lil telecommunicatie pit telecommunicatie pil telecommunicol pen. b.v. Telefonie - een geschiedenis van honderd jaar Wat is dat eigenlijk - telecommunicatie bij PTT? m ctie pil telecommunicatie pil telecommomcctie pil telecommui ek 0,- f mm i 103 honderd jaar telefonie in nederland 1881-1981 telen 103 1 - Maggi 11 l' 8 9 Soester Courant van woensdag 2 september 1981 9 ept. t/m 31 okt. ande jij aankoop ault4 intastisch lakketvan 50,-voor sis 4 TL) lak,grill lers.wiel- radioen n. IGTL) sdak, nenplus Isierringen, n. lanken. -k -k k -k -k -k -k -k -k ■k -.19316 louaneforma- armde berg- 12628-18937 De telefoon die Alexander Graham Bell in 1876 patenteerde, bleek, ondanks het feit dat vele telegraafdeskundigen er aanvankelijk alleen een stuk speel goed in zagen, al snel een vinding waarop de wereld had zitten wachten. Nu de menselijke stem zonder moeilijke ingrepen kon worden overgebracht, be tekende dit een omwenteling in de communicatiemogelijkheden. Nog voordat in de Verenigde Staten het eerste openbare net in dienst werd gesteld, was de telefoon al naar Europa overgewaaid. In Duitsland, Engeland en Frankrijk, maar ook bij ons werden er proeven mee genomen om sneltelegrammen over te spreken". Terzelfder tijd benaderde de International Bell Telephone Com pany (IBTC) de overheid van vele Europese landen met het verzoek lokale telefoonnetten in exploitatie te mogen nemen. Staat en gemeenteraad gaven de IBTC in 1880 toestemming een telefoonnet voor Amsterdam op te richten. Voor deze onderneming werd de Nederlandsche Bell Telephoon Maatschappij (NBTM) gesticht, die in juni 1881 de dienst opende met 49 aangeslotenen. In de jaren daarna ontstonden, alle vanuit particulier initiatief, telefoonnetten in enkele tientallen steden. Voortvloeiende uit de wens van de aangeslotenen om met abonnees uit andere plaatsen te kunnen spreken, kwamen in 1888 de eerste interlokale verbindingen tot stand. Na 15 jaar verliepen de concessies voor Amsterdam, Rotterdam en Arn hem. Deze werden niet meer verlengd, omdat de netten sterk verouderd wa ren en de dienst veel te wensen over liet. Deze drie gemeenten besloten in het vervolg de telefoon zelf te exploi teren. Ze wilden, door de zaak in ei gen handen te nemen, de kwaliteit van de dienst verbeteren en zich van een extra bron van inkomsten ver zekeren. Andere gemeenten volgden dit voor beeld en de resterende particuliere be drijven gingen er uiteindelijk eveneens toe over hun inrichtingen te vernieu wen. In 1895 opende het Rijk de dienst op België. Twee jaar later ging het hele interlokale net van de NBTM voor twee ton over in handen van de Staat. Deze overname markeert het ontstaan van de Rijkstelefoon. Kort daarna werd een parlementaire discussie van 25 jaar afgesloten met het aannemen van de Telegraaf- en Telefoonwet 1904. Deze wet schiep voorwaarden voor een ordelijke exploi tatie der netten. Al snel maakte het Rijk hiervan gebruik door in 1906 als eerste in een lange reeks het lokale net Rheden te openen. Tussen 1913 en 1927 naastte de Staat alle telefoonnet ten, behalve die te Amsterdam, Rotter dam en Den Haag. In 1911 kreeg Amsterdam-Zuid een nieuwe centrale. Deze was in principe geschikt voor zelfbediening door abon nees, maar uit angst voor verwikke lingen liet de directie de bediening nog over aan de telefonistes. Door het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog kon Den Haag pas in 1920 soortgelijke plannen ten uitvoer brengen. De tijd was toen rijp voor in voering van de kiesschijf. Den Haag en Amsterdam namen in 1922 hun eerste volautomaten in gebruik, Rotterdam volgde een jaar later. Inmiddels was de eerste zeekabel- verbinding met Engeland gereed, waar Nederland sinds 1894 op had zit ten wachten. Vanaf 1927 kwam het in ternationale telefoonverkeer echt van de grond, toen met behulp van de jonge radiotelefonie zelfs de verste uit hoeken van de aarde bereikbaar wer den. Een topprestatie was de directe verbinding met Nederlands-Indië, de langste ter wereld. De dienst op dit traject werd na een periode van ex perimenteren in 1929 voor het publiek geopend. Ondanks