Ad (BRANDPUNT) Langebent: In Soest staan de mensen nog voor je klaar. 19 Soester Courant van woensdag 19 december 1979 19 De verantwoordelijkheid van pers radio televisie in de opbouw van een nieuwe samenleving is enorm groot. Hun invloed is vandaag bijna onbegrensd. Volgens sociologen hebben berichten over moord en zelfmoord meermalen tot moord en zelfmoord geleid. De media kunnen wegens hun informatieve taak geweld, mis daad en sex niet uitschakelen. Maar de dosering is buiten alle verhoudingen. Men krijgt dagelijks in alle mogelijke kleuren en details alles aangeboden, wat ver keerd loopt, wat rot is en schandalig in onze kleine en grote wereld. Men gaat denken dat het leven uit niets anders bestaat en dat geweld, corruptie en misdaad gewoon en vanzelfsprekend zijn. Mensen worden overgeleverd aan een lawine van tegenstrijdigheden, en als je een maagzweer wilt hoef je maar re gelmatig naar het dagélijkse persoverzicht te luisteren. Een te eenzijdige infor matie is een onjuiste informatie. Journalisten, reporters en cineasten moeten in hun berichtgeving en verslaggeving meer aandacht en ruimte geven aan het posi tieve, het goede en het schone. Zij moeten zich in de redactie en in de keuze van termen en beelden laten leiden door een diepe bezorgdheid om het welzijn van con crete mensen en de vrede en de vriendschap binnen de gemeenschap en in de we reld. (Phil Bosmans, schrijver van „In liefde weer Mens worden") Ad Langebent heeft vanaf zijn begin periode bij de K.R.O. tot aan de dag van vandaag de stormachtige ontwik kelingen van zijn omroep meege maakt. De vraag hoe het met de eers te verenigingsletter van deze omroep organisatie in praktijk is gesteld, ligt dus voor de hand. Ad Langebent: „Toen ik in '65 kwam deden zich zo'n beetje de eerste teke nen gevoelen van wat moeten wij ei genlijk met die K. De ontwikkeling in de zestiger jaren is natuurlijk niet aan de K.R.O. voorbij gegaan. Volks vergaderingen zijn er geweest, het per soneel mocht zich uitspreken, alles draaide om de identiteit van de K.R.O. met het accent op de eerste letter. Er waren groepen die van die K af wilden. Ze zagen het niet meer zitten, het stelde niets meer voor. Tot de zulken heb ik nooit behoord, zij 't dat ik niet wist hoe het wèl moest. Mijn uitgangspunt was en is: de K.R.O. blij ven maken zolang enkele miljoenen mensen katholiek zijn. Niet zoals vroe ger; anders, aangepast. Aan het eii>d van de zestiger jaren heeft men gekozen voor het besluit de K te handhaven. De zeventiger ja ren geven een tijdperk te zien waarin wij die K weer aan het invullen zijn. Zoekend en tastend. Wij zijn geen kerk- omroep in die zin dat wij alles nazeg gen wat de bisschoppen vertellen. Wij zijn een kritische omroep die zegt: er ^ijn verschillende soorten katholie ken, ze moeten in .hun eigenheid alle maal bij ons een plaats kunnen vinden. Wij zijn een kritische omroep tegen over alles en iedereen. Politiek onaf- hankeljk, wat ik ook vind behoren bij modern katholicisme. Katholieken stemmen niet allemaal op het CDA, ze stemmen alle kanten op. Brandpunt is progressief, wil in de toekomst kijken. Een rubriek als „Heel de Mens" hoort typisch bij het huidige profiel van de K.R.O.". Schillebeeckx geen Luther of Calvijn De plaats van Ad Langebent binnen de K.R.O., zijn beleving van modern ka tholiek zijn, komt de laatste maanden vooral tot uitdrukking in zijn visie op de zaak van prof. dir. J. Schillebeeckx. De theoloog die zich zeer recent in Rome moest verantwoorden, zou in Ad Langebent een groot en deskundig verdediger hebben. „Kan natuurlijk niet, maar ik zou het best willen" zegt Ad Langebent. „Schillebeeckx is een man