vuld. In 1933 werd het gloeilichaam nog sterker geconcentreerd door de gloei draad dubbel te gaan spiralise- ren. De specialist in het laborato riumteam waaraan Philips op het ge bied van de gloeidraad-technologie veel te danken heeft, is Ir. A. de Graaff. De dubbel gespiraliseerde gloeidraad werd o.m. toegepast in de zogeheten „Bi-arlita" lamp, die met een lichtstroom van 14 lm/W in 1933 op de markt kwam. Voortbouwend op het geconcentreerde kleine gloeilichaam kwam men tot een reeks van lampen, sommige daarvan met gericht licht, dank zij gedeeltelijke verspiegeling van de ballon. Ook dit is een procédé geweest waarbij enorm veel research is verricht. Aanvankelijk verspiegelde men aan de buitenzijde. Op hete plek ken kon deze spiegel op den duur gaan 'afbladderen. Stap voor stap werd daar om de techniek van de inwendige zilverspiegel (langs chemische weg verkregen) en van de inwendige alu- miniumspiegel (door overdampen van metallisch aluminium in vacuumont wikkeld. Door al deze verbeteringen is de efficiency van de 100 W gloeilamp geleidelijk gestegen van 3 lm/W in 1892 tot nu nu ca. 14 lm/W. De productie methode is in de loop van de jaren uitgegroeid van handwerk tot een vol komen machinaal bedrijf. In dit op zicht heeft Philips een belangrijke rol gespeeld. Eentonig werk in een warme en lawaaierige omgeving kon worden uitgebannen en de productie kon der mate worden opgevoerd dat de prijs sterk kon zakken. De eerste kooldraad- lampen van Philips kostten Hfl. 3,25 (geldswaarde van rond 1900!); de standaardgloeilamp van nu kost - on danks fors gestegen grondstofprijzen en lonen - ongeveer Hfl. 2,00. In zijn boek „The Electric Lamp Industry" (New York 1949, pag. 311) schrijft de Amerikaan Arthus A. Bright: „Of all the European countries, Philips seems tot have been the most outstan- ding in research and development. It pioneered in the design of photoflash lamps, in the use of the heaviest inert gases for gas filled lamps, in machine- ry development and in other directions of incandescent lamps design and pro duction". Door steeds verbeterende technieken en niet aflatende research kwamen speciale lampen voor bepaalde toepas singsgebieden tot stand, vaak op ver zoek. Voorbeelden daarvan zijn de cinema-projectielamp en de film- en fotostudiolampen waarmee Philips in 1925 op de markt kwam en de spots voor etalageverlichting van na de tweede wereldoorlog. De etaleurs wil den iets hebben waarmee ze het egale, schaduwloze licht van de sedert 1945 op de markt zijnde buisvormige fluores centielampen „TL" konden doorbre ken. Deze nieuwe lichtbron veroverde de wereld stormenderhand. Ze maakte toen vooral opgang omdat ze veel licht leverde voor weinig energie. Na de oorlogsperiode had de mensheid een enorme lichthonger en de energie was schaars door verwoeste centrales, moeilijk transport van kolen, etc., etc. Andere eerdere specialiteiten waren in 1930 de eerste auto-duplo lampen en in 1936 de fotoflitslamp: de „Photoflux", die met haar aluminium-magnesium- draad als verbrandend materiaal in korte tijd over heel de wereld werd toegepast. Voorts zijn er lampen met inwendige spiegels, smalfilm- en foto lampen, etalage - en andere buisvormi ge lampen zoals de „Philinea". Specia listische lampen als de infraphil-, warmte- en droogstralerlampen, speelse lampen als kerstboom- en il luminatielampen, kroon- en kaarslam pen. Verder zijn er vele soorten minia tuurlampen, daglichtlampen, „fla- me"-lampen, kogellampen en lampen met versterkte constructie (voor bij voorbeeld kermissen, e.d.), kopspie- gellampen, ovenlampen, vuurtoren lampen, signaallampen, vliegtuig- lampen, schakelbordlampen, persglas- lampen, etc., etc. Ondanks een voort durend alert streven naar beperking van het aantal typen door o.m. stan daardisatie, is het totaal aantal ver schillende lampen (met de verschil lende vermogens en wattages, diame ters, Edison- of