Ad (BRANDPUNT) Langebent:
In Soest staan de mensen
nog voor je klaar.
19
Soester Courant van woensdag 19 december 1979
19
De verantwoordelijkheid van pers radio televisie in de opbouw van een nieuwe
samenleving is enorm groot. Hun invloed is vandaag bijna onbegrensd. Volgens
sociologen hebben berichten over moord en zelfmoord meermalen tot moord en
zelfmoord geleid. De media kunnen wegens hun informatieve taak geweld, mis
daad en sex niet uitschakelen. Maar de dosering is buiten alle verhoudingen. Men
krijgt dagelijks in alle mogelijke kleuren en details alles aangeboden, wat ver
keerd loopt, wat rot is en schandalig in onze kleine en grote wereld.
Men gaat denken dat het leven uit niets anders bestaat en dat geweld, corruptie
en misdaad gewoon en vanzelfsprekend zijn. Mensen worden overgeleverd aan
een lawine van tegenstrijdigheden, en als je een maagzweer wilt hoef je maar re
gelmatig naar het dagélijkse persoverzicht te luisteren. Een te eenzijdige infor
matie is een onjuiste informatie. Journalisten, reporters en cineasten moeten in
hun berichtgeving en verslaggeving meer aandacht en ruimte geven aan het posi
tieve, het goede en het schone. Zij moeten zich in de redactie en in de keuze van
termen en beelden laten leiden door een diepe bezorgdheid om het welzijn van con
crete mensen en de vrede en de vriendschap binnen de gemeenschap en in de we
reld. (Phil Bosmans, schrijver van „In liefde weer Mens worden")
Ad Langebent heeft vanaf zijn begin
periode bij de K.R.O. tot aan de dag
van vandaag de stormachtige ontwik
kelingen van zijn omroep meege
maakt. De vraag hoe het met de eers
te verenigingsletter van deze omroep
organisatie in praktijk is gesteld, ligt
dus voor de hand.
Ad Langebent: „Toen ik in '65 kwam
deden zich zo'n beetje de eerste teke
nen gevoelen van wat moeten wij ei
genlijk met die K. De ontwikkeling in
de zestiger jaren is natuurlijk niet
aan de K.R.O. voorbij gegaan. Volks
vergaderingen zijn er geweest, het per
soneel mocht zich uitspreken, alles
draaide om de identiteit van de K.R.O.
met het accent op de eerste letter.
Er waren groepen die van die K af
wilden. Ze zagen het niet meer zitten,
het stelde niets meer voor. Tot de
zulken heb ik nooit behoord, zij 't dat
ik niet wist hoe het wèl moest. Mijn
uitgangspunt was en is: de K.R.O. blij
ven maken zolang enkele miljoenen
mensen katholiek zijn. Niet zoals vroe
ger; anders, aangepast.
Aan het eii>d van de zestiger jaren
heeft men gekozen voor het besluit
de K te handhaven. De zeventiger ja
ren geven een tijdperk te zien waarin
wij die K weer aan het invullen zijn.
Zoekend en tastend. Wij zijn geen kerk-
omroep in die zin dat wij alles nazeg
gen wat de bisschoppen vertellen.
Wij zijn een kritische omroep die zegt:
er ^ijn verschillende soorten katholie
ken, ze moeten in .hun eigenheid alle
maal bij ons een plaats kunnen vinden.
Wij zijn een kritische omroep tegen
over alles en iedereen. Politiek onaf-
hankeljk, wat ik ook vind behoren bij
modern katholicisme.
Katholieken stemmen niet allemaal
op het CDA, ze stemmen alle kanten
op. Brandpunt is progressief, wil in
de toekomst kijken. Een rubriek als
„Heel de Mens" hoort typisch bij het
huidige profiel van de K.R.O.".