die pro beert oude waarheden te vertalen in de taal van de mensen van vandaag. Of dat nou progressief is of conserva tief, ik weet het niet. Ik weet alleen dat die man iets begrijpt van de men sen van vandaag. Het spreekt mij aan dat die man de behoeften van de men sen van vandaag, die waarheden toch te begrijpen, maar dan niet in oude formules, in schrift brengt. Dat heeft die man zodanig opgeschreven dat de mens van vandaag het in zijn ziel raakt. Schillebeeckx hoort niet thuis in het rijtje van Luther en Calvijn. Hij vindt zichzelf, en is ook, een ortho doxe man. Schillebeeckx is geen man die zich verzet tegen een kerk. Schil lebeeckx zegt alleen: ik wil proberen de mensen van vandaag te bedienen, en de Kerk doet dat vandaag de dag niet zo goed als hij dat doet. Hij kent de mensen van vandaag beter dan het instituut Kerk de mensen van vandaag kent. Dat hangt samen met onze eigen aard. Wij zijn een hele eigen kerk hier. Niets bijzonder, het gebeurt over de. gehele wereld. Overal gaan priesters trouwen, overal zijn geloofscrisissen. Bij ons komt het duidelijker naar bui ten. En dus denken ze daar in Ro me dat het bij ons fout zit. Het zit helemaal niet fout, wij zijn er alleen maar open en eerlijk in. Vlak om de Paus heen hebben priesters vrouwen. Alleen ze trouwen niet met die vrou wen. Dat is het verschil. Gebeurde allemaal vroeger ook, maar dan in het geniep". Ad Langebent, duidelijk op zoek naar de kerk waarin hij wil en kan gelo ven, duidelijk ook de man, de gelovi ge, die van zijn kerk al een profiel gemaakt heeft. Hoe ziet hij de toekomst van zijn kerk, bijvoorbeeld in relatie tot het geen er nu misschien dreigt plaats te vinden rond de „verketterij" rond Schillebeeckx? AI bij al zit het goed Ad Langebent: „Het gaat er om wat je onder Kerk verstaat. Ik denk dat hier in Nederland, onder katholieken, zoveel vitaliteit is en zoveel behoefte om met elkaar te denken over de vragen die de zin van het leven aan gaan dat het al bij al goed zit. Ik ben er van overtuigd dat het, zolang wij nog met elkaar kunnen praten, goed blijft zitten". Simpel antwoord op een wat provoce rende of in ieder geval wat meer ver duidelijkende vraag. Ad Langebent, wekelijks terugkerende cass in vele huiskamers Ad Langebent: „Neem een plaats als Soest over tien jaar. Welke katholiek wil dan nog een sacrament als de biecht ontvangen. Missen, als je geen priesters meer hebt. Dan kun je na tuurlijk communie-vieringen houden. Wij zijn op het ogenblik bezig reporta ges te houden over hetgeen de vrouwen op dit gebied al doen. Ze houden com munie-diensten, dopen, sluiten huwelij ken, alhoewel er dan wel een priester in de kerk moet zitten. Ze zijn aanwezig bij stervensbegelei ding, ik denk dat er mensen genoeg zijn. Ik heb het dan over vrouwen die dat soort dingen ook best kunnen doen". Een opvatting die in schril contrast staat tot hetgeen Rome met de „ge lovigen" van 1979 en de toekomst voor ogen heeft. Ad Langebent: „Wat precies wel en niet mag weet ik niet. Ik vind alleen dat je in kerkelijk opzicht niet zo ju ridisch te werk moet gaan. Als et een gemeente is die van een man of een vrouw zegt en meent, dat ze dat leuk met elkaar kunnen doen, lat men dat moet doen. Beter dat je iets doet dan niets doet. Dat houdt natuurlijk niet in dat die man of vrouw voor ieder acceptabel is. Hoeft ook niet, want dat was de pastoor ook niet altijd. Vroeger kreeg je ze ook van de bisschoppen op je dak. Nu of straks krijg je bij wijze van proef een pastoraal werker toegestuurd. De man of de vrouw heeft er voor gestudeerd, wordt er voor be taald, waarom zou je het niet doen? Het zal moeten, wat moet je anders. De