dit soort spectaculaire suc cessen was de toestand in ons land nog verre van ideaal. In de steden was de dienst veelal 24 uur per dag be schikbaar, maar op het platteland ging de telefoniste met de kippen op stok. De enige manier om hierin verande ring te brengen, was automatiseren. De vele plannen hiervoor leidden in 1930 tot de definitieve beslissing Ne derland tot in alle uithoeken te auto matiseren, zodat iedereen op elk tijd stip zou kunnen bellen. De centrales voor dit grote project zouden van buitenlandse leveran ciers betrokken worden, te weten Sie mens, Ericsson en de Bell Telephone Manufacturing Company. Voor kabels, toestellen, gebouwenvoor zieningen enz. deed PTT echter een beroep op de Nederlandse telecommu- nicatie-industrie, die in de jaren twin tig was ontstaan. Aldus zorgde het staatsbedrijf voor veel werkgelegen heid, juist toen hieraan door de heer sende depressie grote behoefte be stond. Het expansieve beleid van PTT werd voorts ondersteund door om vangrijke reclamecampagnes, tarief verlagingen, telefoneeronderricht op de scholen en zelfs voorlichting via de Hilversumse omroep. Bij het uitbreken van de Tweede We reldoorlog was reeds 80r/r van de tele foonaansluitingen voor de eigen regio volledig geautomatiseerd en was nog slechts voor de helft van de in terlokale gesprekken hulp van een tele foniste nodig. De oorlogshandelingen in de meidagen van 1940 en vooral het bombardement op Rotterdam richtten grote vernielin gen aan. Omdat de voorraden omvang rijk waren en de leveringen nog eni ge tijd doorgingen, kon de schade gro tendeels worden hersteld. Zelfs bleek het mogelijk het net tot in 1941 volgens plan uit te breiden. De behoefte aan communicatie was in die jaren zeer groot. De telefonie bloeide in de oor log aanvankelijk als nooit te voren. In 1940 werden de drie resterende gemeentelijke telefoonbedrijven met één pennesteek genaast. Vanaf 1942 werden de maatregelen grimmiger. De afsluiting van" alle Joodse abonnees was het begin van de ontmanteling, daarna vervielen de nicht-kriegswichtige aansluitingen en werden alle cellen gesloten. Tenslotte kwam het openbare telefoon verkeer na september 1944 vrijwel vol ledig stil te liggen. Illegaal ging het telefoonverkeer dank zij vele PTT'ers gewoon door, waarbij de Centrale In lichtingen Dienst (CID) de hoofdrol speelde. In mei 1945 waren ruim tweehonderd cèntrales verwoest als gevolg van plundering, moedwillige vernieling en oorlogsgeweld, vooral in Zuid- en Oost- Nederland. Van alle aansluitingen was nog slechts 10# intact. De wederop bouw verliep aanvankelijk moeizaam door gebrek aan deviezen. Desondanks kon PTT door veel improviseren het grootste deel van het net snel herstel len. Nieuwe aansluitingen en interlo kale gesprekken bleven nog geruime tijd ,,op de bon". Het automatiserings plan, dat in 1946 voltooid had moeten zijn, kwam eind 1947 weer op gang, mede dankzij geleidelijke steun uit de Verenigde Staten. Daar de Duitse leveranciers om be grijpelijke redènen buiten spel waren gezet, moest PTT elders centrales aan schaffen. Natuurlijk bleven Ericsson en de Bell Telephone Manufacturing Company als vanouds automaten le veren. Nieuw waren Engelse en Zwit serse systemen en de schakelappara- tuur van Philips Telecommunicatie Oude handcentrale in Vilsteren Aansluitingen, interlokaal en internationaal verkeer 1881 -1980 (ultimo) Interlokale Internationale Aansluitingen gesprekken Waarvan via gesprekken Waarvan v; Jaar (netlijnen) (uitgaand) telefoniste (uitgaand) telefoniste 1 1 2 1 2 1881 1 1890 6 50 100 1900 19 65 100 32 100 1910 59 3000 100 395 100 1920 116 10000 100 758 100 1930 214 24000 98 1100 100 1940 326 67000 50 265 100 1950 509 157000 27 1870 100 1960 1044 450000 2 5590 86 1970 2202 1068000 0 24000 22 1980 4892 2100000& 0 84546 1 1 in duizenden 2 in procenten 3 raming Bron: Jaarstukken P en T/PTT en toevallige bronnen. Industrie, die gaandeweg de rol van Siemens overnam. Het duurde tot 1962 voordat alle netten en het gehele interlokale verkeer ge automatiseerd waren. Deze vertraging was, behalve aan de oorlog, te wij ten