Alleen in noodgevallen en
bij pech vluchtstrook op
Koop een fiets die U past
Stopverboden gelden
ook voor tweewielers
Werkset
van gouden sieraden
Vluchtstrook is soms levensader
Geen plaats
voor „lang-
parkeerders"
Soester Courant van woensdag 18 juni 1980
Lekke band. Meneer zet z'n auto midden op de vluchtstrook, haalt de krik te
voorschijn en begint aan het verwisselen van het wiel. Mevrouw is ook
uitgestapt, heetteen klapstoeltje uit de bagageruimte getild en is daar breeduit
op gaan zitten. Ze heeft een dusdanige positie op de vluchtstrook ingenomen, dat
haar voeten bijkans de rijbaan bereiken. Ze hoeft ze nog nét niet in te trekken om
het langsrazende verkeer op de snelweg te ontlopen. Zó de vluchtstrook
gebruiken is levensgevaarlijk, zegt Veilig Verkeer Nederland. Juist daar moet
de grootst mogelijke voorzichtigheid in acht worden genomen.
bijv. roodgoud (goud met koper), wit-
góud (goud met nikkel of palladium).
Het goud kan zelfs groen van kleur
worden (vermengd met zilver) of
blauw vermengd met ijzer)
M MILLE GR AIN - een bepaalde ver-
sieringsvorm voor gouden sieraden in
vroegere tijd: plakkaatjes goud wer
den met een soort traliewerk versierd,
waar bovenop ronde gouden pareltjes
een randje vormden.
N NUGGETS - goudkorrels die vroe
ger door de goudwassers weieens
werden gevonden in het bezinksel van
sommige rivieren in Amerika en an
dere landen waar goud in de bodem
zat.
O OORVERSIERING. Dit kunnen oor
hangers of oorknopjes zijn die op hun
beurt weer zijn onder te verdelen in
clips en stekertjes. Ze zijn uit het
hedendaagse modebeeld niet meer weg
te denken.
P PARURE - sieradenset van goud
met edelstenen die tegelijk gedragen
dienen te worden.
Q QUARTS of kwarts - een bepaald
gesteente waarin men edelstenen en
ook goud vindt. Tegenwoordig wordt
quarts veel gebruikt bij de produktie
van horloges.
R RING - populair sieraad dat zowel
met als zonder edelstenen wordt ge
dragen. Gladde ringen zijn het sym
bool van het huwelijk. Sommige vrou
wen dragen meerdere ringen tegelij
kertijd aan een hand; ook de meeste
mannen dragen wel een ring.
S SIERADEN - voorwerp van edel
metaal (vaak goud), soms met edel
stenen, waarmee men zich tooit. De
meest voorkomende sieraden zijn ket-
tingen, armbanden, ringen en oorhan
gers of - knoppen, maar ook broches,
stickpins en haarversiering worden
veel gevraagd. Mannensieraden win
nen steeds meer terrein.
T TIARA - oorspronkelijk: drievoudi
ge gouden kroon die door de Paus
werd (en wordt) gedragen. Ook wel:
driepuntig kroontje dat gedragen
wordt als hoofdsieraad.
U UNICA sieraad waarvan slechts
één exemplaar bestaat.
V VINDPLAATS - Goud wordt gevon
den in: Zuid-Afrika, West-Afrika, Ca
nada, Verenigde Staten (Alaska, Cali-
fornië), Columbia, Mexico, Rusland,
Australië.
W WAARBORG - een (of meer) keur-
tekens op een gouden of zilveren sie
raad of voorwerp, uitgegeven door de
Dienst Waarborg. Hiermee wordt de
authenticiteit en de hoge kwaliteit van
het voorwerp of sieraad gewaarborgd.
X XENIËN - geschenken (vaak van
goud) die gastheren in de Griekse
oudheid aan hun gasten gaven.
IJ - IJDELHEID - pronkzucht die het
ontstaan van sieraden in de hand heeft
gewerkt. Het is een eigenschap die
meestal aan vrouwen wordt toege
dicht, maar in de 17e, 18e en 19e eeuw
droegen mannen minstens evenveel
juwelen als vrouwen, zo niet meer.
