1
n
m
r
fr
m
in
r
pp
s
pp
r
KRUISWOORDRAADSEL
SCHAKELPUZZEL
EEN KRYPTOGRAM
M
i
B
b
is
Jé
Tweelingpuzzel
ONS DOORLOPEND
KRUISWOORDRAADSEL
b
V
Hf
T
0
y
k
Vlechtwerk
De oplossingen vindt U elders in dit blad
Ir
és
-
y
Ifl
Él
v
wfr
Hf
pf
Jj
f3?
hm "^^Sl
1
-
-
;rf-
-
--
-
Zs
*SÉ
lf§
-
m
'M,
fA,
33
Soester" Courant van woensdag: 11 maart 1981
33
We maken een uitstapje in een ouder
wetse auto. Als u de puzzel op de
juiste wijze invult, komen nummer-
Van links naar rechts: 1 auto
onderdeel; 4 bestuurder; 6 dwars-
mast; 8 krachtbron; 10 vervoermiddel;
13 nummerbord; 14 niet ter plaatse;
17 boze streek; 18 een enkele keer; 20
vliegveld; 23 Duitse deuk; 24 uitslag;
27 paastraktatie; 28 onprettige; 29
plaatsbepaling; 30 boom; 31 overste
kend wild; 32 middaguur; 34 oude
maat; 35 uitroep; 36 aantal cilinders;
37 verdienste; 39 soort ontsteking; 40
eerstvolgend; 42 laagtij; 44 weide-
bloempje; 47 deelnemer aan picknick;
48 glans; 49 soort verlichting; 50 deel
van bestrating; 52 reisdoel; 54 plaats
van de picknick; 55 titel; 56 soort
populier; 57 ziekte; 58 reissouvenir; 60
met; 62 vervoermiddel; 63 landbouw
werktuig; 64 verwering; 67 ho-hou-
der; 68 meisjesnaam; 69 lokspijs.
bord en reisdoel vanzelf op hun
plaatsje (volgens de nummering dan)
terecht.
Van boven naar benéden: 1 rit; 2
ontsteken; 3 klein onderdeeltje; 4
jong; 5 kaartenbundels; 6 platzak; 7
onderdeel van het chassis; 8 wijsje; 9
rijkskweekschool; 10 houvast; 11 on
der andere; 12 van kunsthars; 13 on
dergaan; 15 slag; 16 zitplaatsen; 18
plaats van vertrek; 19 vlechtwerk; 21
picknicken; 22 groet; 25 dierenroep; 26
nummer; 33 paasrund; 34 water; 36
pers. voornaamwoord; 38 rondhout;
40 plaats in Nederland; 41 verkeerde;
slikbeweging; 42 van iemand zelf; 43
meemaken; 44 voorjaarssymbool; 45
buitenlucht; 46 bijzonderheid; 51 te-
gelvlak; 53 langspeelplaat; 54 Be
scherming Bevolking; 59 zangstuk-
ken; 61 waardering; 65 familielid: 66
voegwoord.
Horizontaal: 4 vogel; 6 vogel; 8 vogel;
10 vloerbedekking; 11 misdadig; 12
man van adel; 13 vroegere koningin;
17 hoog bouwwerk; 18 stemming; 19
volk; 20 vermoeden; 22 koningskind;
24 tenor; 26 ik; 27 mannelijk dier; 28
proeftijd; 29 plaats in Overijssel; 33
winst; 34 etui; 35 nimmer; 36 brede
weg; 38 groot in aantal; 40 Ind. markt;
42 Bijbelse figuur; 43 schelle
schreeuw; 44 hoon; 45 ogenblik; 49
orde; 50 vorstenzetel; 51 torenom
loop.
