TUSSEN DE WIELEN BOUWEN
VAN DEN
DIJSSEL,
Boerenwagen
wijsheden
20
Foto: Goos van der Wilt
Ik melk twee reizen alle dagen
Den meesten tijd mijn waardig vee.
Ik zet het zuivel op mijn wagen
En rij daar weeklijks mee naar de stee,
Dat ruil ik daar voor ronde duiten
En rij weer naar mijn woning toe.
Daaruit kan iedereen besluiten.
Wat voor hantering dat ik doe.
fde
stijl.
Afoon-
:k om
De „oude" van den Dijssel in vroeger jaren
eds
ger.
bleven.
de
r bij
finish
idoor
iee
>ntstaat
itiek-
,,Je begint iedere dag met om
half acht te gaan kijken of ieder-
een er wel is. Het gaat tenslotte
om 26 man die ik hier aan het
werk heb. Dat waren er vroeger
veel meer. Wij hebben er nog al
wat verspeeld aan iets wat er te
genwoordig bij schijnt te ho
ren. Het zijn de advertenties
die vooral door de Rijksover
heid worden geplaatst. Adver
tenties die aantrekkingskracht
schijnen uit te oefenen op men
sen van zo'n jaar of veertig.
Zijn soms jarenlang bij mij
in dienst, maar willen dan,
zelfs voor wat centen minder,
plotseling bij de overheid in
dienst. Onvoorstelbaar. Ze heb
ben 't goed bij mij, en toch kie
zen ze voor een levenslange
Rijksbaan. Geborgenheid,
want er is nog nooit een over
heidsinstantie failliet gegaan.
Daarmee, en het feit dat de
A.O.W.-premie ook nog voor
rekening van de Rijkswerkge
ver komt, komen particuliere
werkgevers toch wel in een on
juiste concurrentie-positie te
recht.
Trouw aan een zaak waar je
zestien soms twintig jaar een
beste boterham hebt verdiend
ligt tegenwoordig een tikkeltje
anders dan vroeger. Toen was
je blij dat je werk had, dat
je een vak kon leren. Als je
bij een ambachtsman in welk
beroep dan ook je beroep leer
de dan verdiende je misschien
een niet te groot salaris, maar
daarnaast ontving je in natura
onderwijs waar je je leven lang
iets aan had. Je kreeg voor
later iets mee wat onbetaal
baar was. Die rollen zijn hele
maal omgedraaid. Nu eist men
tenminste het minimum jeugd
loon. Anders komt men niet.
Dat staat in scherp contrast
met vroeger. Ik durf te bewe
ren dat er een heleboel jeugd
werkeloosheid minder zou zijn
als ze dat er eens afhaalden.
De term minimum bij mini
mum jeugdloon is helemaal
niet waar. Dat is een heleboel
onzin.
Het klinkt misschien een beetje
a sociaal, maar dat is het niet.
Er zitten twee kanten aan. Een
jonge vent of een jong meisje
die aan een lopende band zit
heeft recht op een minimum
jeugdloon. Ze doen geestdo
dend werk en ze leren er niks.
Ze worden waarschijnlijk
doodziek van dat werk. Als zo'n
jongen of meisje wel in een ge-
ïndustraliseerd ambachtelijk
bedrijf komt, en de baas werkt
zelf mee, of zijn plaatsvervan
ger, dan liggen de zaken an
ders.
Ze ontvangen salaris en een
stuk onderwijs waar ze hun he
le leven iets aan hebben. Te
genwoordig verkeert men in de
mening dat een geslaagde LTS-
opleiding voldoende is om van
start te gaan. Onzin natuur
lijk. Het is net als met een rij
bewijs. Je hebt 't gehaald,
was het tenslotte allemaal om begon
nen. Moeder zorgde voor de rest: kle
ding en voedsel. Tot aan mijn mili
taire diensttijd, augustus '46, heb ik
thuis gewerkt. Daarna klaarstomen
voor Nederlands-Indië, Maleis ge
leerd, in Engeland geweest, maar de
koperen ploert nooit mogen aanschou
wen. In '48 zwaaide ik af. Moeder
kreeg haar zin: Anton kwam (voorlo
pig) niet meer thuis te werken. Pa had
moeite met dat besluit, begreep het
tenslotte wel. Het had natuurlijk ook
te maken met de zaak. De wagenma
kerij had na de oorlog nog wel even
een opbloei gekend, maar als handel
ebde het natuurlijk weg. Vader stel
de zich langzamerhand op het stand
punt dat de zaak zijn tijd wel zou uitzit
ten. De jeugd waartoe ik behoorde was
anders. Overmoedig, maar 't wilde wel
wat.
