Bejaard krantenvrouw unieke verschijning in Soest - Zuid Beleefd aanbevelend: Jenny de Groot mus De ruim 83 levensjaren die ze telt zijn niet van het vrien delijk lachende koppie af te lezen. Logisch, want Jenny van het Vosseveldse Soest-Zuid mag dan ergens in de vorige eeuw in het Zeeuwse Bruinisse ge boren zijn, het begrip welver diende oude dag heeft zij nog niet tot haar leven toegelaten. Zomer en winter, alleen bij stromende regen blijft ze thuis, is ze met haar karretje (een bakfiets) op pad. Altijd in voor handel. Bij vaste adresjes haalt ze oude kranten en karton af. In de schuurtjes achter haar huis wordt de dagelijkse oogst ver zameld en gesorteerd. Op ge regelde tijden helpt opkoper Westra Jenny van haar han deltje af. Wat ze verder als bruikbaar bij groot en klein huisvuil aantreft krijgt een andere bestemming. Iedere vrijdag gaat Jenny naar de markt. Beladen met tassen en zakken fietst ze van Soest naar Amersfoort om daar de spul len aan de man te brengen. Jenny de Groot, ze wordt voor dwaas, dapper en zonderling versleten. Op deze pagina een stukje levensgeschiedenis van deze merkwaardige vrouw. Terugkijken met de 83-jarige Jenny in een lang, hard leven. Schokkend - ontroerend - senti menteel, zeldzaam. Jenny de Groot vertelt. „Van Bruinisse, waar ik ge boren ben, weet ik mij niet zoveel te herinneren. Wij ver trokken al snel met mijn ou ders naar Rotterdam. In die stad zijn ook mijn schoolja ren geweest. Al jong werd ik dienstmeisje bij een familie in Haringvliet. Schatrijke men sen, maar ik had 't er slecht. Verdiende er ƒ1,50 in de week met kost en inwoning. Slechte mevrouw gehad. Wer ken van zes uur in de ochtend tot laat in de avond. Eens in de veertien dagen een halve zondag vrij. Afgepast eten. Mevrouw smeerde roomboter op het brood, voor mij mar garine en een dun plakje koek. Slapen deed ik op een klein zolderkamertje met boven mijn hoofd de duiven van jongeheer Ferdinand. Een paar jaar heb ik het daar uitgehouden. Bij mijn volgende dienstje kreeg ik het beter. Aardige mevrouw, ook natuurlijk wel hard werken hoor, maar ze bakte wel eens flensjes voor mij. Daar ver diende ik twee gulden per week. Jenny had al gauw door dat ze op zo'n manier nooit rijk zou worden. Na drie dienstjes ben ik gaan varen. Op „De Rotterdam" als strijkster. Ie dere reis drie maanden van huis, maar wel tweehonderd gulden per maand verdienen. Ik heb het allemaal kunnen doen om dat mijn ouders zich niet zo veel gelegen hebben laten liggen aan hun kinderen. Zo ging dat toch vroeger. Het is jammer geweest dat ik zo jong was toen ik ging varen. Op oudere leeftijd zou ik er meer van genoten hebben. Als kind geniet je toch niet van een blauwe lucht of een mooie zons ondergang. Het is net of je aan boord in een soort droom leeft. Toen de Chinezen aan boord kwamen kon Jenny weg, die waren voor de maatschappij goedkoper. Ik was ruim dertig jaar toen ik met een procuratiehouder trouwde.Was geen echte liefde, hoor, ik wilde alleen een dak boven mijn hoofd hebben. Aan dat huwelijk heb ik niet zoveel plezier beleefd. Drie jaar maar. Louis kreeg pleuris en long ontsteking. Toen hij ziek was heeft hij een jaar lang zijn salaris uitbetaald gekregen. Dat was mooi van zijn baas, maar Louis was dan ook een van de hoge pieten. Zat met zijn direkteuren in een kantoor van glas, het mindere perso neel zat in houten kantoren. 