aan de grote groei van het aantal abonnees. Toen Warffum als laatste in de rij van het handbedrijf afst/apte, telde ons land namelijk al 1,3 miljoen aansluitingen. Internationaal gezien sloeg Nederland geen slecht figuur; alleen de Zwitsers, aan wie het oor logsgeweld voorbij was gegaan, had- In de Tweede Wereldoorlog gebombardeerde telefooncentrale te Arnhem Het totale telecommunieatiepakket bij PTT kent vele verschijningsvormen. Een deel daarvan is éénrichtingverkeer. Een ander deel, en dat staat nu in de belangstelling door het feit dat ons land dit jaar honderd jaar openbare tele fonie kent, werkt twee kanten uit. De éénrichtingcommunicatie wordt gevonden bij de omroep, zowel radio als televisie, waarvoor PTT de aanvoer van signalen naar de zenders en het daad werkelijke verzenden verzorgt. Dat laatste overigens via een dochterbedrijf, waarin ook de direct bij de omroep betrokken organisaties deelnemen. Bij ka beltelevisie, ook een éénwegsysteem tot nu toe, is PTT betrokken bij de inter lokale netwerken. Dit alles kan als distributie van informatie worden geken schetst. Als we praten over echte communicatie, dat wil zeggen in twee rich tingen, dan komen we veel dichter bij de nu jubilerende telefoon. den hun automatisering drie jaar eerder gereed dan wij. Het telefoonbedrijf kon van 1945 tot 1978 bouwen wat het wilde, de vraag overtrof het aanbod steeds. Het ver schijnsel wachtlijst werd daardoor een bron van voortdurende ergernis. Tot 1975 moest het Rijk enigszins bij springen om de financiering van nieuwe bedrijfsmiddelen veilig te stellen. De laatste tijd kan PTT even wel een bijdrage aan de schatkist leveren, waarvan de telefoon een flink deel voor zijn rekening neemt. In het laatste decennium nam de jaarproduktie van telefoonaansluitin gen toe tot boven de driehonderddui zend, dat is evenveel als het gehele bestand van 1940! De telefoon, tot 1930 een privilege van zakenlieden en -welgestelden, werd nu pas echt populair. In 1881 kostte een aansluiting op het Amsterdams net 118,- per jaar. Voor gewone mensen lag dat in de orde van zes maanden salaris of twee jaarlonen voor een inwonend kamer meisje. Voor dat bedrag kon de abon nee onbeperkt lokaal bellen. Toen PTT in 1930 het gesprekkentarief invoerde, legde het bedrijf de basis voor de democratisering van de telefoon. Het abonnementsgeld werd door die maat- regel verlaagd en de gesprekken, die de abonnee zelf in de hand had, wer den voortaan per tijdseenheid in re kening gebracht. Telefoon hebben kostte toen ongeveer veertig gulden per jaar, een kleine halve maand sa laris. Sindsdien heeft het abonnement de kosten van levensonderhoud min of meer gevolgd en zijn de gesprek ken relatief veel goedkoper gewor den. De telefoon kost het doorsnee ge zin tegenwoordig ongeveer'400,- per jaar, een weekloon. Vijf miljoen abon- i nees, ongeveer negentig procent van onze huishoudens, hebben voor dit bedrag een spreekbuis met de wereld. Communicatie Om werkelijk tot (tele)communiceren te komen zijn er twee belangrijke sec toren nodig in het totale netwerk: in frastructuur en de eindtoestellen die voor de gebruiker het meest zichtbare deel van het geheel vormen. Er zijn drie netwerken te onderscheiden, t.w. een telefoon-, een telex- en een data netwerk. De infrastructuur, waaronder de cen trales, de kabels, de straalverbindin gen en dergelijke worden verstaan, heeft een veel meer zelfstandige ont wikkeling doorgemaakt dan de tele foon- en telextoestellen zelf. PTT houdt in het oog dat het gehele samen stel tot in lengte van jaren een goed functionerend totaal blijft. De taak van de infra-structuur is daarbij er voor te zorgen dat er steeds voldoen de mogelijkheden aanwezig zijn voor het transport van de signalen, zowel kwantitatief als kwalitatief. De economische levensduur van de verschillende onderdelen van de in frastructuur is echter ongelijk. Kabels gaan veel langer mee dan centrales, ook al om dat. bij deze laatste appara tuur een technische veroudering op treedt, in die zin dat ze uit de tijd raken als nieuwe technologieën hun op wachting maken. Bij de