Kind en Hart Opticiëns hebben trouwe klanten Gezicht '79: Opvoeden, een kunst die wij nooit leerden VING Plafondprojektiewekker FOTO STRIP. VER HAAL irproblemen 'Jt orting and. merken Een gesprek met de Groninger schoolarts Jitske ten Berge Het is de hoogste tijd voor de: Een lichtgewicht gezicht 22 23 Soester Courant van woensdag 28 februari 1979 23 :s terstraat 14A HAVENSTRAAT) UM 035-42828 '".M. >r t ïge merken Het jaar van het Kind 1979 is ingezet met veel publiciteit. Er is gewezen op de verklaring van de rechten van het Kind. Er is gewezen op de achterstand in ontplooiingskansen in grote delen van de wereld en met name in kinderrijke ontwikkelingsgebie den. De Nederlandse Hartstichting onderschrijft graag de nood zaak om heel veel te doen voor de rechten van het Kind. Omdat het recht op gezondheid essentieel deel uitmaakt van de voor waarden tot een toekomst zonder levensbedreigende situaties vraagt de Nederlandse Hartstichting, vanuit-haar specifieke op dracht tot gezondheidsbewaking, aandacht voor het voorkómen van hart- en vaatziekten vanaf de vroege jeugd. Tegelijkertijd wil de Hartstichting de aandacht vragen voor de problematiek van het kind met een aangeboren hartafwij king. Samen met het onder auspiciën van de Hartstichting func tionerende - Oudercomité Kinderhartenfonds heeft de organisa tie in de voorbije jaren reeds het nodige gedaan voor de belan genbehartiging van de gezinnen met een hartekind. Daarvoor is o.m. de Hartenark in Bilthoven gesticht. Jaarlijks worden daar therapeutische recreatie-aktiviteiten voor zo'n 400 hartekinde- ren georganiseerd, naast andere dienstverlening in de strijd tegen het hart- en vaatlijden. Meer kennis van de mogelijkheden voor de preventie en op het gebied van de behandeling van het aangebo ren hartgebrek kan slechts worden verkregen door wetenschappelijk speurwerk en door de vergelijking van resultaten daarvan met die van onder zoekers elders. Vervolgens is het zinvol om de weten schappelijke informatie die beschik baar komt zó te „vertalen" dat de bevolking er iets mee kan doen. Er zijn steeds meer cardiologen en ande re artsen, die de noodzaak onderken nen van het spreken van verstaanba re taal tegenover de hartpatiënt en al len die het kunnen worden. Mevrouw ten Berge is een van die communicatieven. „Tja. hoe moet je beginnen", peinst de Groninger schoolarts Jitske ten Ber ge, als wij met haar praten over het jaarthema 1979 „Kind en Hart". Na enig nadenken zegt ze: „Laat ik het zó zeggen. Wil je heel gezonde kinde ren hebben, dan moet je al voor het huwelijk beginnen erover na te denken. Het bewustjnakingsproces bij de men sen dient al voor de zwangerschap te beginnen". En ze vervolgt: „Een vrouw moet. om maar eens wat te noemen, stoppen met roken zodra ze over tijd is. Het hartje van het kind begint al te klop pen als het kind vier weken oud is. De mensen weten dat vaak niet. Ni cotine heeft invloed op de vaten van de moederkoek. Dus: niet roken tij dens een zwangerschap". Vlak nadat de laatste zin uit haar mond is gekomen, geeft mevrouw Ten Berge er een aanvulling op. „Ouders van kinderen zouden helemaal niet moeten roken. Dat zou het grootste geschenk zijn dat ze een kind zouden kunnen geven. Ik herinner me uit mijn eigen jeugd mijn grootvader. Die rook te altijd een pijp. Hij had er verschei dene. Als kind vond je dat het zo lekker rook. Het hoorde ook bij opa, dat was een gezellig man. En daar heb je het al, die associatie van roken en gezel ligheid. Die koppeling van gedachten. Daardoor ga je als kind zelf roken. Dat hoort erbij". „Maar al te vaak wordt vergeten, dat roken veel meer schadelijke gevolgen heeft dan over het algemeen wordt ge zegd; Neem nou dat onderzoek bij kinderen in Rotterdam, waaruit bleek dat sommige kinderen bloed hadden dat heel snel stolde. Wat stelde men vast? Die kinderen hadden