kerken met Kerstmis sluiten? Ik denk dat er, meer dan wij wel eens veronderstellen, bij mensen behoefte is antwoorden te krijgen op vragen zoals: wat zijn we aan het doen, waar leven wij voor, waar gaat het naar toe? Ik vind helemaal niet dat persé pries ters op die vragen allemaal antwoord moeten en kunnen geven. Andere men sen die daarvoor gestudeerd hebben kunnen dat net zo goed' Over tien jaar... Ad Langebent, filosoferend dat mensen voor mensen klaar staan. Is hij de man die wij over tien jaar horen spreken zonder dat hij van zijn kerk een stem gehad heeft? Ad Langebent: „Daar ben ik niet braaf genoeg voor. Ik ben geen jongen die daar werkelijk voor opgeleid is. Ik ver diep mij er veel in, maar toch... Zelf heb ik wel eens een heel enkele keer, daartoe uitgenodigd, op een preek stoel gestaan. Dan zeg en vertel je op dat moment wat je hart je ingeeft. Mij is wel eens gevraagd te zeggen in een preek wat ik dan uiteindelijk geloof. Ik heb daarin toegestemd. Een keer gedaan. Dat was in Berg en Dal bij Nijmegen, een jaar of acht geleden. Toen heb ik gezegd dat ik het alle maal niet zo belangrijk vind wat ik geloof. Misschien geloof ik wel niks. Daar gaat het ook niet om. Het gaat er in feite om wat ik HOOP. Dat is veel belangrijker. Ik kan wel zeggen dat ik geloof In de hemel, maar dat weet ik allemaal niet. Geloof en liefde kun je verliezen. Niets menselijks is ons vreemd. Je bent een verloren mens als je de HOOP verloren hebt. Dat is de strohalm waaraan je je vast moet hou den. Dat is geen ijdele hoop. Het is weliswaar een christelijke hoop, maar toch een hoop die je het uitzicht biedt dat het eens allemaal zal goed komen. Niet van dat we het allemaal nog wel eens zullen zien. Die hoop, mijn geloof, zegt dat alles op een dag helder en duidelijk zal worden. Ik weet niet wanneer die dag komt en waar het zich zal afspelen. Ik weet het niet, het is ook niet van belang. Dat heeft in de eerste plaats niets met God - Almacht - Jezus en noem maar op te maken. Het enige wat ik weet, wat ik zeker weet, dat ik in mijn leven ontzettend veel ongeloof lijk goede mensen heb ontmoet. En nog steeds. Mensen waardoor ik ont roerd en geëmotioneerd word. Men sen waarvan ik zeg en vind dat ze geweldig zijn. Familie - kennissen - vrienden en vriendinnen. Otmoetingen die ik met mensen heb waarvan ik later conclu deer: er is tussen mij en die ander vandaag iets gebeurd. Die mensen hoeven niet katholiek - protestant of weet ik wat te zijn. In alle mensen is iets moois. Neem het van mij aan. Als je ogen hebt om te kijken, oren om mee te luiste ren, dan beleef je het. Ik kijk liever om mij heen dan dat ik hemels naar boven kijk. In ieder van ons, gelovig of niet, is iets van Jezus - Christus - God. Om mij heen zie ik zoveel fijne dingen gebeuren. Daar verliezen kern wapens het van' Kerstmis Wij naderen de laatste halte van dit artikel: Kerstmis. Ad Langebent daarover: „Kerstmis is voor mij het feest van het goede. Het feest van het ongerepte, eerlijke. Van het ontroerende en emotionele. Oog hebben voor mensen die ergens van en voor leven. Mensen die uiteindelijk het goede willen. Met Kerstmis vind ik daar persoonlijk een bevestiging van, het feest van het goede. Zelf ben ik geen grote en trouwe kerk ganger. Ik doe dat niet omdat ik van vroeger weet wat voor een enorme sleur dat werd, dat je dan met de pest in je lijf gaat en teleurgesteld thuis komt. Ik ga pas als ik vind dat iets mij weer trekt waarnaar ik op zoek ben. Op hoogtijdagen zoals Kerst ga ik altijd. Misschien goedkoop qua be nadering. Toch, als ik met Kerstmis bezig ben in de zin zoals ik het be doel, en ik zou niet in de kerk ge weest