Z ZILVER - witgekleurd edelmetaal,
de tegenhanger van goud.
Het is harder dan goud en daarom
uiterst geschikt om goud mee te lege
ren. Tegenwoordig is het goud-op-zil
ver procédé erg in de belangstelling.
Wanneer mag er op de vluchtstrook
gestopt worden? Het antwoord luidt:
Alleen in noodgevallen en bij pech. En
daarmee uit. Bermtoerisme bedrijf je
maar elders. Fotograferen of kaartle
zen doe je ook maar op een andere
plek. En het nuttigen van het van huis
meegenomen broodje-met-ham moe
meegenomen broodje-met-ham moet
wachten tot de eerstvolgende parkeer
plaats.
Lifter
Stilstaan op de vluchtstrook om een
eenzame lifter te laten instappen of om
van bestuurdersplaats te verwisselen,
ook dat is er niet bij.
Stoppen om een plasje te doen? Nee,
ook zo'nsanitaire stop is over het
algemeen niet geoorloofd, behoudens
in gevallen dat de nood zo hoog geste
gen is dat er van échte problemen voor
kinderen en ouderen en voor mensen
met een nierkwaal sprake is.
Geen rustplaats
Maar als je nu door overmoeidheid
dreigt te worden overmand, dan zal je
toch wel naar de vluchtstrook mogen
uitwijken om er - na de auto te hebben
stilgezet - even de ogen te sluiten
teneinde nieuwe kracht op te doen?
Niks daarvan, laat de Algemene Ver
keersdienst van de Rijkspolitie weten,
om uit te rusten zoek je maar een
veiliger plaatsje op. Alles goed en wel,
maar als je onder die omstandigheden
doorrijdt, kan dat regelrecht uit
draaien op een ongeval, dat de volgen
de dag de krant zal halen onder het
kopje: Man achter stuur in slaap
gevallen. Kom nou, aldus de AVD, je
kunt ons niet wijs maken dat overver
moeidheid iemand zó plotseling voel je
zo iets aankomen. Zo gauw het eerste
teken er is, doe je er verstandig aan
een parkeerplaats aan te doen.
Hulpverleners
Veilig Verkeer Nederland stelt de zaak
nog eens heel duidelijk: Een vlucht
strook is écht om te vluchten in uiterste
nood. Heel incidenteel kan je de strook
gebruiken als uitwijkruimte als
iemand je tijdens het inhalen weg
drukt. En verder mag je er op rijden
om in te voegen als er een invoegstrook
ontbreekt of als deze niet lang genoeg
is om er snelheid op te maken. Voor het
overige moet de vluchtstrook beslist
vrij blijven om te kunnen dienen als
rijstrook voor hulpverleners, zoals de
politie, brandweer, ambulance en we
genwacht. Die strook hebben we drin
gend nodig om een ongevalsplaats te
kunnen bereiken voor het geval de
rijbaan geblokkeerd is door een stil
staande file. Zonder overdrijving zou
je kunnen zeggen dat op zo'n moment
de vluchtstrook een levensader is",
aldus de AVD. .Daarom wordt ook
streng opgetreden tegen mensen die,
omdat ze het wachten in een file moe
zijn, via de vluchtstrook uitbreken om
zo snel mogelijk bij de even verderop
gelegen afrit te kunnen komen".
Uiterst rechts
Hoe dient er gestopt te worden op de
vluchtstrook, die altijd door een on
onderbroken witte geleidingsstreep
duidelijk is gescheiden van de rijbaan?
Wie naar de vluchtstrook wil, moet
eerst richting aangeven, vervolgens
over de doorgetrokken kantlijn de
strook oprijden en daar pas afremmen.
Niet op de rijbaan alvast het rempe
daal intrappen, want dat kan tot een
paniekreactie van een achterligger
leiden, wat weer een botsing kan ver
oorzaken. Op de vluchtstrook moet de
auto uiterst rechts worden neergezet
(linker portieren niet open laten
staan!Als 't kan half op de strook en
half in de ernaast liggende berm. Maar
't liefst helemaal in de berm. Hoe
verder van de rijbaan, en dus van het
voortrazende verkeer, hoe beter.