stiekem gerookt". De strijd tegen roken is geen eenvou dige. Alleen al de aanpak van de re clame stelt de regering voor een hoop problemen. Toch heeft mevrouw Ten Berge hoop op een betere toekomst. Hoop die vooral gericht is op de jon geren. Zij: „De jonge volwassenen van nu zijn zich veel bewuster van hun gezondheid. Een zuiver leven willen ze. Er is meer aandacht voor natuurpro- dukten en dat is een gunstige ontwik keling. Misschien dat die tendens door zet". Vetgebruik Een ander probleem: het hoge vetge bruik bij kinderen. Mevrouw Ten Ber ge: „Vooral bij leerlingen van LTS en Huishoudschool is het vetgehalte in het bloed hoog. Door de omstandig heden gedwongen gebruiken die kinde ren veel vet. Soms gaat het ook onbe wust. Sommigen denken, ach mayonai se, daar zit toch geen vet in? Daar komt nog bij dat het gedrag gericht is op eten buitenshuis. Snacks tussen door zijn gewoon geworden". „Als je vraagt: eet je veel, dan zeg gen ze „nee!" Ze zijn het zich een voudig niet bewust. Meestal moet er iets gebeuren voor ze het in de gaten krijgen. Ze kunnen moeilijker de trap op, ze kunnen met gymnastiek op school niet meer zo goed meedoen" De ellende begint al bij de baby's. De cultuur van de dikke baby's noemt mevrouw Ten Berge het. „Ze moe ten er allemaal als een Michelinman- netje uitzien. Dat is ontstaan in de tijd van de tuberculose. Het kind moest snel groeien. Tendens was het afmeten van de voeding aan het wegen van het kind". Wat voedingsmiddelen betreft blijkt dat maar al te vaak. Kant- en klaar- produkten zijn o zo verleidelijk. Ge makkelijk en, dat koint <erbij, de smaak spreekt aan. Mevrouw Ten Berge: „Bij het braden van vlees moest, zo redeneerden de moeders altijd, een heel pakje vet worden ge bruikt om een lekkere jus te krijgen. In werkelijkheid is voor 400 gram vlees 50 gram vet voldoende. Mefr krui den aangemaakt krijg je ook een lek kere jus. Een heel pakje boter. Dat betekent vijf keer zoveel vet als nodig is". Het benadrukken van een goed voe dingspatroon moet je gewoon volhou den meent mevrouw Ten Berge. „Ér is niets in te brengen tegen een goed voedingspatroon. En dat hoeft alle maal niet zo pietje precies op de weeg schaal. Als je eens erg veel zin hebt in koffie met slagroom, dan moet je dat doen. Als je de rest van watje die dag eet maar aanpast. Het gaat om het zoeken naar een zeker even wicht". In dagelijkse praktijk merkt de Gro ninger schoolarts duidelijk het verschil in de diverse gezinnen. De meeste ou ders weten vaak wel wat goed en niet goed is, maar hebben het niet altijd even gemakkelijk om zich aan de be kende dingen te houden. Voor dikke kinderen is het leven verre van eenvoudig. De ervaringen in een winkel (niets past - aileen'de grootste maten), op gymnastiekles (altijd wor den ze geplaagd) en de vaak niets ont ziende bijnamen als Bulletje werken uitermate frustrerend. Ze willen wel van het extra gewicht af, maar raken vaak na korte tijd al ontmoedigd. Mfeer dan een§ luidt het antwoord op de vraag of het kind wel naar een dië tist wilHelpt dat dan? De gestegen welvaart heeft het er voor dikke kin deren niet gemakkelijker op gemaakt. Frisdrank was vroeger een tractatie op zon- en feestdagen, tegenwoordig is het de normaalste zaak van de we reld geworden. Veel kindleren konten uit school, lopen thuis naar de ijskast en plukken er een fles uit. Aanvaarden Het is bekend: hart- en vaatziekten ma nifesteren zich pas op langere termijn. Dat maakt het extra moeilijk te aan vaarden voor de mensen. Mevrouw Ten Berge: „Er is een groep met een bepaald verhoogd risico. Bijvoor beeld families bij wie hartinfarcten voor het zestigste levensjaar meer dan eens zijn voorgekomen. Die groep moet extra oppassen. Het is noodzake lijk die mensen eruit te pikken en er extra zorg aan te besteden". Het thema „Kind en Hart" moet naar de mening van