Schillebeeckx geen
Luther of Calvijn
De plaats van Ad Langebent binnen de
K.R.O., zijn beleving van modern ka
tholiek zijn, komt de laatste maanden
vooral tot uitdrukking in zijn visie op
de zaak van prof. dir. J. Schillebeeckx.
De theoloog die zich zeer recent in
Rome moest verantwoorden, zou in
Ad Langebent een groot en deskundig
verdediger hebben. „Kan natuurlijk
niet, maar ik zou het best willen" zegt
Ad Langebent.
„Schillebeeckx is een man die pro
beert oude waarheden te vertalen in
de taal van de mensen van vandaag.
Of dat nou progressief is of conserva
tief, ik weet het niet. Ik weet alleen
dat die man iets begrijpt van de men
sen van vandaag. Het spreekt mij aan
dat die man de behoeften van de men
sen van vandaag, die waarheden toch
te begrijpen, maar dan niet in oude
formules, in schrift brengt. Dat heeft
die man zodanig opgeschreven dat
de mens van vandaag het in zijn ziel
raakt. Schillebeeckx hoort niet thuis
in het rijtje van Luther en Calvijn.
Hij vindt zichzelf, en is ook, een ortho
doxe man. Schillebeeckx is geen man
die zich verzet tegen een kerk. Schil
lebeeckx zegt alleen: ik wil proberen
de mensen van vandaag te bedienen,
en de Kerk doet dat vandaag de dag
niet zo goed als hij dat doet. Hij kent
de mensen van vandaag beter dan het
instituut Kerk de mensen van vandaag
kent.
Dat hangt samen met onze eigen aard.
Wij zijn een hele eigen kerk hier.
Niets bijzonder, het gebeurt over de.
gehele wereld. Overal gaan priesters
trouwen, overal zijn geloofscrisissen.
Bij ons komt het duidelijker naar bui
ten. En dus denken ze daar in Ro
me dat het bij ons fout zit. Het zit
helemaal niet fout, wij zijn er alleen
maar open en eerlijk in. Vlak om de
Paus heen hebben priesters vrouwen.
Alleen ze trouwen niet met die vrou
wen. Dat is het verschil. Gebeurde
allemaal vroeger ook, maar dan in het
geniep".
Ad Langebent, duidelijk op zoek naar
de kerk waarin hij wil en kan gelo
ven, duidelijk ook de man, de gelovi
ge, die van zijn kerk al een profiel
gemaakt heeft.
Hoe ziet hij de toekomst van zijn
kerk, bijvoorbeeld in relatie tot het
geen er nu misschien dreigt plaats te
vinden rond de „verketterij" rond
Schillebeeckx?
AI bij al zit het goed
Ad Langebent: „Het gaat er om wat
je onder Kerk verstaat. Ik denk dat
hier in Nederland, onder katholieken,
zoveel vitaliteit is en zoveel behoefte
om met elkaar te denken over de
vragen die de zin van het leven aan
gaan dat het al bij al goed zit. Ik ben
er van overtuigd dat het, zolang wij
nog met elkaar kunnen praten, goed
blijft zitten".
Simpel antwoord op een wat provoce
rende of in ieder geval wat meer ver
duidelijkende vraag.
Ad Langebent, wekelijks terugkerende cass in vele huiskamers
Ad Langebent: „Neem een plaats als
Soest over tien jaar. Welke katholiek
wil dan nog een sacrament als de
biecht ontvangen. Missen, als je geen
priesters meer hebt. Dan kun je na
tuurlijk communie-vieringen houden.
Wij zijn op het ogenblik bezig reporta
ges te houden over hetgeen de vrouwen
op dit gebied al doen. Ze houden com
munie-diensten, dopen, sluiten huwelij
ken, alhoewel er dan wel een priester
in de kerk moet zitten.
Ze zijn aanwezig bij stervensbegelei
ding, ik denk dat er mensen genoeg
zijn. Ik heb het dan over vrouwen die
dat soort dingen ook best kunnen
doen".
