Kind en Hart
Opticiëns hebben
trouwe klanten
Gezicht '79:
Opvoeden, een kunst
die wij nooit leerden
VING
Plafondprojektiewekker
FOTO
STRIP.
VER
HAAL
irproblemen
'Jt
orting
and.
merken
Een gesprek met de Groninger
schoolarts Jitske ten Berge
Het is de hoogste tijd voor de:
Een lichtgewicht gezicht
22
23
Soester Courant van woensdag 28 februari 1979
23
:s
terstraat 14A
HAVENSTRAAT)
UM 035-42828
'".M.
>r
t
ïge merken
Het jaar van het Kind 1979 is ingezet met veel publiciteit. Er is
gewezen op de verklaring van de rechten van het Kind. Er is
gewezen op de achterstand in ontplooiingskansen in grote delen
van de wereld en met name in kinderrijke ontwikkelingsgebie
den. De Nederlandse Hartstichting onderschrijft graag de nood
zaak om heel veel te doen voor de rechten van het Kind. Omdat
het recht op gezondheid essentieel deel uitmaakt van de voor
waarden tot een toekomst zonder levensbedreigende situaties
vraagt de Nederlandse Hartstichting, vanuit-haar specifieke op
dracht tot gezondheidsbewaking, aandacht voor het voorkómen
van hart- en vaatziekten vanaf de vroege jeugd.
Tegelijkertijd wil de Hartstichting de aandacht vragen voor de
problematiek van het kind met een aangeboren hartafwij
king. Samen met het onder auspiciën van de Hartstichting func
tionerende - Oudercomité Kinderhartenfonds heeft de organisa
tie in de voorbije jaren reeds het nodige gedaan voor de belan
genbehartiging van de gezinnen met een hartekind. Daarvoor is
o.m. de Hartenark in Bilthoven gesticht. Jaarlijks worden daar
therapeutische recreatie-aktiviteiten voor zo'n 400 hartekinde-
ren georganiseerd, naast andere dienstverlening in de strijd
tegen het hart- en vaatlijden.
Meer kennis van de mogelijkheden
voor de preventie en op het gebied
van de behandeling van het aangebo
ren hartgebrek kan slechts worden
verkregen door wetenschappelijk
speurwerk en door de vergelijking van
resultaten daarvan met die van onder
zoekers elders.
Vervolgens is het zinvol om de weten
schappelijke informatie die beschik
baar komt zó te „vertalen" dat de
bevolking er iets mee kan doen. Er
zijn steeds meer cardiologen en ande
re artsen, die de noodzaak onderken
nen van het spreken van verstaanba
re taal tegenover de hartpatiënt en al
len die het kunnen worden.
Mevrouw ten Berge is een van die
communicatieven.
„Tja. hoe moet je beginnen", peinst
de Groninger schoolarts Jitske ten Ber
ge, als wij met haar praten over het
jaarthema 1979 „Kind en Hart". Na
enig nadenken zegt ze: „Laat ik het
zó zeggen. Wil je heel gezonde kinde
ren hebben, dan moet je al voor het
huwelijk beginnen erover na te denken.
Het bewustjnakingsproces bij de men
sen dient al voor de zwangerschap te
beginnen".
En ze vervolgt: „Een vrouw moet.
om maar eens wat te noemen, stoppen
met roken zodra ze over tijd is. Het
hartje van het kind begint al te klop
pen als het kind vier weken oud is.
De mensen weten dat vaak niet. Ni
cotine heeft invloed op de vaten van
de moederkoek. Dus: niet roken tij
dens een zwangerschap".
Vlak nadat de laatste zin uit haar
mond is gekomen, geeft mevrouw Ten
Berge er een aanvulling op. „Ouders
van kinderen zouden helemaal niet
moeten roken. Dat zou het grootste
geschenk zijn dat ze een kind zouden
kunnen geven. Ik herinner me uit mijn
eigen jeugd mijn grootvader. Die rook
te altijd een pijp. Hij had er verschei
dene.