mevrouw Ten Berge niet slechts op 'de ouders worden ge richt, maar wel degelijk ook op de kinderen zelf. Boekjes met informa tief materiaal voor de scholen bijvoor beeld. Om te beginnen al op de kleu terschool. Een kleuter kun je best leren wat gezond en lekker is. Om een voorbeeld te geven: op school zou best kunnen worden uitgelegd, dat witbrood moet worden vervangen door bruin- of liever nog volkorenbrood. Mevrouw Ten Berge: „Meer vezels moeten ze eten, meer rauwe groen ten. Dat leidt tot een mindere calorie- inname en de vezels zijn erg goed voor de stofwisseling. Kinderen kun nen dat best leren, maar dat moet je niet overdrijven. Het mag niet tot dwangmatig gedrag leiden. Dat komt voor. Ik heb wel kinderen gezien, die van huis uit qua voedingsgewoonten heel strikte regels naleefden. En wat zag je op een gegeven moment? Die kinderen kochten witbrood alè snoep. Natuurlijk', die ouders bedoelen het uit stekend, maar je kunt je niet hele maal afzonderen van de maatschappij, je zo dogmatisch opstellen. Het kind zou vervreemden van de rest". Het uitslaan van dreigende taal sor teert geen effect, meent mevrouw Ten Berge. „Beter is te zeggen, dat je prettiger leeft zonder al die extra kilo's. Dat je niet alle dagen die extra last mee hoeft; te zeulen". Een aparte groep vormen de kinderen met aangeboren hartafwijkingen. Vo<„ deze kinderen werd in juni van het vorig jaar de „Kinderhartenark" geo pend. Temidden van de Bilthovense bossen ligt dat unieke huis, dat spe ciaal voor hen is gebouwd. Mevrouw Ten Berge: „Het is van groot belang, dat voor deze groep duidelijk iets gedaan kon worden. Kinderen met aangeboren hartafwijkingen kunnen moeilijk naar normale vakantiekam-- pen. Er" zijn hartgebreken die verholpen kunnen worden, er zijn er ook waarbij dat niet kan. Vaak weten die kinde ren heel precies, dat ze maar een be perkte levensduur hebben. En de ou ders weten dat ze deze kinderen maar kort zullen hebben. Daarom is het zo goed dat er een speciaal Ouderco mité in het leven is geroepen". Terug naar de vetzucht bij jongeren. Mevrouw Ten Berge: „Het is toch wel vooral een probleem van mensen, die een mindere opleiding hebben gehad. Zij hebben minder kans gehad om iets van de geboden voorlichting op te pikken. Vaak veroordelen ze het als „duur gezwets" of zeggen ze: „Ze gunnen ons het gebakje niet". Met die voorlichting moet je vooral op kleine re groepen gaan werken. Niet massaal aanpakken. Gewone verenigingen moeten er aan dacht aan besteden. Het is te gek, dat je in kantines van sportverenigin gen snoep, bier en frisdrank ziet lig gen. En kinderen mogen vanaf hun zesde jaar al op een sportvereniging' Vier van de duizend geboren kinde ren hebben een afwijking in het cho lesterolgehalte van hun lichaam. Dat is statistisch vastgesteld. Toch wordt zo'n afwijking niet bij de geboorte vast gesteld. Mevrouw Ten Berge: „Zo zijn er meer dingen, hoor. Bloeddruk me ten kun je als arts doen vanaf het derde jaar van het kind. En wat zie je? Nog lang niet bij alle huisartsen hoort de controle van de bloeddruk tot de routine. Dan vraag je je soms wel af, waar je mee bezig bent, o'"-/-: Tv S^fiSfsWs; i n' - l; Geen gezoek meer naar wekkers, hor loges, brillen e.d. om 's nachts de juis te tijd te weten te komen. Ook is het niet meer nodig om het licht aan te doen, want met de introduktie van de PLAFONDPROJEKTIEWEKKER is daar definitief een einde aan ge komen. Die projekteert in grote, dui delijk leesbare cijfers de juiste tijd op het plafond. Een echte uitkomst voor iedereen, maar vooral voor al die mensen die in het donker slecht zien of een bril nodig hebben- Het systeem is simpel en werkt vol gens het systeem van een diaprojek- tor. Een ingebouwd mechaniekje ver schuift n.1. alle 5 minuten een plas tic schijfje. Hierop staan de tijden. D.m.v. de lamp en het lensje welke zich bovenin