Een opvatting die in schril contrast
staat tot hetgeen Rome met de „ge
lovigen" van 1979 en de toekomst voor
ogen heeft.
Ad Langebent: „Wat precies wel en
niet mag weet ik niet. Ik vind alleen
dat je in kerkelijk opzicht niet zo ju
ridisch te werk moet gaan. Als et
een gemeente is die van een man of
een vrouw zegt en meent, dat ze dat
leuk met elkaar kunnen doen, lat
men dat moet doen. Beter dat je iets
doet dan niets doet.
Dat houdt natuurlijk niet in dat die
man of vrouw voor ieder acceptabel
is. Hoeft ook niet, want dat was de
pastoor ook niet altijd. Vroeger
kreeg je ze ook van de bisschoppen
op je dak. Nu of straks krijg je bij
wijze van proef een pastoraal werker
toegestuurd. De man of de vrouw heeft
er voor gestudeerd, wordt er voor be
taald, waarom zou je het niet doen?
Het zal moeten, wat moet je anders.
De kerken met Kerstmis sluiten? Ik
denk dat er, meer dan wij wel eens
veronderstellen, bij mensen behoefte
is antwoorden te krijgen op vragen
zoals: wat zijn we aan het doen, waar
leven wij voor, waar gaat het naar toe?
Ik vind helemaal niet dat persé pries
ters op die vragen allemaal antwoord
moeten en kunnen geven. Andere men
sen die daarvoor gestudeerd hebben
kunnen dat net zo goed'
Over tien jaar...
Ad Langebent, filosoferend dat mensen
voor mensen klaar staan. Is hij de man
die wij over tien jaar horen spreken
zonder dat hij van zijn kerk een stem
gehad heeft?
Ad Langebent: „Daar ben ik niet braaf
genoeg voor. Ik ben geen jongen die
daar werkelijk voor opgeleid is. Ik ver
diep mij er veel in, maar toch... Zelf
heb ik wel eens een heel enkele keer,
daartoe uitgenodigd, op een preek
stoel gestaan. Dan zeg en vertel je
op dat moment wat je hart je ingeeft.
Mij is wel eens gevraagd te zeggen
in een preek wat ik dan uiteindelijk
geloof. Ik heb daarin toegestemd. Een
keer gedaan. Dat was in Berg en Dal
bij Nijmegen, een jaar of acht geleden.
Toen heb ik gezegd dat ik het alle
maal niet zo belangrijk vind wat ik
geloof. Misschien geloof ik wel niks.
Daar gaat het ook niet om. Het gaat er
in feite om wat ik HOOP. Dat is veel
belangrijker. Ik kan wel zeggen dat
ik geloof In de hemel, maar dat weet
ik allemaal niet. Geloof en liefde kun
je verliezen. Niets menselijks is ons
vreemd. Je bent een verloren mens als
je de HOOP verloren hebt. Dat is de
strohalm waaraan je je vast moet hou
den. Dat is geen ijdele hoop.
Het is weliswaar een christelijke hoop,
maar toch een hoop die je het uitzicht
biedt dat het eens allemaal zal goed
komen. Niet van dat we het allemaal
nog wel eens zullen zien.
Die hoop, mijn geloof, zegt dat alles
op een dag helder en duidelijk zal
worden. Ik weet niet wanneer die dag
komt en waar het zich zal afspelen.
Ik weet het niet, het is ook niet van
belang. Dat heeft in de eerste plaats
niets met God - Almacht - Jezus en
noem maar op te maken. Het enige wat
ik weet, wat ik zeker weet, dat ik in
mijn leven ontzettend veel ongeloof
lijk goede mensen heb ontmoet. En
nog steeds. Mensen waardoor ik ont
roerd en geëmotioneerd word. Men
sen waarvan ik zeg en vind dat ze
geweldig zijn.