Vertikaal: 1 onderricht; 2 wiel; 3
hevig; 4 maand; 5 huilen; 6 beker; 7
elk; 8 fijn maken; 9 jaargetijde; 14
zuidvrucht; 15 aanvang; 16 strand-
meer; 20 iel; 21 benul; 22 toespraak;
23 bosgod; 24 anti; 25 vrucht; 30
honende grijnslach; 31 welpenleidster;
32 behoefte aan vocht; 36 plaats in
Engeland; 37 vis; 38 visnet; 39 toeëi-
genen; 40 gewas; 41 al; 46 Turks
bevelhebber; 47 hemellichaam; 48
inwendig orgaan.
I PUZZEL
S PAGINA
Horizontaal: 1 Mijn familielid bestaat
het meest uit bloed verpakt. 6 Omge
keerd kaatst het terug, maar gewoon
is het iets van iets dat nog moet
komen tot iets groens. 8 Zo is het niet.
10 Haar naam is eeuwig verbonden
aan dat ding wat je in de keuken
voordoet. 11 Dé open plek ligt voor
dat stuk water en is dan een afsluiting.
13 Dat muziekinstrument haalt de d
erbij en komt dan door elkaar om het
middel. 15 Ze was niet lief en niet
vervelend. Er tussenin zou ik zo
zeggen. 17 Het licht uitgezonderd is
alleen tastbaar. 19 Dat is geen zingen
meer, zoiets knijp je er uit als je
schrikt. 20 Als dat vocht er niet in zat,
had je een wat steviger ondergrond.
22 Een noot voor binnen is schoon. 24
Van Schaffelaer zag er niet tegenop,
integendeel. 26 Een vogel, in het
Frans een stuk ontkenning en een
maat strooi je soms over rijst. 28 Het is
niet niet, maat wel niet. 29 Alle kippen
doen het regelmatig, anders beston
den ze niet meer. 31 Ik zou dat niet
graag proberen, daar is moed voor
nodig. 33 Zijn preken zijn kort, dat zie
aan z'n naambordje. 34 Iets verschul
digd zijn en toch blij er mee, dat laat je
merken. 36 Die arts stond voor de
patiënt en keekhet was een
blauwe en alles bij elkaar nogal saai.
38 Het land hoeft niet vlak te zijn om
toch een gemeenschap te hebben,
maar het wordt wel vaak beweerd. 40
De roem voorop met gevolg zit hij
goed vooraan. 42 't Was haast niet te
zien, zo'n eind weg. 43 Hét begin van
het rund zit vooraan en z'n uier
verderop. Alles met elkaar in de
diepte.
Vertikaal: 2 Een boom, een zwangere
vrouw, ze doen iets met de vrucht. 3
Een dwarshout en een slee is geen
kombinatie, maar wonderlijk. 4 Ook
zo, maar dan kort. 5 Paars, rose,
noem maar op, maar dan in de herfst
in de tuin. 6 De heilige gebood hem
een letter na te brengen, 't Was de
eerste. 7 Met tefelgerei kun je natuur
lijk ook luiden, maar met iets er voor,
beter. 9 Je komt er niet af, zonder
natte voeten, of aan de dobber. 10 Is
die vogel daar op het water? Hij lijkt
precies op die andere. 12 Hij is
zwaarder, drijft en vangt. 14 De armen
kun je zwaaien. Doe het eens en zwaai
er een ietsje uit. Je houdt dan iets
over, datje ook hebt. 16 Het zit in de
cijfers, maar dan met letters. 18 Het is
te hopen dat die 11e letter er niet voor
komt. 21 Die puntjes aan de boot kun
je leuk mee stoeien. 23 Verder is er de
lucht. 25 't Is er niet. Ga er maar eens
heen, dan ligt ie weer netzo ver van je
af. 27 Leg naast elkaar en kijk. Zie jij
verschil? Ik niet. 30 Ergens in Italië
hoort zoiets op 't water, maar hier
onder een blumb. 32 Hij loopt, hij
vliegt, soms is er een die zwemt. 35
Smakelijk eten en dank aan je stoel
gang, want die vogel heeft het ook
altijd half in z'n bek. 37 't Zal best oud
zijn, maar dat is de hele bodem. 39 In
m'n zij en dan nog wel zo'n kort
driftige. 41 Waterdamp én boot, maar
wel erg kort.