's Zomers stierven ze van de hit te, in de winter vergingen ze van de kou. Na Louis zijn dood heb ik kennis gekregen aan Dirk. Een mens moet toch wat. In '34 ben ik met Dirk naar Soest gekomen. Ik ben altijd zijn huishoudster ge weest. Hij heeft mij nooit wil len trouwen. Dirk heeft gestu deerd aan de landbouw school. Voor de rest van zijn leven nooit gewerkt. Het was een kind van zeer rijke ouders. Een aparte man, stond onder curatele en had veel hobby's. Dat hij mij nooit heeft willen trouwen heb ik niet erg gevon den. Zo'n hete was hij nou ook niet. Dat hij mij na vele jaren als huishoudster kwijt wilde heeft mij wel pijn gedaan. Ik kwam er achter omdat hij te gen anderen zei dat ieder nor maal mens wel van zijn vrouw maar hij niet van zijn huis houdster kon afkomen. Dat Dirk mij niet de deur uitdeed heb ik te danken aan een kas telein, ene Arie Stalenhoef. Dirk had hem in vertrouwen genomen. Stalenhoef vertelde Dirk, dat hij de Raad van Ar beid op zijn dak zou krijgen als hij mij aan de kant zou zetten. Dirk heeft mij namelijk nooit loon uitbetaald en plakte ook geen zegeltjes. Daar is hij toen zo van geschrokken dat ik mocht blijven, maar met minder huishoudgeld moest toekomen. Een krent van een vent, die alleen maar geld over had voor dieren, mooie vrou wen en gokken. Zelf kwam ik in die jaren het huis bijna nooit uit. Moest zorgen voor de fa zanten, kalkoenen en zo'n der tig hondjes. Weet je wat het is geweest, ik had een gewone man moeten trouwen. Dirk was te hoog voor mij. De kans om te veranderen heb ik nooit ge had. Je was als huishoudster altijd voor zijn hobby's in de weer. Ik heb het in die tijd allemaal te gemakkelijk opge nomen, omdat ik hoopte dat er eens een dag zou komen dat mijn leven zou verande ren. En dan was er nog de familie van Dirk die mij nooit in de steek heeft gelaten en mij na zijn dood hier hebben laten wonen. Dirk stierf in 1966. Hij was weer eens ver liefd en bracht zijn love een bezoek in Hilversum. Op het balkon van haar woning kreeg hij een hartaanval. Leunend op de balustrade hebben ze hem dood gevonden. Zijn laat ste love, zijn zuster en ik zijn hem gaan begraven. Met z'n drieën in de koets, ik in het midden. Verdriet heb ik niet gehad, daarvoor had ik teveel meegemaakt. Heb nog aan zijn zuster gevraagd of ik voor een bloemetje moest zorgen. Hoefde niet, zei ze. Zelf had ze zo'n krans be steld die met een harde smak op de kist terrecht kwam. deraf. Wat treurig zijn we weg gegaan. Bij zijn laatste love hebben wij koffie gedronken. Zijn zuster wilde niet meer dan een kopje koffie drinken, dus ik nam ook geen tweede. Dat kan je toch niet doen? Na de dood van Dirk heb ik mij meer met Binkie bemoeid. Die kende ik al in de tijd dat Dirk nog leefde. Binkie, vroe ger melkboer, was handelaar in 2e hands spulletjes. Zo maar op een dag heeft hij aan Dirk gevraagd of hij zijn bakfiets, zijn karretje, in een van de schuurtjes mocht plaatsen. Naast dat karretje loop ik nou nog. Dirk had een beetje te doen met Binkie. Dat merkte ik toen hij soep voor Binkie ging klaarmaken. Geen ge wone erwtensoep, nee iets bij zonders, want koken kon Dirk. Binkie was een sloeber, met als gevolg dat er voor de bak fiets en Binkie zelf een schuur tje vrij kwam. Binkie blij. Die Ze kennen mij daar langza merhand wel. Ook een groot deel van het geld dat ik met mijn handeltje verdien is voor het paardekamp bestemd. Ik heb heel wat kaarten waarop geschreven staat: met dank voor de geweldige donatie. Met Binkie is het in zijn verdere leven niet goed gegaan. Dirk had als hobby vrouwen, Binkie kon niet van de fles afblijven. Het gekke is dat ik het pas laat heb gemerkt. Hij was een stie keme drinker. Het eten wat hij altijd gratis kreeg van de broeders en zusters bleef in zijn schuurtje onaangeroerd staan. In plaats daarvan de fles. Aan een liter per dag had hij niet genoeg. Eigenlijk zielig hè? Toen ik er achter kwam werd hij voor mij ook steeds lastiger. Uiteindelijk is hij via een ziekenhuis in Amers foort in Nijmegen terecht geko men. Een zielige man gewor den, zonder drank en sigaren. Dat hij nog leeft is te danken aan die broeders en zusters. Dagelijks "uitstapje" van 80-jarige Jenny Waarom zou ik