zijn, dan zou Kerstmis voor mij onafgewerkt zijn. Dat komt omdat wij in die andere 364 dagen afgeleid wor den door televisie - auto's en al die andere dingen waarmee wij bezig zijn. De tredmolen waarin wij leven. Wij hebben practisch alles wat ons hartje begeert. Je daarvan los te maken en naar een kerk te gaan is, buiten hetgeen zich rond Kerstmis afspeelt, erg moeilijk. Met Kerstmis wring ik mij van dit alles los. Hopen dat je er dan de inspiratie vindt die je er zoekt. Het aantal priesters, noem ze profeten, dat de Boodschap zó brengt dat je er iets aan hebt is zo gering. De kerk van vandaag is wijfelmoedig - onzeker en onduidelijk. Goedkoop door er aktualiteiten bij te halen, alsof er geen eeuwigheidswaarden zijn. Men sen op goedkope maniertjes in een kerk krijgen, daar trapt niemand meer in. Wijs op absolute waarheden en strooi geen onzekerheid uit. Getuig eens tijdens Kerstmis, Jezus is toch nooit onduidelijk geweest, ook al heeft niet iedereen het altijd kunnen begrijpen". Ad Langebent, zo maar een Soester. Zijn „Brandpunt" in de Soester Cou rant is tenminste het overwegen waard. Fijne - gezegende - vooral ge lukkige Kerstdagen. JAN LEIJENDEKKER. gaan worden. De hoofdredacteuren die in die tijd geen sollicitatiebrief van hem ontvingen zijn op de vingers van één hand te tellen. Zijn schoolkrant- proza bleek echter minder in elkaar getimmerd te zijn dan hij had veron dersteld. Vanuit alle windstreken be reikten hem briefjes met de eenslui dende beginzin: „tot onze spijt moeten wijU..." Uitgangspunt bij zijn beroepskeuze was geweest via schrijven contact zoe ken - vinden en maken met mensen. Het leek er alemaal niet van te ko men, totdat in 1956 Moeder Langebent, zij weer, zoon Ad attendeerde op een advertentie waarin het Katholiek Ne derlands Persbureau in Den Haag leerling-journalisten vroeg te sollicite ren. Twee jaar heeft hij er doorgebracht. Katholieken onder elkaar. Ad Langebent over die periode: „Het aardige van dat werk is dat ik meteen in het buitenland kwam. Ik moest naar Rome - Fatima - Lourdes of Ka tholieke dagen in West-Duitsland. Het begin van een journalistieke opleiding heb ik daardoor gemist. Het verslaan van een brand of een ongeluk. Ze wa ren er natuurlijk wel, alleen ik was er niet bij. Toen ik mijn leerlingen tijd er bij het K.N.P. op had zitten werd ik ontslagen. Als journalist was ik voor dat instituut te duur. Stapte over naar de binnenlandse en buiten landse redaktie van dagblad Het Bin nenhof. Niet zo interessant. Kwam er al heel gauw achter dat er bij De Volkskrant vacatures waren. Een krant die iedere journalist in die tijd als ideaal had. Als je daar binnen kwam dan had je het gemaakt. Brief geschreven aan de hoofdredacteur die mij per kerende post de schriftelijke vraag stelde of het in mijn bol gesla gen was om bij zijn krant te durven solliciteren. Dezelfde dag nog zonder verdere aankondiging het kantoor van dhr. Lückner binnengelopen. Ik heb hem verteld dat hij diende te besef fen dat zijn antwoord op mijn sollici tatie mij niet beviel. Ik had de scène helemaal ingestudeerd. Ik moest hem overtroeven. Paars van woede liet ik hem achter. Ik werd er uit gestuurd. Een paar dagen later ben ik opnieuw gegaan. Stapte zijn kamer binnen en deelde hem mede niet van plan te zijn mij nog een keer door hem te laten ver wijderen. Ik mocht bij ven en werd aan genomen. Later heeft Lücker mij ver teld dat mijn optreden hem er van had overtuigd dat ik fantasie en wilskracht had om misschien een goed journalist te worden. Tot 1965 gewerkt bij de Haagse re daktie van De Volkskrant en in dat jaar door Richard Schoonhoven, eind- redakteur van Brandpunt, ingehuurd