2
3
9
s-
6
9
Ll/o
n
n
13
'V
w
'9
20
2!
U
23
29
26
26
V
l?
30
3/
32
33
39
36
36
3fi
*9
9o
9/
92
93
99
9i
wy. V-v-O^
2
3
9
6
<f>
9
Hf?
/O
n
IJ
19
6
26
/P
V
■Zö
2/
22
23
29
26
26
26
3/
32
39
jr
136
3/
ÉM3S
9'
93
199
93
Horizontaal: 1 godheid - verpakkings
middel: 5 rustend - pers. voornaam
woord; 8 een weinig - schaakstuk; 10
pers. voornaamwoord - eerst volgend;
12 lengtemaat - laster; 14 pluk haar -
eikenschors; 16 hondenras - Ind.
vleesgerecht; 17 verpakkingsmiddel -
schop; 19 daar - scheik. element; 20
inbraak - optocht; 24 noot - en
andere; 25 laten zien - aanwenden; 29
oude lengtemaat - boom; 30 horige -
familielid; 33 halt! - telwoord; 34
wonderlijke - plaats op de Veluwe; 36
Europees land - weekdier; 38 dril -
paardje; 39 loopstok - zangstem; 41
Ged. Staten - voorzetsel; 42 vuil -
inwendig orgaan; 44 laatst leden - spil;
45 watervlakte - tocht.
Vertikaal: 2 vreemde munt - eerwaar
de vader; 3 vordering - water in
Utrecht; 4 loot - misschien; 6 honing
drank - vrucht; 7 vuilnishoop - onge--
zond; 9 hoofddeksel - nevens; 11
eetgerei - vrucht; 13 godin - roem; 15
rijtuig - huisdier; 18 tegenover -
familielid; 21 vlaktemaat - ik; 22 vacht
- deel van het gebit; 23 kelner -
voorzetsel; 24 lidwoord - water in
Friesland; 26 oude lengtemaat
boom; 27 speelgoed - open plek in het
bos; 28 monster - plant; 30 hoog
bouwwerk - reptiel; 31 wintervoertuig
- numero; 32 klein roofdier - uniek; 33
paardje - drank; 35 pl. in Gelderland -
gast; 36 Bijbelse figuur - paar; 37 rei -
rustplaats; 40 drank - strafwerktuig;
43 het Romeinse Rijk - noot.
i
4.
7
0
1
2
3
4
S
2
3
4
S
6
7
l
8
9
10
1?
13
14
'S
18 1
18 1
19
L
Horizontaal: 1. bloem, bloem, bloem;
2. vervelend, raszuiver, grondsoort,
rivier in Duitsland; 3. strandmeer,
peulvrucht, zorg; 4.vorm van morsen,
uitbouw, stookplaats, het Romeinse
rijk; 5. windrichting, kleurling,, drogen
door middel van droogoven; ,6.. korte
tijd, wintervoertuig, hevig; 7. dwaas,
onder andere, zandzuiger, uitroep van
afkeer; 8. zeer zacht (muz.), dundoek,
mondwater, kledingstuk, verbran
dingsrest; 9. plaats op de Veluwe,
boom, myth. figuur, bijbelse plaats,
deel van een wet; 10. voorzetsel, open
plek in het bos, Europeaan, deel van
een huis, behoeftige; 11. lekkernij,
leervak op school, deel van een huis;
12. firmavorm, vrucht, getal, weder
kerig voornaamwoord, gindse; 13.
dierengeluid, deel -van- een -muziekin-
strument, vogel, speelkaart, en der
gelijke; 14. vis, bar, oorspronkelijke;
15. tijd van rust, Noorse godheid, wig,
aarden bak; 16. hetzelfde, water in
Friesland, wandvér'siering, vreemde
titel, slim; 17. zintuig, dierenledemaat,
verboden, vlaktemaat; 18. bidt, per
soonlijk voornaamwoord, strafwerk
tuig, volkenbond, 'vórm van ach,
bolgewas; 19. bloem, bloem, bloem.