Als kind vond je dat het zo lekker
rook. Het hoorde ook bij opa, dat was
een gezellig man. En daar heb je het
al, die associatie van roken en gezel
ligheid. Die koppeling van gedachten.
Daardoor ga je als kind zelf roken.
Dat hoort erbij".
„Maar al te vaak wordt vergeten, dat
roken veel meer schadelijke gevolgen
heeft dan over het algemeen wordt ge
zegd; Neem nou dat onderzoek bij
kinderen in Rotterdam, waaruit bleek
dat sommige kinderen bloed hadden
dat heel snel stolde. Wat stelde men
vast? Die kinderen hadden stiekem
gerookt".
De strijd tegen roken is geen eenvou
dige. Alleen al de aanpak van de re
clame stelt de regering voor een hoop
problemen. Toch heeft mevrouw Ten
Berge hoop op een betere toekomst.
Hoop die vooral gericht is op de jon
geren. Zij: „De jonge volwassenen
van nu zijn zich veel bewuster van hun
gezondheid. Een zuiver leven willen ze.
Er is meer aandacht voor natuurpro-
dukten en dat is een gunstige ontwik
keling. Misschien dat die tendens door
zet".
Vetgebruik
Een ander probleem: het hoge vetge
bruik bij kinderen. Mevrouw Ten Ber
ge: „Vooral bij leerlingen van LTS
en Huishoudschool is het vetgehalte
in het bloed hoog. Door de omstandig
heden gedwongen gebruiken die kinde
ren veel vet. Soms gaat het ook onbe
wust. Sommigen denken, ach mayonai
se, daar zit toch geen vet in? Daar
komt nog bij dat het gedrag gericht
is op eten buitenshuis. Snacks tussen
door zijn gewoon geworden".
„Als je vraagt: eet je veel, dan zeg
gen ze „nee!" Ze zijn het zich een
voudig niet bewust. Meestal moet er
iets gebeuren voor ze het in de gaten
krijgen. Ze kunnen moeilijker de trap
op, ze kunnen met gymnastiek op
school niet meer zo goed meedoen"
De ellende begint al bij de baby's.
De cultuur van de dikke baby's noemt
mevrouw Ten Berge het. „Ze moe
ten er allemaal als een Michelinman-
netje uitzien. Dat is ontstaan in de
tijd van de tuberculose. Het kind moest
snel groeien. Tendens was het afmeten
van de voeding aan het wegen van het
kind".
Wat voedingsmiddelen betreft blijkt
dat maar al te vaak. Kant- en klaar-
produkten zijn o zo verleidelijk. Ge
makkelijk en, dat koint <erbij, de
smaak spreekt aan.
Mevrouw Ten Berge: „Bij het braden van
vlees moest, zo redeneerden de moeders
altijd, een heel pakje vet worden ge
bruikt om een lekkere jus te krijgen.
In werkelijkheid is voor 400 gram
vlees 50 gram vet voldoende. Mefr krui
den aangemaakt krijg je ook een lek
kere jus. Een heel pakje boter. Dat
betekent vijf keer zoveel vet als nodig
is".
Het benadrukken van een goed voe
dingspatroon moet je gewoon volhou
den meent mevrouw Ten Berge. „Ér
is niets in te brengen tegen een goed
voedingspatroon. En dat hoeft alle
maal niet zo pietje precies op de weeg
schaal. Als je eens erg veel zin hebt
in koffie met slagroom, dan moet je
dat doen. Als je de rest van watje
die dag eet maar aanpast. Het gaat
om het zoeken naar een zeker even
wicht".
In dagelijkse praktijk merkt de Gro
ninger schoolarts duidelijk het verschil
in de diverse gezinnen. De meeste ou
ders weten vaak wel wat goed en niet
goed is, maar hebben het niet altijd
even gemakkelijk om zich aan de be
kende dingen te houden.