het apparaat bevinden wordt dit uitvergroot en op het pla fond geprojekteerd. Een zachte, maar indringende zoemer wekt u op de inge-" stelde tijd. Er zijn 3 uitvoeringen in 220 volt t.w. zwart/zilver, walnootbrons en een zes- kantige zwart/brons uitvoering, alles in de afmeting van ca. 14x16 cm. De advies verkoopprijs bedraagt 125,- incl. BTW. De meeste Nederlanders zijn opvallend opticiën-trouw; als zij eenmaal bij een opticien naar tevredenheid hebben gekocht, gaan zij ook voor de volgende bril naar dezelfde opticiën. Ongeveer een derde deel van de bevolking van ons land heeft al vóór z'n 45e met hem te maken. En van de mensen, die deze leeftijd gepasseerd zijn komt iedereen vroeg of laat bij hem terecht. Het vak van opticiën (of opticiënne) oren nauwelijks sprake zijn. De opti- vicht heeft overigens heel wat om het lijf. Hij of zij moet naast een technische knob bel en een uiterst gevoel voor precisie nog een gave hebben om op en top een opticiën te zijn. Dat is het gevoel voor mooi en mode. Het gevoel voor wat met een fraai woord esthetica heet. Want wie een bril draagt, wil er niet alleen goed mee kunnen zien, maar wil er ook goed mee uitzien. En omdat je een bril nu eenmaal moet uitzoeken als er nog geen glazen in zitten, en je jezelf door een bril-zonder-glazen zelfs in de spie gel niet „echt" kunt waarnemen, kun je nie\ - zoals bij het kopen van kleren - zonder meer op je eigen oordeel af gaan. De opticiën kan heel goed zien of het montuur als bril zal staan of niet, of de bril het gezicht - de vorm, de uitdruk king. de stand van de ogen - op een bepaalde manier moet verbeteren. Zo weet de opticiën ook, wat het effekt zal zijn, als de voorgeschreven glazen in het montuur zullen zitten. En als dit effekt - bijvoorbeeld door de dikke randen van sterk negatieve glazen, nodeloos storend zou zijn, adviseert hij waarschijnlijk een iets kleiner mon tuur te kiezen. De glazen kunnen dan ook kleiner en de randen dus iets dunner zijn. Bovendien speelt het draaggemak een rol. Wie een „lege" bril past. en zelf vindt dat hij „lekker zit", moet er rekening-mee houden, dat die bril mét glazen heel wat meer zal wegen. Door toepassing van kunststofglazen echter zal van druk op de neus en achter de ciën kan zeggen, wat dat gewit straks te betekenen heeft, en hij houdt er bij het adviseren van het juiste montuur terdege rekening mee. Zo is er dus heel wat, waar je als leek bij het kiezen van een bril zelf niet op let. De opticiën ziet het als zijn taak, om juist die dingen bij de keuze te betrekken. Hém wordt het immers kwalijk genomen, als de bril straks tegenvalt. Als hij te zwaar is, te groot of te gek. De opticiën neemt er daarom de tijd voor, alle „voors" en „tegens" de revue te laten passeren, en als klant moet je er eigenlijk ook wel even voor gaan zitten. Want je moet er - afhanke lijk van de veranderingen in je oogaf wijking en van de veranderingen in de mode - toch minstens een jaar mee doen. De opticiën voelt zich ook een beetje artiest, omdat hij soms echte kunst stukjes moet uithalen. Voor klanten die speciale eisen aan hun bril stellen. Zoals de slechtlezende tropettist uit e fanfare, die de bladmuziek bóven op z'n instrument moet kunnen lezen door het leesdeel ónder in z'n bril. Of de leraar, die tijdens een proefwerk zon der al te ver te bukken, af en toe een leerling kontrolerend, de klas wil kun nen rondlopen. De opticiën is een artiest, die dankbaar is voor het applaus van zijn publiek. Die met spanning wacht op de climax van zijn nummer: het opzetten van het eindprodukt bril. Die echt blij is, als die bril tenslotte de winkel aitgaat op een tevreden neus. Vlinderlicht. Dat is in één woord de brilmode voor 1979. Vlinderlichte brillen, dankzij dunrandige monturen en weinigwegende glazen-van-kunststof, welke laatste het langzamerhand van de veel zwaardere