voor verslaggeving van binnenlandse politiek in zijn rubriek. Hij kende mij alleen van de jaarlijkse Volkskrant- prijs die ik voor mijn journalistiek werk van Lücker had ontvangen. Een prijs waar men in die jaren U tegen zei. Ik heb toch wel veel tijd nodig gehad om die beslissing te ne men. De overgang van een krant naar televisie is geen kleinigheid. Je toekomst in dit medium is niet te voorspellen. Er mislukken nogal wat mensen in. Met mijn ogen dicht er op een gege ven ogenblik maar ja tegen gezegd. Eerste werk een zeer groot aandeel in de maandelijkse rubriek „Vanavond in Nieuwspoort". Absoluut eerste par lementaire rubriek op televisie. Voor loper van o.a. Haagse Kringen en Den Haag Vandaag. Je werkte onder omstandigheden die nu niet meer voorkomen, maar je maakte een kwaliteit televisie die je vandaag naar die tijd doet terugver langen. Toen was het leuk en dyna misch. Nu is het bureaucratisch". In de suksesperiode van „Vanavond in Nieuwspoort" zijn bekende gezichten van het K.R.O.-aktualiteitenscherm verdwenen. Frits v.d. Poel, Charles Schwietert, Aad v.d. Heuvel, Ed van Westerloo (eindredakteur Brand punt). Laatstgenoemde vertrok als hoofdredakteur naar Het N.O.S.-jour naal, Ad Langebent werd tot zijn op volger benoemd. Ruzies beslechten. Ad Langebent: „Ik heb er niet voor staan dringen. Iedereen zei echter dat het voor de hand lag dat ik het zou moeten worden. Veel zin had ik er niet in. Ik maak liever zelf programma's dan dat ik baasje moet spelen met alles wat er aan vast zit zoals decla raties tekenen en ruzies beslechten. Redaktie en direktie bleven in mijn richting kijken en dan heb je eigen lijk weinig werkelijke redenen om te weigeren. Uiteindelijk ben ik door de K.R.O. toch een beetje in het vak ge worden wat ik nu ben. Dan komt er een ogenblik dat je er iets tegenover moet stellen". ren later zich op het standpunt stelde dat militaire dienstjaren geen verloren jaren waren. Praten met doodgravers Ad Langebent: „Ook in 1953 lagen er overal verspreid in het land nog de lijken van gesneuvelde Duitse militai ren. Begraven op kerkhoven, bij boe ren, rond uiterwaarden, allerlei stek ken. Die moesten overgebracht worden naar een Duits militair kerkhof in de omgeving van Venray. Waar mogelijk moesten ze ook geïdentificeerd wor den. Weinig mensen kennen dat kerkhof. Het is waarschijnlijk even indrukwek kend als Margraten. Na mijn opleiding tot officier heb ik ongeveer nog een jaar lijken gegraven. Duitse militairen, gesneuveld. Daar van heb ik overgehouden dat ik nog wel eens met doodgravers praat als ze op het kerkhof aan het schudden zijn. Mijn werk was in die tijd totaal anders. Je graaft alles op wat ze bij zich hebben. Herkenningsplaatjes - horloges - vulpen - foto's van vrouwen of vriendinnen. In de ene zak een ro zenkrans, in de ander een kapotje. Ze gingen er in zoals ze geleefd hebben. Alles kon je er vinden. Aan de hand van zo'n stoffelijk over schot gaat het front, de oorlog voor je herleyen. Je leert begrijpen wat er is gebeurd. O.a. aan gebitten en de leng- te van botten is het mogelijk men sen te identificeren. Natuurlijk wa ren er ook herkenningsplaatjes, al zaten daar soms grote problemen aan. Dikwijls meegemaakt dat een begra ven soldaat privé-zaken van zijn kame raad, die eerder gesneuveld was, bij zich droeg om later aan de familie te kunnen geven. In het begin heb ik erg veel moeite met dit werk gehad. Het legt enorm beslag op je zenuwen, je moet er aan wennen. Het wordt anders wanneer je ontdekt dat vermiste mensen weer tot leven komen. Pensioenen en verzekeringen worden na zoveel jaren eindelijk uit betaald. Omdat je je werk goed ge daan