Familie - kennissen - vrienden en
vriendinnen. Otmoetingen die ik met
mensen heb waarvan ik later conclu
deer: er is tussen mij en die ander
vandaag iets gebeurd. Die mensen
hoeven niet katholiek - protestant of
weet ik wat te zijn. In alle mensen
is iets moois.
Neem het van mij aan. Als je ogen hebt
om te kijken, oren om mee te luiste
ren, dan beleef je het. Ik kijk liever
om mij heen dan dat ik hemels naar
boven kijk. In ieder van ons, gelovig of
niet, is iets van Jezus - Christus -
God. Om mij heen zie ik zoveel fijne
dingen gebeuren. Daar verliezen kern
wapens het van'
Kerstmis
Wij naderen de laatste halte van dit
artikel: Kerstmis.
Ad Langebent daarover: „Kerstmis
is voor mij het feest van het goede.
Het feest van het ongerepte, eerlijke.
Van het ontroerende en emotionele. Oog
hebben voor mensen die ergens van en
voor leven. Mensen die uiteindelijk
het goede willen. Met Kerstmis vind ik
daar persoonlijk een bevestiging van,
het feest van het goede.
Zelf ben ik geen grote en trouwe kerk
ganger. Ik doe dat niet omdat ik van
vroeger weet wat voor een enorme
sleur dat werd, dat je dan met de pest
in je lijf gaat en teleurgesteld thuis
komt. Ik ga pas als ik vind dat iets
mij weer trekt waarnaar ik op zoek
ben. Op hoogtijdagen zoals Kerst ga
ik altijd. Misschien goedkoop qua be
nadering. Toch, als ik met Kerstmis
bezig ben in de zin zoals ik het be
doel, en ik zou niet in de kerk ge
weest zijn, dan zou Kerstmis voor mij
onafgewerkt zijn. Dat komt omdat wij
in die andere 364 dagen afgeleid wor
den door televisie - auto's en al die
andere dingen waarmee wij bezig zijn.
De tredmolen waarin wij leven. Wij
hebben practisch alles wat ons hartje
begeert. Je daarvan los te maken
en naar een kerk te gaan is, buiten
hetgeen zich rond Kerstmis afspeelt,
erg moeilijk. Met Kerstmis wring ik
mij van dit alles los. Hopen dat je
er dan de inspiratie vindt die je er
zoekt. Het aantal priesters, noem ze
profeten, dat de Boodschap zó brengt
dat je er iets aan hebt is zo gering.
De kerk van vandaag is wijfelmoedig -
onzeker en onduidelijk. Goedkoop door
er aktualiteiten bij te halen, alsof er
geen eeuwigheidswaarden zijn. Men
sen op goedkope maniertjes in een
kerk krijgen, daar trapt niemand meer
in. Wijs op absolute waarheden en
strooi geen onzekerheid uit. Getuig
eens tijdens Kerstmis, Jezus is toch
nooit onduidelijk geweest, ook al
heeft niet iedereen het altijd kunnen
begrijpen".
Ad Langebent, zo maar een Soester.
Zijn „Brandpunt" in de Soester Cou
rant is tenminste het overwegen
waard. Fijne - gezegende - vooral ge
lukkige Kerstdagen.
JAN LEIJENDEKKER.
gaan worden. De hoofdredacteuren die
in die tijd geen sollicitatiebrief van
hem ontvingen zijn op de vingers van
één hand te tellen. Zijn schoolkrant-
proza bleek echter minder in elkaar
getimmerd te zijn dan hij had veron
dersteld. Vanuit alle windstreken be
reikten hem briefjes met de eenslui
dende beginzin: „tot onze spijt moeten
wijU..."
Uitgangspunt bij zijn beroepskeuze
was geweest via schrijven contact zoe
ken - vinden en maken met mensen.