Voor dikke kinderen is het leven verre
van eenvoudig. De ervaringen in een
winkel (niets past - aileen'de grootste
maten), op gymnastiekles (altijd wor
den ze geplaagd) en de vaak niets ont
ziende bijnamen als Bulletje werken
uitermate frustrerend. Ze willen wel
van het extra gewicht af, maar raken
vaak na korte tijd al ontmoedigd. Mfeer
dan een§ luidt het antwoord op de
vraag of het kind wel naar een dië
tist wilHelpt dat dan? De gestegen
welvaart heeft het er voor dikke kin
deren niet gemakkelijker op gemaakt.
Frisdrank was vroeger een tractatie
op zon- en feestdagen, tegenwoordig
is het de normaalste zaak van de we
reld geworden. Veel kindleren konten
uit school, lopen thuis naar de ijskast
en plukken er een fles uit.
Aanvaarden
Het is bekend: hart- en vaatziekten ma
nifesteren zich pas op langere termijn.
Dat maakt het extra moeilijk te aan
vaarden voor de mensen. Mevrouw
Ten Berge: „Er is een groep met
een bepaald verhoogd risico. Bijvoor
beeld families bij wie hartinfarcten
voor het zestigste levensjaar meer
dan eens zijn voorgekomen. Die groep
moet extra oppassen. Het is noodzake
lijk die mensen eruit te pikken en er
extra zorg aan te besteden".
Het thema „Kind en Hart" moet naar
de mening van mevrouw Ten Berge
niet slechts op 'de ouders worden ge
richt, maar wel degelijk ook op de
kinderen zelf. Boekjes met informa
tief materiaal voor de scholen bijvoor
beeld. Om te beginnen al op de kleu
terschool. Een kleuter kun je best
leren wat gezond en lekker is.
Om een voorbeeld te geven: op school
zou best kunnen worden uitgelegd, dat
witbrood moet worden vervangen door
bruin- of liever nog volkorenbrood.
Mevrouw Ten Berge: „Meer vezels
moeten ze eten, meer rauwe groen
ten. Dat leidt tot een mindere calorie-
inname en de vezels zijn erg goed
voor de stofwisseling. Kinderen kun
nen dat best leren, maar dat moet
je niet overdrijven. Het mag niet tot
dwangmatig gedrag leiden. Dat komt
voor. Ik heb wel kinderen gezien, die
van huis uit qua voedingsgewoonten
heel strikte regels naleefden. En wat
zag je op een gegeven moment? Die
kinderen kochten witbrood alè snoep.
Natuurlijk', die ouders bedoelen het uit
stekend, maar je kunt je niet hele
maal afzonderen van de maatschappij,
je zo dogmatisch opstellen. Het kind
zou vervreemden van de rest".
Het uitslaan van dreigende taal sor
teert geen effect, meent mevrouw Ten
Berge.
„Beter is te zeggen, dat je prettiger
leeft zonder al die extra kilo's. Dat
je niet alle dagen die extra last mee
hoeft; te zeulen".
Een aparte groep vormen de kinderen
met aangeboren hartafwijkingen. Vo<„
deze kinderen werd in juni van het
vorig jaar de „Kinderhartenark" geo
pend. Temidden van de Bilthovense
bossen ligt dat unieke huis, dat spe
ciaal voor hen is gebouwd.
Mevrouw Ten Berge: „Het is van groot
belang, dat voor deze groep duidelijk
iets gedaan kon worden. Kinderen met
aangeboren hartafwijkingen kunnen
moeilijk naar normale vakantiekam--
pen.
Er" zijn hartgebreken die verholpen
kunnen worden, er zijn er ook waarbij
dat niet kan. Vaak weten die kinde
ren heel precies, dat ze maar een be
perkte levensduur hebben. En de ou
ders weten dat ze deze kinderen maar
kort zullen hebben. Daarom is het
zo goed dat er een speciaal Ouderco
mité in het leven is geroepen".
Terug naar de vetzucht bij jongeren.
Mevrouw Ten Berge: „Het is toch wel
vooral een probleem van mensen, die
een mindere opleiding hebben gehad.