bajonethulzen, helder, opaal of met inwendige verspiegelin gen, kleuren, etc., etc.) dat door een bedrijf als Philips op de markt wordt gebracht ca. 40.000! Halogeenlampen Er is aan de gloeilamp in de loop der jaren zoveel gesleuteld, dat er qua lichtstroom nauwelijks nog iets verbe terd zou kunnen worden. De samen hang levensduur - lichtopbrengst heeft al jaren geleden zijn optimum gevon den voor de klassieke gloeilamp. Een nieuwe doorbraak werd gerealiseerd met de halogeenlamp 1960), die qua karakter tot de groep gloeilampen behoort. Het is op lichtgebied een van de meest belangrijke ontwikkelingen van de laatste 20 jaar. Afgezien van de hoge specifieke lichtstroom van 20-30 lm/W (afhankelijk van het type) is het bijzondere van de lamp de aanwezig heid van een kleine hoeveelheid spe ciaal gasmengsel binnen de glasballon. Door dit gas heeft er - zelfs aan het einde van de levensduur (ca. 2.000 branduren) geen afzwarting plaats op de ballonwand, zoals dat bij normale gloeilampen op den duur wel gebeurt. Als men een electrische stroom door de wolfraamdraad van een gloeilamp stuurt, wordt deze verhit. Des te hoger de temperatuur, des te meer licht. Op hetzelfde moment echter, begint de wolfraamdraad te verdampen. Een proces dat sneller gaat naarmate de temperatuur stijgt. De gloeidraad wordt steeds dunner, en mede doordat hij niet meer over het gehele oppervlak regelmatig verdampt, ontstaan er zwakkere plekken waar hij tenslotte doorbrandt. De temperatuur van het filament kan slechts verhoogd worden - mits men eenzelfde levensduur wil aanhouden - als de verdampingssnelheid vertraagd kan worden. Dit bereikte men o.a. door, zöals reeds door Langmuir werd gedaan, de ballon te vullen met een edelgas. In dat geval botsen de ver dampte wolfraammoleculen tegen de moleculen van het edelgas en komen gedeeltelijk weer op de gloeidraad terug. Een gedeelte van de wolfraam moleculen slaat neer op de ballon- wand. Deze wordt vuil - men noemt dat afzwarten - zodat de ballon minder licht doorlaat. Met andere woorden, de lichtstroom .c.q. het lichtrendement wordt steeds kleiner. De verdamping van de gloeidraad, en dus ook het afzwarten van de ballon- wand. kunnen worden tegengegaan door aan het gasmengsel in de ballon een kleine hoeveelheid halogeen,'zoals broom of jodium toe te voegen. Wan neer dan aan bepaalde temperatuur eisen wordt voldaan, ontstaat er een z.g. regeneratieve cyclus in de lamp: de wolfraammoleculen die anders op de ballonwand zouden neerslaan, ver binden zich met het halogeen tot een bij de wandtemperatuur - die lager is dan de temperatuur van de gloeidraad - vluchtige verbinding, die op of in de omgevind van de gloeidraad weer ont leedt, waarbij het vrijgekomen wolf raam weer op de gloeidraad neerslaat. Het vrijgekomen halogeen verbindt zich bij de ballonwand opnieuw met wolfraammoleculen. Het halogeen fun geert dus als transportmiddel om het verdampte wolfraam naar de gloei draad terug terug te brengen, zodat de wolfraammoleculen geen kans krijgen om op de ballonwand neer te slaan, waardoor de ballon helder blijft. De regeneratieve cyclus heeft daarnaast nog het voordeel dat de lamp drastisch kan worden verkleind, omdat de wand (van ballon- of buisvormige lamp) immers niet afzwart. Omdat de af stand van het filament tot de ballon wand is verkleind, is deze van een glassoort vervaardigd die eerst bij een zeer hoge temperatuur smelt,- zoals kwartsglas. De verkleinde ballon is veei steviger. Vullen met een gas onder hogere druk kan zonder bezwaar. De verdampingssnelheid van het wolf raamfilament werd daardoor nog maals verminderd. Aldus kan bij be houd van de levensduur van het fila ment de lichtstroom efficiency) belangrijk vergroot worden, terwijl de lichtterugval vrijwel nihil is. Geduren de de levensduur van de lamp blijft ook de kleurtemperatuur van het filament nagenoeg gelijk. De toepassingsmoge