verdriet om Dirk hebben? Alles wat hij in zijn leven had heeft hij aan vriendinnen weggegeven, tot aan de erfstukken van zijn tante toe. Ik zie de verhuis wagen met die erfstukken nog voor onze deur staan. Voor mij was er alleen een Jaars- ma haard. Wat was ik toen kwaad. In mijn drift heb ik een paar emmers water ge gooid over de mooie spullen die niet voor mij bestemd wa ren. Dirk kwam er ook niet droog vanaf. Toch had de be grafenis van Dirk ook iets moois. Zo'n orgel speelt dan een mooi lied en dan ga je met z'n allen, Arie de kastelein was er ook bij, een eind lopen. Dat moest, want Dirk werd be graven in een nieuw familie graf en dat ligt altijd wat ver dacht: ik krijg hier te vreten en mijn karretje onderdak; waarom zou ik weggaan. Om dat Dirk meer uit dan thuis was ben ik met Binkie een beetje gaan optrekken. Mee met zijn handel, mee naar de markt. En zo is het gekomen dat wij samen in Soest op zoek gingen naar spulletjes die door anderen werden afgedankt. Mens dan ontdek je pas hoe goed wij het hier in dit land hebben. Dat was al toen ik nog met Binkie mee ging, maar het wordt iedere dag erger. Er is nog zoveel bruikbaars bij de spullen die de mensen kwijt willen. Het meeste pijn doet het mij wanneer ik brood, soms hele stokbroden bij het afval aantref. Daar heeft Jenny haar klantjes wel voor. Iedere dag ga ik met een grote zak brood naar het paardekamp. Foto: Herman van Dam Als Binkie een andere man was geweest zou het zover niet gekomen zijn. Dan zou hij hier nog geweest zijn. Het is alle maal anders gegaan. Nou zit hij in Nijmegen de centjes die zijn vrijgekomen uit de verkoop van zijn eigen huisje in Amersfoort op te maken. Want zo is het in dit land: vreemdelingen worden hier met open armen ontvangen, oude mensen moeten eerst hun spaarcentjes opmaken eer so ciale zaken de rekeningen gaat betalen. Treurig hè. Zonder Binkie ben ik alleen met zijn werk verder gegaan. Als je mij nou vraagt waarom ik het doe dan kan ik er geen ant woord op geven. Ze verklaren mij wel eens voor gek. Voor de centen hoef ik het echt niet te doen. Ik heb mijn A.O.W. en wat centjes van mensen aan wie ik voor weinig geld een bo- venetage en een zomerhuisje heb verhuurd. Eigenlijk heb ik alles. Weet je wat het is, ik ge loof dat ik de kriebels zou krij gen wanneer ik thuis moet blij ven zitten. Maandag en donder dag loop ik het klein vuil na, woensdag het groot huisvuil en vrijdag sta ik op de markt. Lekker iedere dag bezet, alleen dinsdag is mijn vrije dag, en dan nog heb ik aanloop van mensen die informeren of ik dit of dat te koop heb. Trouwens dinsdag is toch een leuk dagje. Ga ik altijd naar de soos in Eltheto op het Driffie. Doe ik ook veel voor. Laatst nog hon derd gulden gegeven. Wij zijn aan het sparen voor een herfst- dagje uit. Komt veel geld voor kijken hoor. De een kan het wel betalen, de ander niet. Iedere week betalen wij iets, maar daar krijgen wij dan thee met een koekje voor. Zo'n dagje uit kost natuurlijk extra. Wij heb ben een klein soos je, maar wel gezellig. Het wordt alleen alle maal zo moeilijk. Concurrentie hè. Honsbergen en Molenschot. Daar hebben ze tegenwoordig alles wat ze begeren. Je moet ze nog gratis komen halen met een auto om ze ergens voör te interesseren. Ik ga altijd met de fiets. Maar om terug te ko men op ons dagje uit, wij doen het dit jaar wat goedkoper. Geen flauwekul van een warme maaltijd. Wat stelt dat nou al lemaal voor? Ze noemen het een diner en wat is het meestal? Dunne soep vooraf, aardappe len, vlees en groente en dan nog een portie ijs na. Dat is met uit zondering van het ijs toch een gewone burgermanspot. Diner, laat mij niet lachen. Wij drin ken met ons dagje uit koffie in Eltheto. Dat spaart geld uit, maar dan nemen wij als ex traatje een gebakje. Daarna rijden in