hebt. Eindelijk ben je in staat nabestaanden het gevoel waarmee ze leefden te bevestigen. Daar doe je ontzettend goed mee. Ik herinner mij uit die dagen brieven, reacties van mensen. Ontroerend. Het was een diensttijd zonder bevels verhoudingen. Je was als team dage lijks bezig met het begin en het eind: leven en dood". „Tot onze spijt moeten wij U mededelen..." Een korte theologische opleiding en een studie Nederlands in Leiden gingen na zijn diensttijd vooraf aan Lange- bent's definitieve besluit journalist te Verschil moet er zijn Mogelijk heeft die constatering anno 1979 iets te maken met Ad Langebent's vorming op latere leeftijd. Bracht hij zijn lagere-schooljaren door op een Ad Langebentde joumalist-filosoof „Als je 's avonds in Soest bij een groot winkelbedrijf aanbelt dan is het zeker dat je niet wordt geholpen. Tijd is tijd. Ga naar een middenstander, beloof beterschap, en de man zal je willen helpen. Mijn conclusie: in Soest staan de middenstanders nog voor je klaar. Een stuk dienstbaarheid dat van vroeger moet zijn overgebleven". Aan het woord Ad Langebent, eindre dakteur van KRO's aktualiteitenru- briek BRANDPUNT. Als inwoner van Soest sinds geruime tijd in levende lijve te bezichtigen. Weet waar hij 't over heeft als het onderwerp dienstbaarheid van en aan mensen ter sprake wordt gebracht. Vader Langebent, begonnen als por tier aan de kassa van een Haagse bioscoop, schakelde aan het eind van de twintiger jaren, crisisjaren, over het kruideniers vak. Werd midden stander met een uiterst beperkt as sortiment. „Vader had lang niet alles in voor raad. Kwam ik uit school dan gebeur de het regelmatig dat ik bij een vriend je van vader, ook kruidenier, een pak koffie of een pond rozijnen moest ha len. Snel bij een klant van vader af leveren, en het gezicht van de firma in COMNESTIBLES EN KOLONIALE WAREN was weer gered. De klant was koning. Dat wist de klant,en de middenstander had er da gelijks rekening mee te houden. Wat mij als kind is bijgèbleven dat krui deniers elkaar dikwijls matsten. Moest ook wel. De meesten zaten in hetzelfde schuitje. Te weinig geld om behoorlijk te kunnen inkopen, te wei nig verdienen om te kunnen reserve ren. De oorlog is niet bepaald een pe riode geweest waarin ik van mensen ben gaan houden. Duizenden distribu tiebonnen heb ik gesorteerd en opge plakt. Daar was je week-end mee ge vuld. De kunst was met valse bonnen mijn vader te belazeren. Mensen gin gen van het standpunt uit dat wij als kruideniersgezin meer te eten hadden dan een ander. Onzin natuurlijk. We kregen tijdens de oorlogsjaren geen bonnetje extra. Het was ook in andere opzichten een harde tijd. Tussen mijn zevende en twaalfde jaar meegemaakt dat buren en overburen werden opge haald en vermoord. Een tijd die voor al bol stond van angst. Het was le ven met angst. Mijn ouders waren laat getrouwd. Bij razzia's werd veron dersteld dat ze kinderen hadden die voor tewerkstelling in Duitsland in aanmerking kwamen. Ik ben bij huis zoekingen regelmatig ten tonele ge voerd. Men leefde in onzekerheid over het heden en de toekomst. Iedereen had één doel voor ogen: ondanks hon ger, ellende en V-I's proberen 't er levend af te brengen. Daarvoor had je geloof nodig. Moeder was zeer principieel katholiek. Vader protestant van huis uit, is later bij zijn huwelijk katholiek geworden. Geen funkties in het kerkelijk leven. Hij is noodgedwon gen kleine middenstander geworden omdat hij werkloos werd. Daaraan had hij zijn handen vol. Heeft altijd hard gewerkt, is altijd klein gebleven omdat hij geen middenstander van huis uit was. Wat zijn geloof betreft: wat heet nou katholiek worden. Ik denk als je