Vertikaal: 1. bloem, bloem, bloem; 2.
vochtig, pupil, snelheid, vreemde
munt; 3. tijdperk, mondhoek, eerst
komend, wintervoertuig, vogel; 4.
jongensnaam, zandheuvel, uit nala
tenschap verkrijgen, plaats op de
Veluwe, voorgevel; 5. neerslag, pa
troon, tijdrekening, hért," vreemde
munt; 6. bloedvat, klaaglied, den lezer
Heil, Turks bevelhebber, opschik; 7.
godshuis, schelle schreeuw, windrich
ting, god van de liefde, hemellichaam;
8. oude lengtemaat, deel van het jaar,
plaats op de Veluwe, hoeveelheid,
vlaktemaat, koker; 9, voorbeschik
king, regeringsreglement, deel van de
dag, een zeker werelddeel eigen; 10.
eikeschors, Europees gebergte, laag
te, iel, betalingsbewijs; 11titel, met
stof bekleed, sneeuwhut, onder ande
re; 12. belemmering, boom, en om
streken, bidt, vertegenwoordiger, no
tulist; 13. toom, deel van de bijbel,
daar, berg waar Haifa op-ligt; water in
Friesland, vreugdeuiting; 14. eerste
kelner, medelijden, bijbelse naam,
pers. voornaamwoord, vogeleigen
schap; 15. bloem, bloem, bloem.
2
3
i
9
6
6
X
I
2
rr
3
V
6
i 6
A
r
p
y/
Ter afwisseling eens een originele ge- het begin van het volgende woord en
vlochten doorloper niet koppelletters. het derde woord begint weer met de
De laatste letter van het ene woord is laatste letter van het tweede woord.
Horizontaal: 1. Afgelegen - knaagdier-
>vat - vochtig - kever - paard - dobber;
2. gewicht - schep - bergweide - ho
ningdrank - telwoord - duin - smalle
plank; 3. tijdrekening - vlaktemaat -
boom - kledingstuk - vochtig koud -
ongebonden - baardje; 4. omroepver
eniging - gewicht - bevel - bloeiwijze -
opstootje - eer - pevig; 5. kluit planten
- vernis - paardje - drank (Duits) - edel
- pluk haar - toiletartikel; 6. zoogdier -
raar - lis - rekenopgave - tafelgerei -
sluis - noot; 7. dijk - kerel - muurholte -
zeepwater - kostuum - hen - kleding
stuk; 8. deel van de mond - voor -
zintuig - donker zwart - gesloten -
roem - serie.
Vertikaal: 1. Hert - loot - baan v, bal
spel - woonschip - hoofd - amfibie -
deel van een huis - einder; 2. Chin.
volksleider - familielid - vogel - verwis
seling - zoogdier - tred - fruitvocht -
voor; 3. huisdier - boom - groente -
vervoersonderneming - grondsoort -
Europeaan - sneu - visje; 4. drinkkom -
hoofddeksel - dierengeluid - tarwe-
afval - hevig - soort onderwijs - nap -
kort geluid; 5. bedorven - ogenblik -
deel v.d. mond - schil - deel v.h. oor -
onderricht - plaag - 'gard; 6. zintuig -
kledingstuk - etenbereider - heks -
zwaar - vluchtige stof - sneu - teer; 7.
broodsoort - huisdier - vogelverblijf -
waterdoorlatend - vat met tuit en oor -
kloosterlinge - pluisje - medicijn.