Gevarendriehoek
En vergeet niet de gevarendriehoek uit
te zetten. Ook als auto's, aanhangers
en opleggers op de vluchtstrook stil
staan, is de aanduiding met die drie
hoek verplicht, zowel overdag als
's avonds en 's nachts.
Tijdens duisternis moeten bovendien
de stadslichten en de achterlichten
branden om het voertuig extra te doen
opvallen.
(Attentie: de gevarendriehoek moet
goed zichtbaar op ongeveer 30 meter
achter de wagen worden geplaatst; in
het donker is de reflecterende driehoek
voor naderende, weggebruikers het
sein dat de achterlichten die zij even
verderop voor zich zien, niet van een
rijdende, maar van een stilstaande
auto zijn).
Achter vangrail
Bij een langdurige stop op de vlucht
strook is het raadzaam alle inzittenden
te laten uitstappen en ze achter de
vangrail of op een andere veilige plaats
(in de berm, zo ver mogelijk van het
verkeer) te laten wachten.
Ga beslist niet met z'n allen op de
strook rondlopen, want dat is niet
alleen gevaarlijk voor jezelf, maar ook
voor de overige weggebruikers. Een
automobilist verwacht op een snelweg
geen voetganger. Ziet hij er wel één op
de vluchtstrook, dan is dat voor hem
iets ongewoons, een „vreemd object"
dat hem afleidt.
Soms wordt een politieauto die op de
vluchtstrook staat en daar met blauw
zwaailicht de staart van een file bevei
ligt, aangereden.
„Als de mensen al een politiewagen
met zwaailicht over het hoofd zien, dan
kan je wel nagaan dat dat ook met
andere voertuigen gebeurt", aldus de
Algemene Verkeersdienst van de
Rijkspolitie' „We zeggen weieens dat
alles wat op de vluchtstrook staat, een
magneet is, die ongevallen aantrekt.
Vandaar ons dringend advies: Plaats
je auto zover mogelijk in de berm
naast de strook".
Seintje
Er zijn automobilisten die hun door
pech getroffen wagen een dag of twee,
drie op de vluchtstrook laten staan
voordat zij 'm eindelijk eens laten
wegslepen door een kennis, die pas in
het weekeinde tijd heeft even een
handje te helpen. Dat is veel te lang.
Het volgende verzoek van de Algemene
Verkeersdienst: Als een auto door pech
is gestrand en het euvel ter plekke niet
kan worden verholpen, laat de bestuur
der dan een seintje aan óns geven
.(.telefoon 03438-4321) of via de langs de
weg staande praatpaal melden, dat hij
zijn wagen op de vluchtstrook achter
laat.
Of zet achter de voorruit een kaartje
waarop geschreven staat dat er al een
garage is gewaarschuwd die de auto
komt weghalen. Dan weten de surveil
lanten van de Algemene Verkeers
dienst tenminste dat de zaak in orde
komt.
Er worden deze maanden weer veel fietsen gekocht. De voorjaars- en
zomermaanden zijn voor velen een tijd om te gaan fietsen. De dagen zijn lang en
als het weer wat mee zit, is fietsen een van de prettigste, sportiefste en gezondste
vormen van vrijetijdsbesteding. Wil je aan het fietsen echt plezier beleven, dan
heb je een fiets nodig die aan de persoonlijke eisen voldoet. Koop daarom niet zo
maar een fiets, die er fraai uitziet of voor een aantrekkelijke prijs wordt
aangeboden. Een fiets is eigenlijk net als een kledingstuk: hij moet goed passen,
goed zitten en moeiteloos berijdbaar zijn. Dat vraagt bij aankoop de nodige
aandacht en zorg. Het aanbod van fietsen is zeer verscheiden, de ene fiets is qua
bestemming de andere niet. x
fiets. De framehoogte kan per fiets
anders zijn. Om te controleren of de
framehoogte past, moet u uitgaan van
de lengte van het been, gemeten aan de
binnenzijde van de lies tot aan de
voetzool (zonder schoenen). Bij een
beenlengte van 64 centimenter hoort
een frame met een hoogte van 46
centimeter. Bij een beenlengte van 65
centimenter hoort een frame met een
hoogte van 47 centimeter, enzovoort,
dus steeds ongeveer een centimeter
meer. De hoogte van het frame wordt
gemeten vanaf het hart van de trapas
tot aan de bovenkant van de zadeïpen-
lug. Dit meten is geen wet van Meden
en Perzen, maar het geeft wel een zeer
bruikbare indicatie. Een andere ma
nier, die alleen mogelijk is bij een
herenfiets met een horizontale buis, is
door met beide benen aan weerszijden
van de fiets over de bovenhuis tussen
zadel en stuur te gaan staan. Lukt dat
niet dan is het frame te groot.