Weg van vader en moeder. Ik kwam
terecht in Utrecht, Karrosserie-bou
wer bij de firma Trapman. Een bedrijf
met honderd man personeel, ik was
er een van. Ze hebben het door aller
lei omstandigheden niet gered. Anton
wel.
Ik haalde mijn meester-diploma in
'49. Ging gewoon even tussendoor. Dat
is niet het enige geweest. In de loop der
jaren ook diploma's vcor las en tech
nische cursussen. Ben blij dat ik toen
heb door gezet. Je voelde dat je tekort
kwam, en dat wilde ik niet. Vader vond
het machtig mooi een spijkerde in
financieel opzicht een beetje bij. Bo
vendien kon ik in mijn schaarse vrije
uren pa met mijn verworven kennis
nog een beetje ten dienste zijn. Het mes
sneed wat dat betreft aan twee kanten.
Bij Trapman in Utrecht werd ik al rap
tot voorman gebombardeerd. Waar
schijnlijk omdat ik het in mijn vingers
had. Stil gezeten heb ik daar nooit.
Werk mee naar huis nemen was geen
zeldzaamheid. Je leerde er van, en
bovendien zat het wel in mijn kop om
straks toch weer naar hui^te gaan. De
zaak over nemen. Groter, anders ma
ken. Bij Trapman ben ik verdwenen
nadat ik een advertentie had gelezen
van de firma Geesink in Weesp. Ze
vroegen een chef voor vuil en vuurbe-
strijding; Vuil was voor mij vuilniswa
gens, vuur brandweerwagens. Dus
ging ik er op af. Karrosseriebouw, ik
zag het helemaal zitten. Daar kwam
bij dat ik bij Trapman langzamer
hand de kunst wel had afgekeken. In
Weesp heb ik tot '55 gewerkt. Veel
geleerd, vooral het. schottekenen. Iets
wat ze bij Fokker al lang hadden uit
gevonden. Toen ik ook daar was „uit
gestudeerd" begon het weer bij mij te
kriebelen. Geïnformeerd bij vader hoe
die er langzamerhand over dacht. Va
der adviseerde mij te blijven waar ik
was. Hij kende de mogelijkheden van
zijn bedrijf en dat gunde.hij mij niet als
toekomst. Per slot van rekening was he
man niet verder gekomen dan een
manchesterbroek. Ik zag het anders.
Er is, ook met mijn broers, veel ge
praat. Ik wilde het alleen In zijn geheel
van vader over nemen. Tenslotte
stemde Pa toe. Niet gemakkelijk was
zo'n beslissing. Iets over geven wat
altijd van je zelf is geweest en waar
voor je een leven lang hebt geploeterd.
Denk je eens in dat zo'n man niets
meer over, wat eens zijn zaak is
geweest, heeft te zeggen. Ik heb de
zaak over genomen, met lusten en
lasten, ondanks het feit dat vader zich
bleef afvragen wat ik wel aanhaalde.
Op 1 augustus '55 werd de zaak officieel
mijn eigendom. Het was ook de datum
dat ik mijn laatste 1070,- van de
spaarbank haalde om een nieuw las-
toestandje te kopen. Ridder te voet,
maar wel barstens vol plannen. Ik
moest het in die begintijd hebben van
klanten die een mateloos vertrouwen in
mij hadden. Bouwde ik een cabine van
ƒ2000,--, dan was er tenminste 1000,--
voorschot nodig. Kreeg ik, en dat was
Ihet begin. Dat weet ik mij vandaag de
dag nog te herinneren, vandaar dat ik
nooit de behoefte heb om ooit naast
Het aanbrengen van pneumatische apparatuur
maar in de praktijk moet je
de rest leren en die zal bewij
zen of je er tussen de wielen
iets van terecht brengt. Als
jongelui met een LTS-diploma
van mening zijn dat ze 't weten
dan zijn ze in mijn ogen alleen
maar stronteigenwijs. Mijn
respect voor mensen die an
ders beginnen of op latere leef
tijd inzien dat een omscholing
nog altijd in staat is van een
ongeschoold arbeider een vak
man te maken.
Wil het allemaal weer gezond
worden dan moeten wij toch er
eens over gaan nadenken of
loon naar prestatie niet eerlij
ker en gezonder is dan loon
naar leeftijd".
vier broers en ik een fantastische jeugd
gehad.