Zij hebben minder kans gehad om iets
van de geboden voorlichting op te
pikken. Vaak veroordelen ze het als
„duur gezwets" of zeggen ze: „Ze
gunnen ons het gebakje niet". Met die
voorlichting moet je vooral op kleine
re groepen gaan werken. Niet massaal
aanpakken.
Gewone verenigingen moeten er aan
dacht aan besteden. Het is te gek,
dat je in kantines van sportverenigin
gen snoep, bier en frisdrank ziet lig
gen. En kinderen mogen vanaf hun
zesde jaar al op een sportvereniging'
Vier van de duizend geboren kinde
ren hebben een afwijking in het cho
lesterolgehalte van hun lichaam. Dat
is statistisch vastgesteld. Toch wordt
zo'n afwijking niet bij de geboorte vast
gesteld. Mevrouw Ten Berge: „Zo zijn
er meer dingen, hoor. Bloeddruk me
ten kun je als arts doen vanaf het
derde jaar van het kind. En wat zie
je? Nog lang niet bij alle huisartsen
hoort de controle van de bloeddruk
tot de routine. Dan vraag je je soms
wel af, waar je mee bezig bent,
o'"-/-:
Tv S^fiSfsWs;
i n' -
l;
Geen gezoek meer naar wekkers, hor
loges, brillen e.d. om 's nachts de juis
te tijd te weten te komen. Ook is
het niet meer nodig om het licht aan
te doen, want met de introduktie van
de PLAFONDPROJEKTIEWEKKER
is daar definitief een einde aan ge
komen. Die projekteert in grote, dui
delijk leesbare cijfers de juiste tijd
op het plafond.
Een echte uitkomst voor iedereen,
maar vooral voor al die mensen die
in het donker slecht zien of een bril
nodig hebben-
Het systeem is simpel en werkt vol
gens het systeem van een diaprojek-
tor. Een ingebouwd mechaniekje ver
schuift n.1. alle 5 minuten een plas
tic schijfje. Hierop staan de tijden.
D.m.v. de lamp en het lensje welke
zich bovenin het apparaat bevinden
wordt dit uitvergroot en op het pla
fond geprojekteerd. Een zachte, maar
indringende zoemer wekt u op de inge-"
stelde tijd.
Er zijn 3 uitvoeringen in 220 volt t.w.
zwart/zilver, walnootbrons en een zes-
kantige zwart/brons uitvoering, alles
in de afmeting van ca. 14x16 cm.
De advies verkoopprijs bedraagt 125,-
incl. BTW.
De meeste Nederlanders zijn opvallend opticiën-trouw; als zij eenmaal bij een
opticien naar tevredenheid hebben gekocht, gaan zij ook voor de volgende bril
naar dezelfde opticiën. Ongeveer een derde deel van de bevolking van ons land
heeft al vóór z'n 45e met hem te maken. En van de mensen, die deze leeftijd
gepasseerd zijn komt iedereen vroeg of laat bij hem terecht.
Het vak van opticiën (of opticiënne) oren nauwelijks sprake zijn. De opti-
vicht
heeft overigens heel wat om het lijf. Hij
of zij moet naast een technische knob
bel en een uiterst gevoel voor precisie
nog een gave hebben om op en top een
opticiën te zijn. Dat is het gevoel voor
mooi en mode. Het gevoel voor wat met
een fraai woord esthetica heet. Want
wie een bril draagt, wil er niet alleen
goed mee kunnen zien, maar wil er ook
goed mee uitzien. En omdat je een bril
nu eenmaal moet uitzoeken als er nog
geen glazen in zitten, en je jezelf door
een bril-zonder-glazen zelfs in de spie
gel niet „echt" kunt waarnemen, kun
je nie\ - zoals bij het kopen van kleren -
zonder meer op je eigen oordeel af
gaan.
De opticiën kan heel goed zien of het
montuur als bril zal staan of niet, of de
bril het gezicht - de vorm, de uitdruk
king. de stand van de ogen - op een
bepaalde manier moet verbeteren.