Wat voor fiets?
Om de fietsenkopers behulpzaam te
zijn, is in de serie Fietsotheek een
boekje verschenen dat praktische, kri
tische en objectieve consumentenvoor
lichting geeft. Dit boekje heet Wat voor
fiets? en geeft in ruim honderd bladzij
den alles wat je over de fiets en het
gebruik van de fiets moet weten. En
dan speciaal wat je weten moet om de
juiste keus te kunnen doen. Door over
making van 8,50 op postgirorekening
nr. 234567 kan dit boekje worden aan
gevraagd bij de stichting: fiets! in
Amsterdam. Er staat in te lezen welke
soorten fietsen er zijn, ook de onder
linge verschillen met de voor- en de
nadelen. Over de remsystemen die er
zijn en de verschillende soorten ver
snellingen zoals je die tegenwoordig
steeds meer ziet. Dat er in dit boekje op
wordt gewezen dat je voor brede keuze
aan fietsen maar vooral ook voor de
onmisbare nazorg het best bij een
vakhandel terecht kunt, is welhaast
vanzelfsprekend én hoef je aah iemand"
die hart voor de fiets heeft niet uit te
leggen.
Afstemmen op eigen lichaamsmaten
Een fiets moet goed passen. Dat is heel
belangrijk. Dat passen houdt ook ver
band met de lichaamsmaten van de
berijder. Ook arm- en beenlengten
verschillen. De fiets moet op de fietser
zijn afgestemd. De juiste maat wordt
in de eerste plaats bepaald door vorm
en afmetingen van het frame van de
Maak een proefritje
Even op de fiets gaan zitten ..in stil
stand, is meestal niet voldoende ormhet
juist passeri van een fiets te'kunnen,
beoordelen. Het is beter even een
proefritje te maken. Dan ontdekt u al
gauw of de fiets past danwel dat er wat
veranderd moet worden. Die aanpas
sing is doorgaans gemakkelijk te vin
den en de handelaar zal u daar graag
bij helpen en je hoeft niet meteen zelf
thuis te gaan sleutelen. Een goede fiets
is al deze aandacht waard en het
behoedt u voor een miskoop.
Stand van zadel is belangrijk
Ook belangrijk is de stand van het
zadel. Het zadel is verstelbaar en zo
kan de juiste zitpositie worden be
paald. De onderkant van het zadel
moet ongeveer negen centimeter bo
ven de horizontale bovenbuis staan. Bij
sportfietsen tenminste 6,5 centimeter.
De juiste hoogtestand van het zadel
kan verder als volgt worden gemeten.