Meester A. Hilhorst is tijdens mijn
schooljaren het grote voorbeeld én de
grote stimulator geweest. Een milde
man voor leerlingen die moeilijk met
het onderwijs meekonden, een veel
eisende leraar voor jongens die het
wel in hun mars hadden. Het is na
tuurlijk niet mijn verdienste, tenslotte
is alles gekregen, maar op school kon
ik best mee. Wat mijn beroepskeuze
betreft heb ik het niet moeilijk gehad.
Wat dat betreft is de jeugd van te
genwoordig, vergeleken met vroeger,
niet te benijden.
Ze moeten veel te vroeg hun keuze
bepalen. Bij mij lag dat anders. Je
was, ook al omdat je na schooltijd
bij vader de handen uit de mouwen
moest steken, zo'n beetje in het be
drijf gegroeid. Vader was een wijs
man. Hij liet mij eerst op de MULO
verder leren. In die schooltijd liet hij
mij in zijn bedrijf veel afkijken. In
'44 stapte ik met een Mulo A en B-
diploma uit de schoolbanken. Slechte
tijd, je kon links noch rechts.
Ik dacht alleen maar aan vakantie.
Moeder, wijs als zij was, bracht mij
op het idee de vrije tijd te benutten
met een studie voor een Middenstands
diploma. Die redeneerde: alles wat
je aan papiertjes hebt is later nooit
weg. Het was mijn zin niet, maar toch
maar gedaan.
Een jaar later begon de bevrijdings-
roes.
Toen wij uitgefeest waren begon mijn
eerste baan. Thuis bij vader. Een beet
je tegen de zin van moeder. Die vond
thuis eigenlijk maar niks. Vreemde
ogen dwingen immers 't meest. Maar
ja, Pa liet mij niet zo graag gaan.
Hij had tenslotte een goedkope knecht
aan mij. Ik verdiende de kost en een
paar noodzakelijke zakcenten, maar
ik leerde er ontzettend veel en daar
mijn schoenen te gaan lopen. Iets wat
moeder mij trouwens ook altijd heeft
voorgehouden". In deze van den Dijs-
sel-story is nog niet de rol ter sprake
gebracht die Anton's echtgenote in het
geheel tot dusverre heeft vervuld. An
ton van den Dijssel: „Ik trouwde
Rietje van Asch, dochter van de aan
nemer van het Zandpad, op 18 oktober
'58. Ik heb haar op een merkwaardige
manier leren kennen. Voor mijn toen
nog niet schoonvader mocht ik een
cabine bouwen. Hij stierf veertien
dagen nadat de opdracht gegeven was
en dus moest ik verder met de erven in
zee gaan. Bij de besprekingen ging ik
er wel eens op de koffie. Werd dan wel
eens teruggevraagd, maar tijd had ik
nooit. Altijd bezig. Tot mijn stomme
verbazing komt op zekere avond Rietje
van Asch met een auto bij ons op
't erf. Ik haar vragen of ze mij wilde
helpen met wat type-werk. Van 't een
een kwam 't ander, maar de meeste
uren in onze verlovingstijd heeft ze
achter de schrijfmachine doorge
bracht. Een fantastische meid toen,
een geweldige vrouw nu. Achter het
stuur van een GMC een van de eerste
geëmancipeerde vrouwen, maar dan
wel in de goeie zin van het woord".
Van den Dijssel anno 1980. Een flore
rend bedrijf met opdrachtgevers uit
binnen en buitenland. Een bedrijf met
een miljoenenomzet, met aan het hoofd
een eigenaar-directeur die van het
begrip „aanpassing" een dagelijkse
cursus maakt. Anton van den Dijssel:
„Opdrachtgevers van vroeger zijn ge
bleven, nieuwe zijn gekomen. Bouwde
je in het verleden een Karrosserie voor
2500,-- nu is er nu sprake van
minimaal een ton. Het zaken doen is
vergeleken met vroeger totaal veran
derd. Concurrenten konden elkaar
vroeger de bal toespelen. Je raad
pleegde elkaar, je had iets voor elkaar
over. Moet je vandaag de dag niet
meer aan denken. Bestaat niet meer.