Zo weet de opticiën ook, wat het effekt
zal zijn, als de voorgeschreven glazen
in het montuur zullen zitten. En als dit
effekt - bijvoorbeeld door de dikke
randen van sterk negatieve glazen,
nodeloos storend zou zijn, adviseert hij
waarschijnlijk een iets kleiner mon
tuur te kiezen. De glazen kunnen dan
ook kleiner en de randen dus iets
dunner zijn.
Bovendien speelt het draaggemak een
rol. Wie een „lege" bril past. en zelf
vindt dat hij „lekker zit", moet er
rekening-mee houden, dat die bril mét
glazen heel wat meer zal wegen. Door
toepassing van kunststofglazen echter
zal van druk op de neus en achter de
ciën kan zeggen, wat dat gewit
straks te betekenen heeft, en hij houdt
er bij het adviseren van het juiste
montuur terdege rekening mee.
Zo is er dus heel wat, waar je als leek
bij het kiezen van een bril zelf niet op
let. De opticiën ziet het als zijn taak,
om juist die dingen bij de keuze te
betrekken. Hém wordt het immers
kwalijk genomen, als de bril straks
tegenvalt. Als hij te zwaar is, te groot
of te gek. De opticiën neemt er daarom
de tijd voor, alle „voors" en „tegens"
de revue te laten passeren, en als klant
moet je er eigenlijk ook wel even voor
gaan zitten. Want je moet er - afhanke
lijk van de veranderingen in je oogaf
wijking en van de veranderingen in de
mode - toch minstens een jaar mee
doen.
De opticiën voelt zich ook een beetje
artiest, omdat hij soms echte kunst
stukjes moet uithalen. Voor klanten die
speciale eisen aan hun bril stellen.
Zoals de slechtlezende tropettist uit e
fanfare, die de bladmuziek bóven op
z'n instrument moet kunnen lezen door
het leesdeel ónder in z'n bril. Of de
leraar, die tijdens een proefwerk zon
der al te ver te bukken, af en toe een
leerling kontrolerend, de klas wil kun
nen rondlopen.
De opticiën is een artiest, die dankbaar
is voor het applaus van zijn publiek.
Die met spanning wacht op de climax
van zijn nummer: het opzetten van het
eindprodukt bril. Die echt blij is, als
die bril tenslotte de winkel aitgaat op
een tevreden neus.
Vlinderlicht. Dat is in één woord de brilmode voor 1979. Vlinderlichte brillen,
dankzij dunrandige monturen en weinigwegende glazen-van-kunststof, welke
laatste het langzamerhand van de veel zwaardere glazen-van-glas gaan winnen.
De nederlandse opticiëns kondigen een seizoen aan, waarin als tegenstelling tot
het tamelijk volumineuze beeld van de kleding aan het gezicht een minder
zwaarwichtig karakter wordt gegeven. Dat zal gebeuren met brillen die niet
alleen licht aanvoelen, maar die er ook licht uitzien. De dunne, niet al te grote
monturen, zijn veelal gemaakt van transparante lichtgewicht kunststof, waarin
kleurloos materiaal luchtig samenspeelt met de verschillende modetinten. Voor
sommige monturen is dun metaal gebruikt [goud of zilver] al of niet met een
versiering van email.
Ook de vormgeving suggereert weinig
gewicht. Veel damesmonturen zijn uit
gevoerd in een sierlijk vlindermodel.
De monturen doen met hun lange,
meer of minder sterk uitlopende werik-
brauwlijn denken aan de vlinderbril uit
de vijftiger jaren, maar zij zijn dankzij
het gebruik van moderne materialen
aanzienlijk groter en eleganter, en dus
aangepast aan de smaak van vandaag.
Speciale aandacht wordt nu eens ge
vraagd voor het brilleglas. Het brille-
glas is de correctielens die de bril tot
bril maakt: want - ook al kan een bril
heel fijn in het modebeeld passen - een
bril wordt tenslotte allereerst gedra
gen om er bepaalde oogafwijkingen (in
de gezichtsscherpte) mee te corrige
ren. Voor steeds meer brillen wordt
tegenwoordig een kunststof brilleglas
gekozen.