De afstand van de bovenzijde van het
zadel tot aan de grond moet gelijk zijn
aan de beenlengte (gemeten aan de
binnenzijde van het been, vanaf de lies
tot aan de voetzool, zonder schoenen)
plus 10van die lengte. Ook de afstand
tussen zadel en stuur moet passend
zijn. Dat is te meten door de elleboog
tegen de zadelpunt te houden (het zadel
in geheel horizontale stand); de ge
strekte vingers moeten dan net de
achterkant van het verst gelegen deel
van het stuur raken. Om dit eventueel
passend te maken, kan gebruik worden
gemaakt van een voorbouwstuur. Uw
fietsenhandelaar weet daar alles van
en hij zal u in het algemeen vanuit zijn
kennis van zaken kunnen adviseren
over het goed passen van de fiets. Het
kan echter geen kwaad als u ook zelf
weet waar het om gaat. Er zijn fietsen
handelaren die een zogenoemd pas
frame beschikbaar hebben, waarop
kan worden afgelezen welke frame
hoogte u nodig hebt en hoe hoog het
.zadel moet, staan. Het zadel, is niet
alleen in hoogte-verstelbaar, maar kan
oók meer of minder horizontaal en iets
voorwaarts of achterwaarts worden
geplaatst. U moet uitproberen hoe u
het gemakkelijkst zit. In het algemeen
zal het goed zijn het zadel lichtjes
achterover te laten hellen. Op die wijze
wordt tijdens het trappen het minst
energie verspild. Zadelkeuze en -zitpo
sitie is een zaak van persoonlijke voor
keur; de super-sportievelingen ver
heffen het tot een soort wetenschap.
dat er geblokte markering is
aangebracht en zonder marke
ring, binnen een afstand van 12
meter van dat bord. Op dit ver
bod bestaat één uitzondering.
Het is namelijk geoorloofd bij
een bushalte te stoppen ten be
hoeve van het onmiddellijk in- of
uitlaten van passagiers, doch
alleen wanneer autobussen
daardoor niet worden gehinderd.
Binnen een afstand van 5 meter
vóór voetgangersoversteekplaat
sen (zebra's) en oversteekplaat
sen voor fietsers. Indien op de
rijbaan een stopverbod voor de
rechterzijde bestaat, binnen 5
meter achter die oversteek
plaatsen (aan de linkerkant).
Deze bepaling geldt niet voor
motorvoertuigen op twee wielen,
omdat zij, evenals fietsers, zo
smal zijn dat zij nauwelijks uit-
zichtbenemend zijn.
9 Op invoeg- en uitrijstroken bij
aansluitingen van wegen. Een
invoegstrook is een verbreding
van de rijbaan met een rijstrook
van beperkte lengte, welke dient
om de voertuigen afkomstig van
een aansluitende weg in de ge
legenheid te stellen naast de
doorgaande rijbaan op te rijden,
om zich zodra mogelijk in te
voegen. Een uitrijstrook is een
verbreding van de rijbaan met
een rijstrook van beperkte leng
te, welke dient om voertuigen
die zich naar een aansluitende
weg begeven, in de gelegenheid
te stellen naast de doorgaande
rijbaan snelheid te minderen.
Daar zich meestal naast die
stroken geen vluchtstrook be
vindt, is het stoppen op die
stroken voor bijvoorbeeld het in-
of uitlaten van lifters, hinderlijk
en gevaarlijk.
9 Op de middenbaan of op een der
middenbanen wanneer drie of
meer rijbanen naast elkaar lig
gen, tenzij b.v. voor autobussen
anders is bepaald. Deze banen
zijn bestemd voor de snelle door-
9 Stopverboden gelden ook voor
tweewielers. Ze mogen niet stilstaan
op plaatsen waar ze anderen hinde
ren.
stroming van uitsluitend gemo
toriseerd verkeer, zodat stoppen
daarop uitermate hinderlijk en
gevaarlijk is.
9 Volgens een laatste wijziging is
het ook verboden een voertuig
tot stilstand te brengen langs
een fietsstrook op de rijbaan.
Een fietsstrook is een door een
doorgetrokken of onderbroken
streep van de rijbaan afgeschei
den gedeelte, waarop afbeeldin
gen van een witte fiets zijn
aangebracht.
9 Bovendien is het verboden te
stoppen op een autoweg of auto
snelweg, behalve op als zodanig
aangeduide parkeerplaatsen en
in geval van nood op de vlucht
strook.
O Uiteraard mag men niet stoppen
op plaatsen waar dat door mid
del van borden „Verbod stil te
staan" is aangegeven.