lijkheden van halogeen gloeilampen zijn even uiteenlopend als talrijkaan stralen van gebouwen, monumenten en fonteinen en als algemene verlichting voor sportvelden, zwembaden, parken, hallen, zalen, vliegvelden en fabrieken. Er zijn halogeenlampen voor 8- en 16 mm smalfilmprojectoren, dia- en over- head-projectoren. Deze zijn klein van afmeting, waardoor de weg naar klei nere en meer handelbare projectoren werd geopend. Er zijn verder halogeen studiolampen voor kleurenfilm- en TV- opnamen, halogeen kwartsinfrarood- lampen voor verwarmingsovens, halo geen lampen voor kopieerapparaten en voor autoverlichting als mist- en ver- stralers. maar ook als „Duplo"-PH4 uitvoering met twee filamenten: een voor de dimbundel en een voor de hoofdbundel. Met deze opsomming zijn wij nog lang niet volledig geweest. De invoering van het halogeen principe heeft een uitgebreid scala van toepas singsgebieden geopend, waarvan het einde voorlopig nog niet in zicht zal komen. Wat de toekomst op het gebied van de gloeilamp nog te zien zal geven, kan niemand zeggen. Een feit is dat ze na de komst van de eerste gasontla dingslampen rond 1930 steeds meer concurrenten kreeg in haar taak: de mensheid veilig en goed licht te ver schaffen. Men zou dit kunnen zien als een beperking en misschien zelfs wel als een bedreiging. Deskundigen zien echter voor de gloeilamp tot in lengte van dagen nog vele belangrijke taken weggelegd. Bij dit eeuwfeest is het goed te beden ken dat de gloeilamp de mensheid een grote steun is geweest op weg naar de huidige stand van de technische en maatschappelijke ontwikkeling. Het electriciteitsnet is ontstaan om de elec trische verlichting algemeen mogelijk te maken. De gloeilamp was er eerder dan de centrales, de kabels, etc. Indi- reet is de gloeilamp dus de motor geweest voor alle verder ontwikkeling van het industrieel en huishoudelijk Kï ïi Van e,ectriciteit. waaronder ook radio en televisie. In dit opzicht is het lijkt ons, interessant te vermelden oÜh d°°r Phi,iPE op de markt rJrtirfom6 radiobuizen (toendertijd fngStlampen genoemd ïTm,! ri S Zljn afSeleld van de gloei- De verdere ontwikkeling van de start611 hle,'ln dus 00k 2ijn Maar laten wij ons niet te ver r. Mriiven van ons uitgangspunt: de jubilerende goeilamp. b,et ideaal van de zeer velen dit ieder op -,un pIaats en lijtl gewerlit hebben aan de totstandkoming en ver- betenng van deze lichtbron is zeker indèvSfaa' De Sloeilamp bracht dne?H i Cht voor iedereen" en ooet dat nu nog! Gedeputeerde Staten van Utre< het eindrapport van de Utrecht nenlands bestuur doen toekome Bij dit rapport is een memoi gevoegd met daarin het vt standpunt van GS ten aanzien ze kwestie. Gedeputeerde drs. A. G. W. Scl pleitte tijdens een perslunch v evenwichtige opbouw van d sturslagen, te weten rijk, provi gemeente. Van samenwerkingsverbanden gemeenten onderling prege> zoals bijvoorbeeld de SAU werkingsverband Aggloi Utrecht) toonde hij zich geei stander voor zover zij plann I .coördinerend optreden. „Plam H. TIJSSELING MELLE Ossendamweg 33 3768 CW Soest Telefoon 02155-1813 Gediplomeerd schoonhe specialiste, pedicure ei manicure. Uw Shiseido depositair Voor uw zonnebari zonnehemel kuur meer dan bruin alle Medische apparatuur. "Bf '69 MB '2,9 '-ia) 'ï9 '09 :jnu '8Q :svia is :sb3 '99 'tg luapB '39 :aaa 'IS 'Lf lUBjjof -gt :jbb '8f :um.i s* '0* '.ooq '2,8 :inp '98 'fS :uojnq '08 'iz :urijsaoA\ ■fz -ge ipuci-ioi zz '61 !unp '2,1 :soiu gi tsooojd '8 '11 !ibb.ioui '6 !)oou '8 !bj i leao 'g :uaa ïaSBUii 's '8 :|tj •pmSei zi :jïuo.ï)S '\l !dï '0 '89 H '99 :uds '99 Msinaw *39 '6g Maad '99 :3uiai '89 Itui :mi 'og ifi -gt :uo '2J :to '9t ;iib st mib 'Tfr '0t '-rnjsB 'f '88 :seq -£8 '98 'W* '88 ■oq '08 'so f,z a'B '83 I'D'V '98 ■fz Maps \z i'oxv'N 08 :s :j°P Ll :ieapue>i -91 ',iu\o tl 'ojjaui oi Utu "6 'uo.iaqo '9 S

Historische kranten - Archief Eemland

Soester Courant | 1979 | | pagina 22