Glas, het minerale glas dat per traditie
voor het slijpen van lenzen wordt
gebruikt, is een tamelijk zwaar pro-
dukt. Dat is vooral te merken als het op
de neus drukt. Glas is bovendien breek
baar, een gevaarlijke eigenschap als
het om ogen gaat. Er is dan ook -
eigenlijk al sinds de eerste bril - altijd
gezocht naar een goed vervangings
materiaal voor glas. Een materiaal,
dat op dezelfde manier als glas zou
kunnen voldoen aan de strenge op
tische eisen van oogheelkundigen, op
ticiëns en gebruikers, maar dat de
nadelen van het minerale glas niet
zou vertonen. Een langs kunstmatige
weg verkregen organisch materiaal,
„kunststof", zou dat vervangingsmid
del worden.
De uitvinding van het celluloid in 1870
(door de gebroeders Hyatt in de Ver
enigde Staten) was het begin van een
tijdperk waarin de mens leerde om via
een chemisch proces organische stof
fen te vervaardigen.
Om deze kunststoffen geschikt te ma
ken voor het perfekte brilleglas zou
echter nog een lange technische ont
wikkeling nodig zijn.
Pas in 1954 kon in Frankrijk een tijdens
de laatste wereldoorlog in Amerika
uitgevonden polyester geschikt worden
gemaakt voor de produktie van bruik
bare brille glazen, en sindsdien is er
nog veel verbeterd.
Nu is bereikt dat kunststof glazen in
veel gevallen een aantrekkelijk alter
natief zijn voor die uit glas. Niet alleen
door de optische kwaliteit ervan (met
kunststof is zelfs een grotere kijk-per-
fektie te bereiken dan met glas), door
de extra helderheid en de betere ab
sorptie van schadelijke UV-stralen,
maar ook door de langere levensduur
en het plezierige draagkomfort dat
kunststof biedt. Kunststof glazen heb
ben tegenwoordig een goede slijt- en
krasvastheid (dus blijvend doorzich
tig) en zijn bestand tegen schokken
zoals die veroorzaakt kunnen worden
door vallen maar ook door opspattend
grind en dergelijke. Kunststof glazen
zijn dus veilig. Bovendien zijn ze aan
genaam om te dragen. Het soortelijk
gewicht is bijna de helft van dat van
glas (1.32 gram tegenover 2.4 gram)
waardoor de grotere glazen die van
kunststof kunnen worden vervaardigd
weinig gevolgen hebben voor het totale
brilgewicht.
De technische mogelijkheden van
kunststof glas zijn schier onbeperkt.
De meest bijzondere zienproblemen
kunnen ermee worden opgelost. Even
min zijn er grenzen aan de mogelijk
heden op mode-gebied: een oneindig
scala van kleuren en kleurkombinaties
is met kunststof te bereiken. Het mine
rale glas laat zich slechts in beperkte
mate kleuren: de dégradétechniek
voor het verkrijgen van overlopende
tinten is alleen op kunststof toepas
baar.
Daarom is het 't kunststofglas waar
mee het modieuze brilmonteur het
beste harmoniëert.
We leren veel in onze jeugd, maar ons leren is hoofdzakelijk gericht op
zelfhandhaving [Maslow: primaire levensbehoeften]. Kortom, we leren ons voor
te bereiden op „geldverdienen", om het maar eens heel generaliserend te
zéggen. Andere dingen leren we niet, zoals: relatie leggen en onderhouden,
volwassen niet-rolgebonden omgang met het andere geslacht, afscheid nemen
[dood, echtscheiding], omgaan met jezelf in de levensfase waarin je op dat
moment verkeert [middelbare leeftijd, ouderdom], vrije tijdsbesteding. Dat
doen we allemaal op de gok, zoals het ons ongeveer is voorgeleefd door de
opvoeders en zoals de situatie ons overkomt. En als we het dan helemaal niet
meer aankunnen, dan is daar de psychotherapie om ons een soort „inhaalopvoe-
ding" te geven. Jammer dus, deze gebieden die in onze jeugd eigenlijk
onbesproken blijven.