Borden
Een verbod door middel van
borden geldt voor die kant(en) van
de weg waar het bord is geplaatst.
Bij het inrijden van een weg of
straat moet men dus goed opletten
of er aan één of beide kanten van
de weg een bord staat. Als er ver
scheidene borden staan is dat wel
eens even puzzelen. Maar het ne
men van die moeite kan moeilijk
heden voorkomen.
Een stopverbod gaat verder dan
een parkeerverbod. Bij een par
keerverbod mag men wel even in-
en uitlaten of laden en lossen.
Maar waar een stopverbod geldt
mag zelfs dat niet. Daar moet men
alleen maar doorrijden, tenzij ver
keersomstandigheden dat niet mo
gelijk maken, zoals bijvoorbeeld
gedwongen stoppen in fileverkeer.
Ten overvloede zij nog uitdruk
kelijk vermeld dat al deze bepalin
gen (behalve de genoemde uitzon
deringen) ook gelden voor twee
wielers, zoals motoren, fietsen en
bromfietsen. Het is nqjtuurlijk aan
(brom)fietsers niet verboden om
bijvoorbeeld op een fietspad te
stoppen, maar zij moeten zich wel
direct daarna aan de kant van het
pad begeven om anderen niet te
hinderen.
Onder goed besturen wordt
mede verstaan goed stilstaan. Dat
wil zeggen niet stoppen en laten
stilstaan waar dat niet mag. Stop
nooit plotseling, want dat resul
teert vaak in een kop- en staartboÊ-
sing. Veel moeilijkheden zijn te
voorkomen door de gegeven infor
matie ter harte te nemen. Ver
standige weggebruikers doen dat.
9 Op voetgangersoversteekpiaat-
sen en oversteekplaatsen voor
fietsers.
9 Op spoorwegovergangen. Even
als bij het overrijden van kruis
punten is het bij spoorwegover
gangen geraden om bij het in
file rijden voldoende afstand te
houden, zodat men bij stoppen
van de voorrijder niet gedwon
gen wordt te stoppen óp een
kruispunt of óp een overweg,
waardoor men anderen hindert
of zelf aan gevaar komt bloot te
staan.
9 In tunnels en op rijbanen onder
bruggen en viaducten.
9 Op of nabij het hoogste punt van
een onoverzichtelijke helling en
in of nabij een onoverzichtelijke
bocht. Hoewel dit alleen maar
geldt buiten de bebouwde kom, is
het met het oog op het gevaarlij
ke verrassende element raad
zaam dit ook niet binnen de be
bouwde kom te doen.
9 Bij een bord „Bushalte" over de
afstand (maximaal 30 meter)
A AURUM - het latijnse woord voor
goud, het zeldzame geelkleurige edel-
j metaal, dat reeds 4000 jaar de mens-
heid in zijn ban heeft. Door zijn speci
fieke eigenschappen: kleurecht, onge
voelig voor chemische stoffen (behalve
koningswater), zeer goed te bewerken
etc., is goud bij uitstek geschikt voor
het vervaardigen van sieraden.
B BLADGOUD - een zeer dun laagje
fijngoud dat vroeger werd gebruikt
j om met-metalen objekten (bijv. houten
beelden) en oppervlakten (bijv. pla
fonds) mee te „beplakken". Tegen
woordig wordt dit niet zo veel meer
B gedaan.
C COLLIER of ketting - een heel popu
lair sieraad dat in het huidige mode-
beeld te zien is in iedere denkbare
lengte tot aan de taille en dat soms
met meerdere tegelijk wordt gedra-
gen.
D DOUBLÉ - koper en tin-legering
voorzien van een laagje goud (of goud
legering) dat erop is gegalvaniseerd
oftewel „geperst" d.m.v. electrolyse.
E EDELSTENEN - mineralen die
door hun opvallende eigenschappen
I (kleur, vorm, glans en zeldzaamheid)
j voor de mens waarde hebben gekre
gen. Ze worden veelal "tot juwelen
verwerkt tezamen met edele metalen:
I goud, zilver, platina.