apparatuur die door de abonnees wordt gebruikt is de verandering nog sneller. Vooral bij telex- en dataverkeer. Centrales Voor alle drie de basistelecommunica- tie-netten - telefoon, telex en data - bestaan aparte centrales. De verbin ding daartussen wordt gevormd door het transmissienet, dat overigens ge meenschappelijk wordt gebruikt. De eerste ontwikkeling vond voorna melijk plaats bij de telefonie, met als resultaat nu zo'n 1.300 gebouwen voor de telefoniecentrales. Het is logisch dat de later komende centrales voor telex en dataverkeer van diezelfde gebouwen gebruik gingen maken. Vooral prijso ver wegingen hebben er toe geleid dat in de technologie van zowel centrales als transmissie een grote ommezwaai ontstaat. Was vroe ger (en meestal nog) het signaal dat via het telefoonnet werd verstuurd ge lijkvormig aan het gesproken woord - analoog - in toekomstige technieken wordt dat signaal omgezet in ,,aan/ uit"-signalen, ofwel digitaal gemaakt. Vooral de verdere opkomst van telex en dataverkeer - van huis uit met een „aan/uit "-karakter - en de gewel dige ontwikkeling op het gebied van de moderne micro-elektronica hebben daar de hand in. Produktietechnieken worden goedkoper, vooral als de te produceren hoeveelheden groter wor den. Nederland doet in dit verband mee op de wereldmarkt en deelt zo ook in het prijsvoordeel. Daarvoor is het van groot belang dat de internationale standaardisatie - in technisch opzicht al op gang gekomen in 1925 - de verscheidenheid van sys temen binnen de perken houdt. Dezelf de moderne elektronica heeft er voor gezorgd dat informatietechnieken zo'n grote vlucht hebben kunnen ne men. Zij zijn immers ook van huis uit digitaal van aard. Het gevolg is dat de telefoon als telecommunicatie- middel, hoewel de omvangrijkste, de later komende communicatievormen moet volgen. Ter vergelijking: er zijn nu al 35.000 telexabonnees en in 1985 naar schatting 10.000 abonnees op het datanetmaar ons land telt ruim 5 mil joen telefoonabonnees. In die telefonie zal echter steeds, als de digitale sys temen worden toegepast, omzetting van analoog naar digitaal en omge keerd moeten plaatsvinden. De digita le is echter de techniek van de toe komst, omdat daar naast prijsvoorde len ook een grotere flexibiliteit met daaraan gekoppeld meer mogelijkhe den van valt te verwachten. De effec ten van die omschakeling zal de tele foonabonnee overigens in het gebruik niet merken. Langs de lijn De eerste ontwikkeling van het trans missienet van de telefoon was heel dui delijk zichtbaar, - draden langs palen gespannen en de uitspraak „langs de lijn" kon letterlijk worden geno men. Al voor de opkomst van de digi tale technieken kwamen naast de ka bels, die inmiddels in de grond lagen, onzichtbare lijnen het net versterken. Dat zijn de straalverbindingen, waar van alleen nog maar de eindpunten van de lijnen in de vorm van torens met antennes te zien zijn. In het kader van de geleidelijke digi talisering van het telefoonnet komen nu twee andere transportmedia naar voren. De coaxiale kabel, een enkele koperader met geïsoleerd daaromheen een geleidende mantel - vergelijkbaar met de antennekabel van het moderne TV-apparaat - is een concurrent van de straalverbinding. Overigens is ook die straalverbinding geschikt voor digitale transmissie. En omgekeerd is de coaxkabel ook geschikt voor analo ge overdracht. Nog nieuwer is de glasvezelkabel, waarvan het hart bestaat uit een zeer zuivere glasdraad met een dikte min der dan die van een menselijke haar. Het ziet er overigens naar uit dat bin nen afzienbare tijd deze nieuwste loot aan de kabelboom ook qua prijs aan trekkelijk wordt. Voor de gehele digitalisering kan wor den gesteld dat deze in feite al enkele jaren geleden is begonnen en zo rond de eeuwwisseling zal zijn voltooid. i Telefoonpalen met luchtlijnen Satellieten Rond 1965 kwam er een nieuw ver schijnsel aan het telecommunicatie- firmament: de satelliet. Het bijzon dere van dit transmissiemiddel *i£ dat er een heel gebied mee kan wor den bestreken. In het Intelsatnet, waarmee wereldwijd telefoonsigna len worden