glazen-van-glas gaan winnen. De nederlandse opticiëns kondigen een seizoen aan, waarin als tegenstelling tot het tamelijk volumineuze beeld van de kleding aan het gezicht een minder zwaarwichtig karakter wordt gegeven. Dat zal gebeuren met brillen die niet alleen licht aanvoelen, maar die er ook licht uitzien. De dunne, niet al te grote monturen, zijn veelal gemaakt van transparante lichtgewicht kunststof, waarin kleurloos materiaal luchtig samenspeelt met de verschillende modetinten. Voor sommige monturen is dun metaal gebruikt [goud of zilver] al of niet met een versiering van email. Ook de vormgeving suggereert weinig gewicht. Veel damesmonturen zijn uit gevoerd in een sierlijk vlindermodel. De monturen doen met hun lange, meer of minder sterk uitlopende werik- brauwlijn denken aan de vlinderbril uit de vijftiger jaren, maar zij zijn dankzij het gebruik van moderne materialen aanzienlijk groter en eleganter, en dus aangepast aan de smaak van vandaag. Speciale aandacht wordt nu eens ge vraagd voor het brilleglas. Het brille- glas is de correctielens die de bril tot bril maakt: want - ook al kan een bril heel fijn in het modebeeld passen - een bril wordt tenslotte allereerst gedra gen om er bepaalde oogafwijkingen (in de gezichtsscherpte) mee te corrige ren. Voor steeds meer brillen wordt tegenwoordig een kunststof brilleglas gekozen. Glas, het minerale glas dat per traditie voor het slijpen van lenzen wordt gebruikt, is een tamelijk zwaar pro- dukt. Dat is vooral te merken als het op de neus drukt. Glas is bovendien breek baar, een gevaarlijke eigenschap als het om ogen gaat. Er is dan ook - eigenlijk al sinds de eerste bril - altijd gezocht naar een goed vervangings materiaal voor glas. Een materiaal, dat op dezelfde manier als glas zou kunnen voldoen aan de strenge op tische eisen van oogheelkundigen, op ticiëns en gebruikers, maar dat de nadelen van het minerale glas niet zou vertonen. Een langs kunstmatige weg verkregen organisch materiaal, „kunststof", zou dat vervangingsmid del worden. De uitvinding van het celluloid in 1870 (door de gebroeders Hyatt in de Ver enigde Staten) was het begin van een tijdperk waarin de mens leerde om via een chemisch proces organische stof fen te vervaardigen. Om deze kunststoffen geschikt te ma ken voor het perfekte brilleglas zou echter nog een lange technische ont wikkeling nodig zijn. Pas in 1954 kon in Frankrijk een tijdens de laatste wereldoorlog in Amerika uitgevonden polyester geschikt worden gemaakt voor de produktie van bruik bare brille glazen, en sindsdien is er nog veel verbeterd. Nu is bereikt dat kunststof glazen in veel gevallen een aantrekkelijk alter natief zijn voor die uit glas. Niet alleen door de optische kwaliteit ervan (met kunststof is zelfs een grotere kijk-per- fektie te bereiken dan met glas), door de extra helderheid en de betere ab sorptie van schadelijke UV-stralen, maar ook door de langere levensduur en het plezierige draagkomfort dat kunststof biedt. Kunststof glazen heb ben tegenwoordig een goede slijt- en krasvastheid (dus blijvend doorzich tig) en zijn bestand tegen schokken zoals die veroorzaakt kunnen worden door vallen maar ook door opspattend grind en dergelijke. Kunststof glazen zijn dus veilig. Bovendien zijn ze aan genaam om te dragen. Het soortelijk gewicht is bijna de helft van dat van glas (1.32 gram tegenover 2.4 gram) waardoor de grotere glazen die van kunststof kunnen worden vervaardigd weinig gevolgen hebben voor het totale brilgewicht. De technische mogelijkheden van kunststof glas zijn schier onbeperkt. De meest bijzondere zienproblemen kunnen ermee worden opgelost. Even min zijn er grenzen aan de mogelijk heden op mode-gebied: een oneindig scala van kleuren en kleurkombinaties is met kunststof te bereiken. Het mine rale glas laat zich slechts in beperkte mate kleuren: de dégradétechniek voor het verkrijgen van overlopende tinten is alleen op kunststof toepas baar. Daarom is het 't kunststofglas waar mee het modieuze brilmonteur het beste harmoniëert. We leren veel in onze jeugd, maar ons leren is hoofdzakelijk gericht op zelfhandhaving [Maslow: primaire levensbehoeften]. Kortom, we leren ons voor te bereiden op „geldverdienen", om het maar eens heel generaliserend te zéggen. Andere dingen leren we niet, zoals: relatie leggen en onderhouden, volwassen niet-rolgebonden omgang met het andere geslacht, afscheid nemen [dood, echtscheiding], omgaan met jezelf in de levensfase waarin je op dat moment verkeert [middelbare leeftijd, ouderdom], vrije tijdsbesteding. Dat doen we allemaal op de gok, zoals het ons ongeveer is voorgeleefd door de opvoeders en zoals de situatie ons overkomt. En als we het dan helemaal niet meer aankunnen, dan is daar de psychotherapie om ons een soort „inhaalopvoe- ding" te geven. Jammer dus, deze gebieden die in onze jeugd eigenlijk onbesproken blijven. Eén van dé belangrijkste dingen die we nooit geleerd hebben, is opvoeden. We voeden onze kinderen op naar beste weten en kunnen. Vaak zoals we zelf zijn opgevoed, met weglating van wat we zelf in die opvoeding als „onpret tig" ervoeren en soms met toevoeging van eigen nieuw verworven inzichten of zelf gevormde opvattingen omtrent wat wij als „juiste opvoeding" be schouwen. De lezer vuile dit zelf in! Maar wat is een „juiste opvoeding"? Wie maakt dat uit? Een lange tijd was het bekende boek van dokter Spock voor vele jonge ouders een leidraad, doch zelfs Spock himself is op zijn eigen boek alweer teruggekomen, de tijdgeest is veran derd en Spock veranderde niet mee! Wat is nu „goed opvoeden" en hoe kun je daarin preventief bezig zijn ten aanzien van toekomstig eventueel ne gatief denken, voelen en handelen van je kind(eren)? Een begin om bewust met opvoeden bezig te zijn zou gemaakt kunnen worden, door al uit te gaan van het demokratisch beginsel in de gezins sfeer. Hierbij is het belangrijk om o.a. een machtsstrijd met het kind uit de weg te gaan en vooral te proberen om hem te bemoedigen. In de plaats daar van is o.a. het aankweken van gemeen schapsgevoel binnen het gezin een belangrijk gegeven. Géén autoritaire opdrachten, maar een overlegsituatie creëren, die leidf tot gezamenlijk ge maakte afspraken ten aanzien van de dingen die in een huishouding nu een maal gedaan moeten worden. Daarbij wordt ook het „rolgedrag" vermeden. dus niet: jongens hoeven geen tafel te dekken of af te wassen, want dat is meisjeswerk". Onzin natuurlijk! Vele ouders zullen ook konstateren, dat zij hun invloed op de kinderen kwijtra ken. Wat is er aan de hand? Strengheid en toegeeflijkheid blijken niet de juiste opvoedingsmethoden te zijn. Er zijn ouders die denken, dat verwenning de enig overblijvende methode is wanneer autoritaire middelen falen. Ook dat blijkt een misvatting. Het werkt niet. Ieder kind probeert éérst met positieve middelen de ouderlijke aandacht te vragen en als dat niet lukt, met storen de middelen. Tenslotte ontstaat de machtsstrijd. Waarom heeft de volwassene zijn in vloed op de kinderen verloren? Waar schijnlijk omdat ze een demokratische opvoedingstraditie missen. De auto- kratische druk zou door demokratische stimulering moeten worden vervan gen. Als men in deze tijd een kind beloont en steeds blijft belonen, beschouwt het kind de beloning als een recht, waar door de natuurlijk inzet van het kind verdwijnt. En bij straf: „Als jij het recht hebt mij te straffen, heb ik het recht jou te stróffen". Zo komt het steeds opnieuw tot vergeldingsmaat regelen en konflikten, die alleen op basis van wederzijds respekt opgelost kunnen worden. Het is geen kwestie van vechten of toegeven. De strijdlus tige respekteert de ander niet, de toegeeflijke respekteert zichzelf