Eén van dé belangrijkste dingen die we
nooit geleerd hebben, is opvoeden. We
voeden onze kinderen op naar beste
weten en kunnen. Vaak zoals we zelf
zijn opgevoed, met weglating van wat
we zelf in die opvoeding als „onpret
tig" ervoeren en soms met toevoeging
van eigen nieuw verworven inzichten
of zelf gevormde opvattingen omtrent
wat wij als „juiste opvoeding" be
schouwen. De lezer vuile dit zelf in!
Maar wat is een „juiste opvoeding"?
Wie maakt dat uit?
Een lange tijd was het bekende boek
van dokter Spock voor vele jonge
ouders een leidraad, doch zelfs Spock
himself is op zijn eigen boek alweer
teruggekomen, de tijdgeest is veran
derd en Spock veranderde niet mee!
Wat is nu „goed opvoeden" en hoe kun
je daarin preventief bezig zijn ten
aanzien van toekomstig eventueel ne
gatief denken, voelen en handelen van
je kind(eren)?
Een begin om bewust met opvoeden
bezig te zijn zou gemaakt kunnen
worden, door al uit te gaan van het
demokratisch beginsel in de gezins
sfeer. Hierbij is het belangrijk om o.a.
een machtsstrijd met het kind uit de
weg te gaan en vooral te proberen om
hem te bemoedigen. In de plaats daar
van is o.a. het aankweken van gemeen
schapsgevoel binnen het gezin een
belangrijk gegeven. Géén autoritaire
opdrachten, maar een overlegsituatie
creëren, die leidf tot gezamenlijk ge
maakte afspraken ten aanzien van de
dingen die in een huishouding nu een
maal gedaan moeten worden. Daarbij
wordt ook het „rolgedrag" vermeden.
dus niet: jongens hoeven geen tafel
te dekken of af te wassen, want dat is
meisjeswerk". Onzin natuurlijk!
Vele ouders zullen ook konstateren, dat
zij hun invloed op de kinderen kwijtra
ken. Wat is er aan de hand? Strengheid
en toegeeflijkheid blijken niet de juiste
opvoedingsmethoden te zijn. Er zijn
ouders die denken, dat verwenning de
enig overblijvende methode is wanneer
autoritaire middelen falen. Ook dat
blijkt een misvatting. Het werkt niet.
Ieder kind probeert éérst met positieve
middelen de ouderlijke aandacht te
vragen en als dat niet lukt, met storen
de middelen. Tenslotte ontstaat de
machtsstrijd.
Waarom heeft de volwassene zijn in
vloed op de kinderen verloren? Waar
schijnlijk omdat ze een demokratische
opvoedingstraditie missen. De auto-
kratische druk zou door demokratische
stimulering moeten worden vervan
gen.
Als men in deze tijd een kind beloont en
steeds blijft belonen, beschouwt het
kind de beloning als een recht, waar
door de natuurlijk inzet van het kind
verdwijnt. En bij straf: „Als jij het
recht hebt mij te straffen, heb ik het
recht jou te stróffen". Zo komt het
steeds opnieuw tot vergeldingsmaat
regelen en konflikten, die alleen op
basis van wederzijds respekt opgelost
kunnen worden. Het is geen kwestie
van vechten of toegeven. De strijdlus
tige respekteert de ander niet, de
toegeeflijke respekteert zichzelf niet.
Een methode om het kind te beïnvloe
den en zijn medewerking te verkrijgen
is o.a. de bemoediging van het kind en
het appèl op zijn natuurlijke goedheid.
Bestraffing en belóning worden ver-
vangen door natuurlijke en logische
gevolgen van het kinderlijk wange
drag; we leren het kind zélf verant
woordelijk te zijn zonder onze wil op te
leggen, we versterken het saamhorig
heidsgevoel in het gezin en beëindigen
de konkurrentiestrijd.