Het leek er alemaal niet van te ko
men, totdat in 1956 Moeder Langebent,
zij weer, zoon Ad attendeerde op een
advertentie waarin het Katholiek Ne
derlands Persbureau in Den Haag
leerling-journalisten vroeg te sollicite
ren.
Twee jaar heeft hij er doorgebracht.
Katholieken onder elkaar.
Ad Langebent over die periode: „Het
aardige van dat werk is dat ik meteen
in het buitenland kwam. Ik moest
naar Rome - Fatima - Lourdes of Ka
tholieke dagen in West-Duitsland. Het
begin van een journalistieke opleiding
heb ik daardoor gemist. Het verslaan
van een brand of een ongeluk. Ze wa
ren er natuurlijk wel, alleen ik was
er niet bij. Toen ik mijn leerlingen
tijd er bij het K.N.P. op had zitten
werd ik ontslagen. Als journalist was
ik voor dat instituut te duur. Stapte
over naar de binnenlandse en buiten
landse redaktie van dagblad Het Bin
nenhof. Niet zo interessant. Kwam er
al heel gauw achter dat er bij De
Volkskrant vacatures waren. Een
krant die iedere journalist in die tijd
als ideaal had. Als je daar binnen
kwam dan had je het gemaakt. Brief
geschreven aan de hoofdredacteur die
mij per kerende post de schriftelijke
vraag stelde of het in mijn bol gesla
gen was om bij zijn krant te durven
solliciteren. Dezelfde dag nog zonder
verdere aankondiging het kantoor van
dhr. Lückner binnengelopen. Ik heb
hem verteld dat hij diende te besef
fen dat zijn antwoord op mijn sollici
tatie mij niet beviel. Ik had de scène
helemaal ingestudeerd. Ik moest hem
overtroeven. Paars van woede liet ik
hem achter.
Ik werd er uit gestuurd. Een paar
dagen later ben ik opnieuw gegaan.
Stapte zijn kamer binnen en deelde
hem mede niet van plan te zijn mij
nog een keer door hem te laten ver
wijderen. Ik mocht bij ven en werd aan
genomen. Later heeft Lücker mij ver
teld dat mijn optreden hem er van had
overtuigd dat ik fantasie en wilskracht
had om misschien een goed journalist
te worden.
Tot 1965 gewerkt bij de Haagse re
daktie van De Volkskrant en in dat
jaar door Richard Schoonhoven, eind-
redakteur van Brandpunt, ingehuurd
voor verslaggeving van binnenlandse
politiek in zijn rubriek. Hij kende mij
alleen van de jaarlijkse Volkskrant-
prijs die ik voor mijn journalistiek
werk van Lücker had ontvangen.
Een prijs waar men in die jaren U
tegen zei. Ik heb toch wel veel tijd
nodig gehad om die beslissing te ne
men. De overgang van een krant naar
televisie is geen kleinigheid.
Je toekomst in dit medium is niet te
voorspellen. Er mislukken nogal wat
mensen in.
Met mijn ogen dicht er op een gege
ven ogenblik maar ja tegen gezegd.
Eerste werk een zeer groot aandeel in
de maandelijkse rubriek „Vanavond in
Nieuwspoort". Absoluut eerste par
lementaire rubriek op televisie. Voor
loper van o.a. Haagse Kringen en Den
Haag Vandaag.
Je werkte onder omstandigheden die
nu niet meer voorkomen, maar je
maakte een kwaliteit televisie die je
vandaag naar die tijd doet terugver
langen. Toen was het leuk en dyna
misch. Nu is het bureaucratisch".
In de suksesperiode van „Vanavond in
Nieuwspoort" zijn bekende gezichten
van het K.R.O.-aktualiteitenscherm
verdwenen. Frits v.d. Poel, Charles
Schwietert, Aad v.d. Heuvel, Ed van
Westerloo (eindredakteur Brand
punt). Laatstgenoemde vertrok als
hoofdredakteur naar Het N.O.S.-jour
naal, Ad Langebent werd tot zijn op
volger benoemd.