de omgeving van Soest. In de middaguren thee drinken, een mens moet toch een beetje nattigheid naar bin nen krijgen. Aan het eind van de rit pannekoeken eten in de Lage Vuursche. Dat dagje uit komt in plaats van mijn vakan tie. Een mens kan namelijk wel plannen maken, maar daarom komen ze nog niet uit. Is mij ook overkomen. Vrijdags voor mijn vakantie, ik was al naar de kapper geweest, fiets ik be pakt en gezakt naar de markt in Amersfoort. Het was kwart voor zeven in de ochtend toen ik mijn evenwicht verloor door zo'n rot steen of een hond. Jenny languit. Niemand te be kennen. Na verloop van tijd heeft een automobilist mij op geraapt. Met een scheef wiel en de hele handel lopend naar huis. Van de B.W.-laan naar Vosse- veld. Mens wat heb ik een pijn gehad, en ze kunnen toch niet van mij zeggen dat ik een klein zerig type ben. Dokter Dorssen heeft mij verteld dat ik mis schien wel vier gekneusde rib ben had. In de middaguren ben ik gaan rusten, maandag liep ik al weer naast mijn karretje. In bed gaan de meeste mensen dood en daar wil ik nog even mee wachten. Zondags met mijn neef, dat is zo'n halve dominee, en zijn vrouw pannekoeken gaan eten. Daar knapt een mens van op. Nogal een eigen zinnig type die neef van mij, maar toch een best mens. Daar krijg ik nog wel eens een beetje liefde van. Dat is raar hoor, want ik heb het in mijn leven niet gekend. Is misschien ook wel mijn eigen schuld geweest, maar wat wil je, ik was er nooit in opgevoed en groot gebracht. Had ik het maar aangedurfd liefde te geven. Nou kunnen ze dat beter dan vroeger. Kijk maar eens naar de televisie. De vrouwen halen de mannen aan. Had ik ook moeten doen, maar je dorst immers niet. Iemand heeft wel eens tegen mij gezegd dat het tussen mij en Dirk anders zou zijn gegaan als ik hem niet zoveel alleen had laten gaan. Ik durfde het niet. Komt ook door die Chris telijke opvoeding van mij. Drie keer op een zondag naar de kerk. Eerste dienst van tien tot twaalf, van een tot twee de zon dagsschool, en dan 's avonds van vijf tot zeven in de kerk. Zitten op van die rot houten banken en maar luisteren naar alles wat je niet mocht doen. Mijn neef vindt het gek dat ik niet geloof. Dat kan ik ook niet helpen. Misschien gelooft God wel in mij. God en de liefde voor een man, ik geloof dat ik er te zelfstandig voor ben geworden. Na het vertrek van Binkie heb ik nog wel iemand kunnen krij gen hoor, maar waar begint een mens dan aan? Thuis is mijn televisie mijn fijnste bezit. Als een man in huis komt weet ik zeker dat wij gekibbel krij gen over de programma's. Mij niet gezien. Hoe het verder met mij zal gaan weet ik eigenlijk niet. De val van die fiets heeft mij toch een beetje van de wijs gebracht. Ook dat gaat voorbij Ik heb mijn televisie en ik lees veel. Priveetjes, Story en die andere lullige blaadjes. Mijn neef, die halve dominee, beste jongen hoor, zijn vrouw trou-a wens ook, zegt dat ik daaraan.-* niet voldoende heb. Dat zegt hij. Ik benijd hem er om, maar ik kan niet geloven. Liefde, ik ge loof er alleen in als ik het onder vind. Je hoeft maar naar de te- levisie te kijken om te weten dat dat niet veel voorstelt. Neem nou dat kraken. Het zijn niet de werklozen die het doen maar de jeugd. Zestien, zeven- tien jaar oud. Niet werken en maar rotzooi maken. De straf- fen die ze er voor krijgen lijken toch ook nergens op. Of wel misschien? Er zijn natuurlijk, ook andere kinderen. Ik heb dikwijls bij baby's voor oppas gespeeld. Krijg je ook liefde, maar als je buiten staat weet je toch dat dat een liefde is waar op je geen recht hebt. Er is toch niks van jou bij Jenny de Groot, met een knip- oog naar C. Johan Kieviet, een bijzonder mensenkind, dat is ze. JAN LEIJENDEKKER

Historische kranten - Archief Eemland

Soester Courant | 1980 | | pagina 21