F FIJNGOUD - zuiver goud (100%).
Daar dit heel zacht en dus kwets
baar is wordt fijngoud nooit gebruikt
voor het vervaardigen van sieraden,
maar eerst vermengd met andere me
talen.
G GRANULERING - zeer kleine gou
den kogeltjes die op de oppervlakte
van een gouden juweel of voorwerp
zijn aangebracht.
Omstreeks 1810 was dit erg in de mode.
H HANGER - een sieraad dat aan een
- meestal - dun kettinkje om de hals
wordt gedragen en de meest uiteen
lopende voorwerpen kan uitbeelden.
Gouden hangers worden heden ten da
ge veel gevraagd.
I INVESTEREN - Goud is gekoppeld
aan het monetaire stelsel in de we
reld en is „waardevast", d.w.z. goud
kan te allen tijde te gelde worden
gemaakt ofschoon de koers van dag tot
dag kan verschillen. Daarom worden
gouden juwelen ook wel gekocht bij
wijze van investering.
J JUWELIER - iemand die, na een
gedegen studie in deze richting, "zich
specialiseert in het verkopen van ju
welen.
K KARAAT - de eenheid waarmee
het goudgehalte wordt aangegeven.
Zuiver goud (100%) is 24 karaats.
LEGEREN - het vermengen van goud
met andere metalen om hierdoor een
verwerkbare hardheid te krijgen.
Vaak verandert hierdoor ook de kleur
van het goud en spreekt men dan van
Ook mogen bestuurders als zij in
het verkeer stilstaan voor bijvoor
beeld een stoplicht of spoorover
weg, niet stoppen op oversteek
plaatsen voor voetgangers en ie
sers. Ook moeten zij dan de weg
helft voor het tegemoetkomende
verkeer vrijlaten, en op kruisingen
moeten zij altijd de doorgang vrij
laten voor eventueel dwars ver eer.
Links stoppen
Hoewel in beginsel uiterst rechts
moet worden gestopt, mag U u*
zondering op de uiterste linkerzij e
9 Verboden te stoppen
stopt, tenzij door borden anders is
aangegeven. (Tussen haakjes: „Be
perkt" éénrichtingverkeer wil zeg
gen: tevens in beide richtingen
toegestaan voor bv. (brom)fietsers,
hetgeen dan door een onderbord
wordt aangegeven.)
In ieder geval is het verboden
een voertuig tot stilstand te bren
gen (te laten stilstaan):
9 Op trottoirs, voetpaden, fietspa
den en fietsstroken. Dit verbod
geldt niet voor fietsen, bromfiet
sen en invalidevoertuigen.
„Bij het stoppen brengt de bestuurder zijn voertuig tot
stilstand aan de uiterste rechterzijde van de rijbaan. Hij
mag zijn voertuig niet laten stilstaan indien daardoor ge
vaar of hinder voor andere weggebruikers kan ontstaan!"
De bepalingen ten aanzien van waar wel of niet mag
worden geatopt, gelden voor alle beetuurders, dus ook
voor tweewielers, zoals fietsen.
.-slag
s b.v. en
an de
ontakt met
ircie
ïdiploma is
a.v. de heer
e nadere
De wetgever maakt onderscheid
tussen „stoppen" en „laten stil
staan". Een verbod om te stoppen
wil zonder meer zeggen: doorrij
den. Een verbod om te laten stil
staan kan in bepaalde gevallen pas
ontstaan na aanvankelijk geoor
loofd stoppen. Het is bijvoorbeeld
een automobilist, wanneer er op
een bepaald moment geen verkeer
is, niet verboden op een hoek van
de straat te stoppen om de weg te
vragen, maar hij mag zijn voertuig
daar niet langer laten stilstaan s
inmiddels genaderd verkeer daar
door wordt gehinderd.
van de rijbaan worden stilgestaan.
Dat mag als er in de rechterzijde
van de rijbaan tram- of spoorrails
liggen. Het is ook toegestaan op
wegen met (beperkt) éénrich
tingverkeer. Op deze wegen mag
zowel links als rechts worden ge-