Ruzies beslechten.
Ad Langebent: „Ik heb er niet voor
staan dringen. Iedereen zei echter dat
het voor de hand lag dat ik het zou
moeten worden. Veel zin had ik er niet
in. Ik maak liever zelf programma's
dan dat ik baasje moet spelen met
alles wat er aan vast zit zoals decla
raties tekenen en ruzies beslechten.
Redaktie en direktie bleven in mijn
richting kijken en dan heb je eigen
lijk weinig werkelijke redenen om te
weigeren. Uiteindelijk ben ik door de
K.R.O. toch een beetje in het vak ge
worden wat ik nu ben. Dan komt er
een ogenblik dat je er iets tegenover
moet stellen".
ren later zich op het standpunt stelde
dat militaire dienstjaren geen verloren
jaren waren.
Praten met doodgravers
Ad Langebent: „Ook in 1953 lagen er
overal verspreid in het land nog de
lijken van gesneuvelde Duitse militai
ren. Begraven op kerkhoven, bij boe
ren, rond uiterwaarden, allerlei stek
ken. Die moesten overgebracht worden
naar een Duits militair kerkhof in de
omgeving van Venray. Waar mogelijk
moesten ze ook geïdentificeerd wor
den.
Weinig mensen kennen dat kerkhof.
Het is waarschijnlijk even indrukwek
kend als Margraten.
Na mijn opleiding tot officier heb ik
ongeveer nog een jaar lijken gegraven.
Duitse militairen, gesneuveld. Daar
van heb ik overgehouden dat ik nog
wel eens met doodgravers praat als
ze op het kerkhof aan het schudden
zijn. Mijn werk was in die tijd totaal
anders. Je graaft alles op wat ze bij
zich hebben. Herkenningsplaatjes -
horloges - vulpen - foto's van vrouwen
of vriendinnen. In de ene zak een ro
zenkrans, in de ander een kapotje. Ze
gingen er in zoals ze geleefd hebben.
Alles kon je er vinden.
Aan de hand van zo'n stoffelijk over
schot gaat het front, de oorlog voor
je herleyen. Je leert begrijpen wat er is
gebeurd. O.a. aan gebitten en de leng-
te van botten is het mogelijk men
sen te identificeren. Natuurlijk wa
ren er ook herkenningsplaatjes, al
zaten daar soms grote problemen aan.
Dikwijls meegemaakt dat een begra
ven soldaat privé-zaken van zijn kame
raad, die eerder gesneuveld was, bij
zich droeg om later aan de familie
te kunnen geven. In het begin heb ik
erg veel moeite met dit werk gehad.
Het legt enorm beslag op je zenuwen,
je moet er aan wennen.
Het wordt anders wanneer je ontdekt
dat vermiste mensen weer tot leven
komen. Pensioenen en verzekeringen
worden na zoveel jaren eindelijk uit
betaald. Omdat je je werk goed ge
daan hebt. Eindelijk ben je in staat
nabestaanden het gevoel waarmee ze
leefden te bevestigen. Daar doe je
ontzettend goed mee.
Ik herinner mij uit die dagen brieven,
reacties van mensen. Ontroerend.
Het was een diensttijd zonder bevels
verhoudingen. Je was als team dage
lijks bezig met het begin en het eind:
leven en dood".
„Tot onze spijt moeten
wij U mededelen..."
Een korte theologische opleiding en een
studie Nederlands in Leiden gingen
na zijn diensttijd vooraf aan Lange-
bent's definitieve besluit journalist te
Verschil moet er zijn
Mogelijk heeft die constatering anno
1979 iets te maken met Ad Langebent's
vorming op latere leeftijd. Bracht hij
zijn lagere-schooljaren door op een
Ad Langebentde joumalist-filosoof
„Als je 's avonds in Soest bij een groot winkelbedrijf aanbelt
dan is het zeker dat je niet wordt geholpen. Tijd is tijd. Ga naar
een middenstander, beloof beterschap, en de man zal je willen
helpen. Mijn conclusie: in Soest staan de middenstanders nog
voor je klaar. Een stuk dienstbaarheid dat van vroeger moet
zijn overgebleven".