niet. Een methode om het kind te beïnvloe den en zijn medewerking te verkrijgen is o.a. de bemoediging van het kind en het appèl op zijn natuurlijke goedheid. Bestraffing en belóning worden ver- vangen door natuurlijke en logische gevolgen van het kinderlijk wange drag; we leren het kind zélf verant woordelijk te zijn zonder onze wil op te leggen, we versterken het saamhorig heidsgevoel in het gezin en beëindigen de konkurrentiestrijd. Gezinsraad Een heel goed middel om een harmo nische situatie binnen het gezin te scheppen is de zg. „gezinsraad", naar het idee van de psychiater Prof. Dr. Rudolf Dreikurs. De gezinsraad is één van de belangrijkste middelen om op een democratische manier lastige pro blemen aan te- pakken. In de praktijk komt het er op neer, dat één keer per week op een vaste tijd alle gezinsleden bijeenkomen. Elk gezinslid heeft het recht een probleem naar voren te brengen en gehoord te worden. Samen zoekt men dan naar een oplossing van het probleem en de mening van de meerderheid is doorslaggevend. In de gezinsraad weegt de stem van de ouders niet zwaarder dan die van de kinderen. Het besluit dat op een be paalde vergadering is genomen, is een week van kracht. Er is geen discussie meer over mogelijk. Dat kan alleen op de volgende vergadering. Elk gezinslid is op toerbeurt voorzitter. Als de ouders vinden, dat een bepaalde ge dragslijn niet zo prettig is, moeten zij zich tóch bij het genomen besluit neerleggen, het ongemak dragen en het natuurlijk gevolg afwachten. De kinderen leren van deze ervaringen méér, dan zij ooit van woorden of van door de ouders opgelegde taken kunnen leren. Dit nét begonnen jaar 1979 is uitgeroe pen tot het „Jaar van het Kind". Misschien een mooie gelegenheid ons eens te bezinnen op onze opvoedings methoden, die toch het belang van onze kinderen heten te dienen. Van harte aanbevolen literatuur hierbij kan o.a. zijn: het boek „Kinderen dagen ons uit" van prof. dr. Rudolf Dreikurs, uitgegeven bij Contact te Amsterdam. drs. Frans Wertwijn. üffB JR praktische tips j voor fotografen in de vorm van een foto-drieluik "Jullie mogen best komen", zei vriendin Margot tegen ons toen we opbelden, "maar Jan zul je waarschijnlijk niet zien. Want die heeft een filmkamera gekocht en is daar druk mee aan de gang". Dat laatste was geen bezwaar, want een filmende man is een mooi foto- onderwerp. En zo ontstond deze kleine foto-reportage, die laat zien hoe een vader met z'n filmkamera een dag vast legt uit het leven van zijn dochter. Maria, zo heet die dochter, is een jaar of twee. Omdat het die morgen regende was Jan binnenshuis aan het werk met z'n nieuwe kamera. Toen ik hem met de flitser fotografeerde, vroeg ik of hij geen lichtprobleem had. Jan lachte fijntjes en zei: "Met een XL heb je daar geen last van". Daar wou ik natuurlijk meer van weten en het bleek dat deze filmkamera door speciale voorzie ningen meer licht "benut", zodat je er goed binnenshuis-opnamen mee kunt maken. Vooral als je een extra gevoelige film gebruikt. Zo maakte hij opnamen van de kleine, die aan het spelen was en ook toen ze (niet erg enthousiast) haar middag maal moest eten. Ik vroeg Jan hoe hij kon zien of er wel genoeg licht was. "Dat zie je in de zoeker", zei hij. Die filmers hebben het maar gemakkelijk! Na het eten gingen we naar buiten. Maria deed de klompjes aan, want het is een echt buitenkind. Daar werd nog een serie scènes gefilmd met Maria in de hoofdrol en het huis op de achtergrond. En terwijl ik nog wat foto's maakte dacht ik: ook filmen is een heel bijzondere manier om het leven vast te leggen. Want wat is er mooier voor een kind dan dat het later een film krijgt van zijn of haar jeugd? Een film waarin ook is verwerkt een dag uitje teven toen je nog maar twee jaar was. V

Historische kranten - Archief Eemland

Soester Courant | 1979 | | pagina 23