Ponywagen gemaakt door Anton van den Dijssel
Foto: Goos van der Wilt
Alles is bikkelhard geworden. Als je
niet oppast raak je de greep op je
afnemers kwijt. Je moet ze alle vijf
goed bij elkaar hebben en houden om
aan de markt te blijven. Ik heb daar
voor maar een recept: kwaliteit tot in
détail blijven leveren, en wederzijds
gemaakte afspraken nakomen. In feite
wat dat betreft ouderwets zaken doen.
Ouderwets zaken doen. H.T.S.-er Henri
(19) en mogelijk de tweeling Han en
Ton (18) staan op de nominatie dat
begrip in de loop van de tachtiger jaren
bij Van den Dijssel verder gestalte te
geven. Zeker weten nu is dat de baas,
examinator - leraar - kunstenaar en
vak-gek, nog steeds het roer in handen
heeft en tegen ieder zakelijk weerbe
richt bestand lijkt. Van wie zou hij 't
hebben?
Evenals Anton leerde ook Jan van
den Dijssel het vak van zijn vader.
Vroeger had ieder dorp van enige
betekenis zijn eigen wagenmaker.
Rond de volkstelling van 1786 telde
Soest op een inwonersaantal van 1124
personen er drie. Aan het begin van
deze eeuw waren er nog twee over,
en vandaag, maart 1980, is alleen An
ton van den Dijssel nog recht over
eind gebleven. Evenals vele andere
ambachten was het vak van wagen
maker een typische familie-aangele
genheid.
Het werd van vader op zoon overge
bracht en wie het ambacht als familie
langer dan een eeuw uitoefende mocht
aanspraak gaan maken op vakbe
kwaamheid.
Wat dat betreft zit de tegenwoordige
van den Dijssel-generatie op fluweel.
Toch zijn op ander terrein de ver
schillen groot. De ambachtsman van
vroeger bezat een grote mate van vrij
heid en kon desgewenst elk model
unieke ambacht in deze vorm. De
oude wagenmakerswerkplaats werd
vervangen door een hypermoderne
carrosserie-fabriek, die in niets meer
herinnert aan het zoveel beoefende am
bacht in vroeger jaren. Het oude ge
reedschap verhuisde naar zolder. Al
leen de liefde voor het vak en de ver
halen uit de overlevering bleven. Daar
van getuigen de souveniers die Anton
van den Dijssel voor zichzelf en zijn
nageslacht heeft bewaard en de vele
geschriften die bewaard zijn geble
ven en betrekking hebben op de harde
strijd die vaders en zonen hebben
moeten voeren. De wagenmaker werd
carrosserie en tankwagenbouwer.
Anton van den Dijssel, geboren in
het huis waar zijn ouders woonden en
er hun bedrijf hadden. Eén december
'26 was de blijde dag. Anton van den
Dijssel: „Ik had beste ouders. Va
der was meer vakman dan zakenman.
Een ovale tank wordt van subframe voorzien
De soldaat zegt: „Ik vecht voor U
De monnik zegt: „Ik bid voor U"
De advocaat zegt: „Ik pleit voor U"
En de boer zegt: „Of jij vecht, of jij
bidt, of jij pleit,
Ik ben de boer, die de eieren heit.
leveren. Hij was slechts gebonden aan
standaardmaten en modellen en werk
te, met uitzondering van de sieronder-
delen voor rijtuigen en koetsen, hoofd
zakelijk met mallen. Het was de tijd
van de vakbekwaamheid van de enke
ling. Generaties lang hebben de van
den Dijssels boerenwagens - bakkers
karren ploegen alsmede kleingereed-
schap vervaardigd. De 2e wereldoorlog
maakte een definitief einde aan het
Moeder was zijn tegenpool, een typi
sche zakenvrouw. Misschien kwam het
omdat ze een beetje buiten het werk
stond, maar oog had ze er wel voor.
Ze begeleidde vader zonder dat het
hinderlijk was of werd.
Het is de grote verdienste van mijn
ouders geweest dat ze eikaars fouten
altijd met de mantel der liefde be
dekten. Mede daardoor hebben mijn
Van den Dijssel aan de Lange Brinkweg
Elders op deze pagina, maar straks
ook in deze kolommen aan het woord,
Anton van en Dijssel, eigenaar van
een indrukwekkend bedrijf aan de
Lange Brinkweg te Soest. Een bedrijf
dat zich bezig houdt met het ontwer
pen en vervaardigen van karrosse-
rieën en tankwagens. De tegenwoor
dige eigenaar is de zoon van Jan
van den Dijssel, ook wel eens genoemd
de laatste „roaijmaker" van Soest.