Aan het woord Ad Langebent, eindre
dakteur van KRO's aktualiteitenru-
briek BRANDPUNT. Als inwoner van
Soest sinds geruime tijd in levende
lijve te bezichtigen.
Weet waar hij 't over heeft als het
onderwerp dienstbaarheid van en aan
mensen ter sprake wordt gebracht.
Vader Langebent, begonnen als por
tier aan de kassa van een Haagse
bioscoop, schakelde aan het eind van
de twintiger jaren, crisisjaren, over
het kruideniers vak. Werd midden
stander met een uiterst beperkt as
sortiment.
„Vader had lang niet alles in voor
raad. Kwam ik uit school dan gebeur
de het regelmatig dat ik bij een vriend
je van vader, ook kruidenier, een pak
koffie of een pond rozijnen moest ha
len. Snel bij een klant van vader af
leveren, en het gezicht van de firma
in COMNESTIBLES EN KOLONIALE
WAREN was weer gered.
De klant was koning. Dat wist de
klant,en de middenstander had er da
gelijks rekening mee te houden. Wat
mij als kind is bijgèbleven dat krui
deniers elkaar dikwijls matsten.
Moest ook wel. De meesten zaten in
hetzelfde schuitje. Te weinig geld om
behoorlijk te kunnen inkopen, te wei
nig verdienen om te kunnen reserve
ren. De oorlog is niet bepaald een pe
riode geweest waarin ik van mensen
ben gaan houden. Duizenden distribu
tiebonnen heb ik gesorteerd en opge
plakt. Daar was je week-end mee ge
vuld. De kunst was met valse bonnen
mijn vader te belazeren. Mensen gin
gen van het standpunt uit dat wij als
kruideniersgezin meer te eten hadden
dan een ander. Onzin natuurlijk. We
kregen tijdens de oorlogsjaren geen
bonnetje extra. Het was ook in andere
opzichten een harde tijd. Tussen mijn
zevende en twaalfde jaar meegemaakt
dat buren en overburen werden opge
haald en vermoord. Een tijd die voor
al bol stond van angst. Het was le
ven met angst. Mijn ouders waren
laat getrouwd. Bij razzia's werd veron
dersteld dat ze kinderen hadden die
voor tewerkstelling in Duitsland in
aanmerking kwamen. Ik ben bij huis
zoekingen regelmatig ten tonele ge
voerd. Men leefde in onzekerheid over
het heden en de toekomst. Iedereen
had één doel voor ogen: ondanks hon
ger, ellende en V-I's proberen 't er
levend af te brengen. Daarvoor had
je geloof nodig. Moeder was zeer
principieel katholiek. Vader protestant
van huis uit, is later bij zijn huwelijk
katholiek geworden. Geen funkties in
het kerkelijk leven. Hij is noodgedwon
gen kleine middenstander geworden
omdat hij werkloos werd. Daaraan
had hij zijn handen vol. Heeft altijd
hard gewerkt, is altijd klein gebleven
omdat hij geen middenstander van
huis uit was. Wat zijn geloof betreft:
wat heet nou katholiek worden. Ik denk
als je twintig, vijf en twintig jaar een
ander geloof hebt, dat je je nooit meer
zó kunt „bekeren" dat je nieuwe ge
loof je eigendom kan worden. Van
vroeger herinner ik mij dat moeder
een H.Mis wilde horen en vader het
meer in de dominee zag zitten. Dat
gaf wel eens moeilijkheden en span
ningen. Zelf ben ik Rooms Katholiek
opgevoed, maar toch heel duidelijk
met invloeden van mijn vader. Mijn
denken is, dat merk ik tijdens gesprek
ken met protestanten, niet puur
Rooms. Ik zie namelijk meer overeen
komsten dan verschillen. Puur Rooms
is dat je bijvoorbeeld zegt dat er maar
één autoriteit bestaat, de Paus van
Rome. Ik vind dat die man in de
Roomse Kerk zeker een rol speelt,
maar net zo goed een katholiek kan
zijn als ik een rol speel in die kerk.
