maar er zijn voor
de schaatsenrijders
weinig zekerheden
Lake Placid lonkt,
19
Soester Courant van woensdag 6 februari 1980
19
sprint toch niets meer maakt,
zich niet laat specialiseren
op de tien kilometer. Hij moet
zijn carrière dan toch kunnen
afsluiten met een Olympische
medaille?".
De chef d'équipe gaf daarmee
al aan, hoezeer hij betreurde,
dat de „Olympische gedachte"
al niet wat eerder dan in het
Olympische jaar zelve bij de
technische schaatsleiders
had postgevat. Want de spe
cialisatie hoeft natuurlijk niet
alleen Piet Kleine te betreffen.
Naast de lange Drent moet
Nederland natuurlijk op de tien
kilometer ook nog wel twee
andere lieden kunnen opstel
len, die - een ziekte of val daar
gelaten - „gegarandeerd" bij
de eerste acht moeten eindi
gen. Carl Draaijer bijvoor
beeld, maar daarnaast wel
licht één van de befaamde kilo
metervreters, die in het vader
landse marathoncircus mee
draaien. Maar hoe haal je die
er uit? Hoe begeleid je zulke
specialisten van wie - een heel
ander voorbeeld op een heel
andere afstand - Frits Schalij
er ook één zou kunnen zijn
op de vijftienhonderd meter?
Leeuwenhoek zei kort geleden:
„Om te beginnen zou ik best
eens een soort tiéh-kilometer-
competitie, drie, vier wedstrij
den in het voorseizoen, willen
zien plaatsvinden. Dé gelegen
heid voor de specialisten om
zich daarin op het voorplan
te werken".
Wie betaalt?
Het is maar een voorbeeld,
aan te vullen met velen. Maar
dan kom je op een volgende
moeilijkheid. Deze namelijk:
de kernploeg is onmogelijk
nog uit te breiden met zeven
of acht specialisten, die dan
allemaal door het duo Klooster
boer-Van 't Oever begeleid zou
den moeten worden. Je zou
daar dus specialistische trai
ners voor moeten vinden. Die
zijn er wellicht wel, maar...
wie betaalt ze? De KNSB heeft
er het geld niet voor. Een sub
sidie op dat punt zou dus zéér
welkom zijn, als het al niet te
laat is om nü nog met een ge
heel nieuwe trainingsopbouw
te beginnen.
Wat dat betreft hadden de
,fregerénde" trainers wel ge
lijk, toen ze stelden, dat de
begin maart naar voren geko
men, op zichzelf bepaald niet
slechte gedachte aan een trai
ningscoördinator, wel wat erg
laat naar voren kwam: aan het
begin van een Olympisch jaar.
Zodat ook zónder bijzonder
systeem van voorbereiding er
toch een ploeg zal moeten wor
den samengesteld, daar zal
het wel op neerkomen. Gezien
de zo verschrikkelijk moei
lijk toepasbare „toelatings
eis" (die jïlaats bij de eerste
acht) een erg moeilijke op
gave voor Leeuwenhoek c.s.,
levend in een tijdsbestek waar
in Nederland nu eens geen
échte schaatstoppers naar
voren kan schuiven.
Erik Heiden in aktie tijdens de 1000 m. te Davos waar hij zijn tteigen}' wereldrecord
scherper stelde
In de afgelopen maanden werd een uitspraak van KNSB-voor
zitter Herman van Laer in kleine kring al vrijwel stereotiep.
Hij maakte er dan ook een bepaald, moeilijk te beschrijven
manuaal bij, als hij sprak: „We moeten er zoveel mogelijk over
die grote plas zien te krijgen".
Een eenvoudige omschrijving van het „strijdplan" van de schaats
bond voor het volgende, Olympische seizoen. Maar daarom
nog niet zo eenvoudig te verwezenlijken: eens per jaar (her
stel: om de vier jaar) doet zich immers in de schaatsenrijderij
de voor de topfiguren wat ongemakkelijke situatie voor, dat ze
zich op verschillende soorten wedstrijden dienen voor te berei
den. Zeker in Nederland is dat het geval. In sommige schaats
landen houdt men er al ruimschoots rekening mee, dat op de
Olympische Spelen nu eenmaal geen klassementswedstrijden
worden gehouden, maar dat er per afstand wordt gereden
(en dus gestreden). Dat houdt in dat een aantal rijders en rijd
sters zich gaan toeleggen op een min of meer gerichte training.