twintig, vijf en twintig jaar een ander geloof hebt, dat je je nooit meer zó kunt „bekeren" dat je nieuwe ge loof je eigendom kan worden. Van vroeger herinner ik mij dat moeder een H.Mis wilde horen en vader het meer in de dominee zag zitten. Dat gaf wel eens moeilijkheden en span ningen. Zelf ben ik Rooms Katholiek opgevoed, maar toch heel duidelijk met invloeden van mijn vader. Mijn denken is, dat merk ik tijdens gesprek ken met protestanten, niet puur Rooms. Ik zie namelijk meer overeen komsten dan verschillen. Puur Rooms is dat je bijvoorbeeld zegt dat er maar één autoriteit bestaat, de Paus van Rome. Ik vind dat die man in de Roomse Kerk zeker een rol speelt, maar net zo goed een katholiek kan zijn als ik een rol speel in die kerk. Dat is overigens typisch protestant ge dacht. Dat vond ik vroeger overigens minder dan nu. Het werd je immers met de paplepel ingegeven. Maar toch als er gesprekken thuis waren was het vader die er kanttekeningen bij plaats te. Bij het denken aan bisschoppen en Paus als mensen waar je maar naar te luisteren hebt was hij toch de man die daar vraagtekens bij had, althans niet altijd onderstreepte of on dersteunde. Op latere leeftijd, nu nog zelfs want ze leven beiden gelukkig nog, spreek je daar opnieuw over en dan constateer je dat je van ie der iets hebt meegekregen. Ik ben dus niet pur sang Rooms-Katholiek". broederschool die qua onderwijs op inkomensgroepen was afgestemd, de maatschappelijke scheidslijnen in die jaren werden nog duidelijker bij zijn komst aan het Haagse Aloysiuscollege, een voortreffelijk middelbaar instituut met uitgesproken rechtse signatuur. Verschil moest er, ook in de eerste na-oorlogse jaren, in het onderwijs zijn en blijven. Moeder Langebent, een moederkloek van de oude stem pel, moest er figuurlijk voor vechten om zoon Ad, die met goede cijfers de lagere school had verlaten, geplaatst te krijgen. Bij de inschrijving werd haar 't ad vies gegeven dat Ad als zoon van een kruidenier zich gelukkiger in de zaak van zijn vader zou voelen. Daar was zijn milieu, daar zijn plaats. Nooit hoger grijpen dan waarvoor God de mens heeft bestemd. Ad Langebent: „Het werd vechten - vechten - vechten. Het is haar ten slotte nog gelukt. Waar zes jaar voor stond heb ik in zeven jaar gedaan. Eén keer blijven bakken. Ik zat bij jonkheren, zonen van ministers en-ho- ge ambtenaren in de klas. De verschil len waren zichtbaar en hoorbaar aan wezig. Toch brak in die jaren de ge dachte al door dat men ook met jon gens zoals ik diende te leven. Boven dien was ik niet helemaal een maat schappelijk buitenbeentje. K.R.O.'s Frans de Zwaan, zoon van een vader die bij het Gemeentelijk Gasbedrijf werkte, zat er ook. Dat soort jongens stond het meest vrij ten opzichte van de paters, zij waren het die de meeste rotzooi trapten, het meest met de kont tegen de krib lagen. De „betere" leerlingen deden dat niet. Daar kwam de pater 's avonds nogal eens op bezoek. Bij ons kwamen ze alleen thuis als er iets over mij te kankeren viel. Ik heb wat op mijn lazer gehad. Het deed mij helemaal niets. Je werd gestraft omdat je bij het verplichte H.Mis-bezoek ontbrak. Dat vond ik te gek en ging dwarslig gen. Met als gevolg een deputatie pa ters op bezoek om daar eens met mijn ouders over te spreken. Die hebben mij in mijn opvattingen nooit gesteund, maar mij ook nooit laten vallen' De militaire dienst. Apart hoofdstuk in Langebents zo niet rijke dan toch in ieder geval zeer afwisselende Room se leven. Kwam terecht bij de Inten dance van de Koninklijke Landmacht en behoorde tot de minderheid die ja-

Historische kranten - Archief Eemland

Soester Courant | 1979 | | pagina 55