Gezinsraad
Een heel goed middel om een harmo
nische situatie binnen het gezin te
scheppen is de zg. „gezinsraad", naar
het idee van de psychiater Prof. Dr.
Rudolf Dreikurs. De gezinsraad is één
van de belangrijkste middelen om op
een democratische manier lastige pro
blemen aan te- pakken. In de praktijk
komt het er op neer, dat één keer per
week op een vaste tijd alle gezinsleden
bijeenkomen. Elk gezinslid heeft het
recht een probleem naar voren te
brengen en gehoord te worden. Samen
zoekt men dan naar een oplossing van
het probleem en de mening van de
meerderheid is doorslaggevend. In de
gezinsraad weegt de stem van de
ouders niet zwaarder dan die van de
kinderen. Het besluit dat op een be
paalde vergadering is genomen, is een
week van kracht. Er is geen discussie
meer over mogelijk. Dat kan alleen op
de volgende vergadering. Elk gezinslid
is op toerbeurt voorzitter. Als de
ouders vinden, dat een bepaalde ge
dragslijn niet zo prettig is, moeten zij
zich tóch bij het genomen besluit
neerleggen, het ongemak dragen en
het natuurlijk gevolg afwachten.
De kinderen leren van deze ervaringen
méér, dan zij ooit van woorden of van
door de ouders opgelegde taken kunnen
leren.
Dit nét begonnen jaar 1979 is uitgeroe
pen tot het „Jaar van het Kind".
Misschien een mooie gelegenheid ons
eens te bezinnen op onze opvoedings
methoden, die toch het belang van onze
kinderen heten te dienen. Van harte
aanbevolen literatuur hierbij kan o.a.
zijn: het boek „Kinderen dagen ons
uit" van prof. dr. Rudolf Dreikurs,
uitgegeven bij Contact te Amsterdam.
drs. Frans Wertwijn.
üffB
JR
praktische tips j
voor fotografen
in de vorm van
een foto-drieluik
"Jullie mogen best komen", zei vriendin Margot tegen ons toen we
opbelden, "maar Jan zul je waarschijnlijk niet zien. Want die heeft
een filmkamera gekocht en is daar druk mee aan de gang". Dat
laatste was geen bezwaar, want een filmende man is een mooi foto-
onderwerp. En zo ontstond deze kleine foto-reportage, die laat zien
hoe een vader met z'n filmkamera een dag vast legt uit het leven
van zijn dochter. Maria, zo heet die dochter, is een jaar of twee.
Omdat het die morgen regende was Jan binnenshuis aan het werk
met z'n nieuwe kamera. Toen ik hem met de flitser fotografeerde,
vroeg ik of hij geen lichtprobleem had. Jan lachte fijntjes en zei:
"Met een XL heb je daar geen last van".
Daar wou ik natuurlijk meer van weten en het
bleek dat deze filmkamera door speciale voorzie
ningen meer licht "benut", zodat je er goed
binnenshuis-opnamen mee kunt maken. Vooral
als je een extra gevoelige film gebruikt. Zo maakte
hij opnamen van de kleine, die aan het spelen was
en ook toen ze (niet erg enthousiast) haar middag
maal moest eten. Ik vroeg Jan hoe hij kon zien of
er wel genoeg licht was. "Dat zie je in de zoeker",
zei hij. Die filmers hebben het maar gemakkelijk!
Na het eten gingen we naar buiten. Maria deed de
klompjes aan, want het is een echt buitenkind.
Daar werd nog een serie scènes gefilmd met
Maria in de hoofdrol en het huis op de
achtergrond. En terwijl ik nog wat foto's maakte
dacht ik: ook filmen is een heel bijzondere manier
om het leven vast te leggen. Want wat is er mooier
voor een kind dan dat het later een film krijgt van
zijn of haar jeugd? Een film waarin ook is
verwerkt een dag uitje teven toen je nog maar twee
jaar was.
V