Het leidt er telkenmale toe, dat op de Olympus meermalen „spe
cialisten" de rangschikking een ander aanzien geven dan men
op grond van de resultaten in voorgaande klassementswedstrij
den mocht verwachten.
Andere tijden
Bij vorige min of meer recente
gelegenheden ging men hier te
lande uit van een door ver
scheidene oefenmeesters an
nex bondscoaches gepropa
geerde en veelal als „ijzeren
waarheid" verkochte stelling,
dat een goed klassementsrij
der op de Spelen op één of meer
afstanden een uitstekende
kans op een medaille zou ma
ken. En waar het ook al niet
eenvoudig was om naast het
systeem van kernploeg nog
iets anders te gaan handhaven
speciaal voor de Spelen, kwam
het er altijd wel op neer, dat
die kernploeg, aangevuld met
één of meer sprinters, zich
naar de Olympische Spelen
begaf.
Zónder resultaat bleef dat
natuurlijk niet: het deelne
mersveld op de Spelen is per
saldo toch weer niet zó sterk
verschillend van dat bij de
diverse all-roundkampioen-
schappen. Bovendien beschik
ten „we" in hoogtijdagen al
tijd wel over een aantal rij
ders en rijdsters van aparte
klasse. Mensen die er op de
kampioenschappen ook al zo
uitsprongen, dat ze tijdens
d Spelen op diverse nummers
óók voorin zaten, of wonnen:
Schenk, Verkerk, Schut, Geijs-
sen, Baas-Kaiser, Keulen-Deel
stra, om er maar een paar te
noemen. Maar nu?
Heidens aan de top
Bij de heren én bij de dames
kent de internationale schaat
senrijderij opnieuw zulke top
pers. Maar zij, broer en zus
Heiden, komen niet uit Neder
land, dat misschien, als alles
mee zit slechts een aantal be
hoorlijke klassementsrijders
en -sters kan opbrengen, maar
per afstand nauwelijks me
daillewinnaars.
Aan welke eisen moeten de
KNSB-leden voldoen om „met
zoveel mogelijk over de grote
plas te gaan?" Bram Leeuwen
hoek heeft de „limieten" al
eens geformuleerd: een plaats
bij de eerste acht op een af
stand. Ook dat is niet zo'n
eenvoudige eis. De selectie
zal niet zo eenvoudig zijn. Ga
maar na: een paar tienden
van seconden betekenen op
bijvoorbeeld een vijftienhon
derd meter geen zesde, maar
een tiende plaats, of andersom
en de tijden en plaatsen, die
in het voorseizoen worden ge
haald, blijken heel vaak een
luttel poosje later, op een heel
andere plaats en onder heel
andere omstandigheden, een
stuk minder waard.
Dat overkwam de Nederlan
ders dit seizoen nog: rond de
jaarwisseling in Oslo en Inzeil
aantrekkelijke verrichtingen,
nauwelijks anderhalve maand
later een (bij de heren) uiter
mate sombere afloop van de
wereldkampioenschappen.
Nog daargelaten de oorzaken,
die daartoe hebben geleid: het
is duidelijk, dat selecteren
voor de Spelen alleen al door
het tijdstip waarop het moet
gebeuren een moeilijke zaak is.
Kansen
Stel dat het nü moest gebeu
ren. Dan kwam je tot de ont
dekking, dat Hilbert van der
Duim, mits in staat overeind
te blijven, op de 1500 en mis
schien op de 5000 meter een
medaillekansje had, dat twee,
hoogstens drie rijders ergens
op een afstand zouden kunnen
„uitschieten" naar brons,
maar verder toch ook wel bij
de eerste acht terecht kunnen
komen (maar ook net zo goed
niet) en dan had je het wel
gehad. Bij de dames een wat
rooskleuriger beeld: medaille
kansen voor Sijtje van de Len
de en Ria Visser op de langere
afstanden, plaatsen bij de
eerste acht voor meerdere
kernploegleden op meerdere
afstanden.
Wankele zaak
Al met al een toch wat wan
kele zaak en dat komt door het
niet tijdig genoeg naar de
Spelen toewerken. Leeuwen
hoek zei eens, als voorbeeld:
„Ik begrijp niet dat men een
man als Piet Kleine, die in
het klassement door zijn niet
meer te verbeteren zwakke
Beth Heiden verrassend verslagen tijdens de wereldkampioenschappen