Dat is overigens typisch protestant ge
dacht. Dat vond ik vroeger overigens
minder dan nu. Het werd je immers
met de paplepel ingegeven. Maar toch
als er gesprekken thuis waren was het
vader die er kanttekeningen bij plaats
te. Bij het denken aan bisschoppen
en Paus als mensen waar je maar
naar te luisteren hebt was hij toch de
man die daar vraagtekens bij had,
althans niet altijd onderstreepte of on
dersteunde. Op latere leeftijd, nu nog
zelfs want ze leven beiden gelukkig
nog, spreek je daar opnieuw over
en dan constateer je dat je van ie
der iets hebt meegekregen. Ik ben
dus niet pur sang Rooms-Katholiek".
broederschool die qua onderwijs op
inkomensgroepen was afgestemd, de
maatschappelijke scheidslijnen in die
jaren werden nog duidelijker bij zijn
komst aan het Haagse Aloysiuscollege,
een voortreffelijk middelbaar instituut
met uitgesproken rechtse signatuur.
Verschil moest er, ook in de eerste
na-oorlogse jaren, in het onderwijs
zijn en blijven. Moeder Langebent,
een moederkloek van de oude stem
pel, moest er figuurlijk voor vechten
om zoon Ad, die met goede cijfers de
lagere school had verlaten, geplaatst
te krijgen.
Bij de inschrijving werd haar 't ad
vies gegeven dat Ad als zoon van
een kruidenier zich gelukkiger in de
zaak van zijn vader zou voelen. Daar
was zijn milieu, daar zijn plaats. Nooit
hoger grijpen dan waarvoor God de
mens heeft bestemd.
Ad Langebent: „Het werd vechten -
vechten - vechten. Het is haar ten
slotte nog gelukt. Waar zes jaar voor
stond heb ik in zeven jaar gedaan.
Eén keer blijven bakken. Ik zat bij
jonkheren, zonen van ministers en-ho-
ge ambtenaren in de klas. De verschil
len waren zichtbaar en hoorbaar aan
wezig. Toch brak in die jaren de ge
dachte al door dat men ook met jon
gens zoals ik diende te leven. Boven
dien was ik niet helemaal een maat
schappelijk buitenbeentje. K.R.O.'s
Frans de Zwaan, zoon van een vader
die bij het Gemeentelijk Gasbedrijf
werkte, zat er ook. Dat soort jongens
stond het meest vrij ten opzichte van
de paters, zij waren het die de meeste
rotzooi trapten, het meest met de kont
tegen de krib lagen.
De „betere" leerlingen deden dat niet.
Daar kwam de pater 's avonds nogal
eens op bezoek. Bij ons kwamen ze
alleen thuis als er iets over mij te
kankeren viel. Ik heb wat op mijn
lazer gehad. Het deed mij helemaal
niets. Je werd gestraft omdat je bij
het verplichte H.Mis-bezoek ontbrak.
Dat vond ik te gek en ging dwarslig
gen. Met als gevolg een deputatie pa
ters op bezoek om daar eens met mijn
ouders over te spreken. Die hebben
mij in mijn opvattingen nooit gesteund,
maar mij ook nooit laten vallen'
De militaire dienst. Apart hoofdstuk
in Langebents zo niet rijke dan toch
in ieder geval zeer afwisselende Room
se leven. Kwam terecht bij de Inten
dance van de Koninklijke Landmacht
en behoorde tot de minderheid die ja-