getransporteerd, maakt men van die eigenschap gebruik door één satelliet verschillende grondsta tions te laten bedienen. Afstanden van ongeveer 1000 km moeten worden over brugd om de satelliet lonend te maken, niet alleen in intercontinentaal ver keer, maar ook binnen continenten. Een verschijnsel dat zich in de komen de jaren nog veel verder zal uitbrei den. Nieuw is daarbij dat ook voor spe ciale verbindingen zoals die door bij voorbeeld grote bedrijven worden ge wenst nog veel flexibeler en op de vraag toegespitste telecommunicatie- wegen kunnen worden geopend. Speciale regionale grondstations met daarbij behorende straalverbindingen zullen ook door de Nederlandse PTT worden toegepast, te beginnen in 1984. Een heel andere toepassing is het ge bruik van satellieten bij de commu nicatie met schepen. Ook hier zal de Nederlandse PTT in internationaal verband meewerken aan het project Inmarsat dat volgend jaar operatio neel wordt. Mobiel bereikbaar De wens iedereen, ook als hij „en route" is, de mogelijkheid te bieden te communiceren op afstand, heeft er toen geleid dat mobiel bruikbare sys temen worden ontwikkeld. Zijn er nu al systemen voor mobiel telefoneren - zelfs met de mogelijkheid automatisch te kiezen - en om oproep signalen door te geven via semafoon en stadsomroep, de grote groei hierin wordt nog in de komende jaren ver wacht. Vooral ook nieuwe technieken zullen daarbij hun intrede doen. Als nu goe deren worden afgeleverd komt daarbij onvermijdelijk een hele papierwinkel kijken. Het lijkt logisch te veronder stellen dat gelijk met de opkomst van het dataverkeer, mobiele datatermi nals komen waarmee dit alles op veel eenvoudiger wijze en meer recht streeks kan worden afgehandeld. Dat is echter toekomstmuziek, dichter bij is de autotelefoon. Televisie-zendmast te Lopik Als de geweldige belangsteling voor dit middel een maatstaf mag zijn zal in deze richting nog heel veel gaan ge beuren. De autotelefoon is overigens niet alleen in de auto bruikbaar, maar ook aan boord van plezierjachten en dergelijke. Het woord auto in de naam duidt er alleen op dat automatisch kan worden gekozen. Bijzondere systemen Naast de drie genoemde hoofdsyste men bij telecommunicatie - telefoon, telex, dataverkeer - zijn er een drie tal afgeleide'bijzondere systemen bin nen de telecommunicatie. Viditel en telex-bedrijfscentrales zijn daarvan de jongste twee. De prak tijkproef met Viditel - het via de tele foonlijn binnenhalen van informatie die zichtbaar wordt gemaakt op het TV-scherm - is ondertussen afgèiopen. Alles duidt erop dat het systeem als informatie- en communicatiemedium geaccepteerd zal worden. De bedrijfstelex-centrale maakt het mogelijk een telexbericht nog directer bij de geadresseerde te krijgen. In dien binnen een bedrijf op verschil lende plaatsen telexmachines staan opgesteld kan via een bedrijfscen- trale met „doorkiezen" de betrokkene het bericht direct onder ogen krijgen. Ten aanzien van de al veel langer bekende bedrijfstelefonie-centrales - de laatste jaren al mogelijk met doorkiezen - is een uitbreiding naar nog grotere systemen te verwachten, waarbij ook de elektronica een rol zal spelen. Daarnaast komt rond 1983 de zoge naamde „familietelefoon" ter be schikking waarmee in de huiselijke sfeer het gebruik van maximaal vijf toestellen op een gewone huisaanslui ting mogelijk wordt. Klantgericht Was het vroeger zo dat de techniek het voornaamste uitgangspunt vormde bij PTT-organisaties, de laatste jaren komt daarin verandering. Deels overi gens omdat de grote produktieslag voor het aanleggen van steeds meer aansluitingen wat voorbij is. Telefoonwinkels, gemakkelijke infor matie via 004, speciale informatienum mers naast de vertrouwde tijd- en weermelding zijn even zovele sympto men van een verandering van de be- drijfsbenadering. Snel zal dat met een drijf met ruim 24.000 medewerkers zoals de telecommunicatiediensten van PTT niet gaan. Zéker echter wel, al was het alleen al omdat anders ook een bedrijf als de PTT niet op goede en verantwoorde wijze zou kun nen bestaan. Antennes t.b.v. straalverbindingen WORDT VERVOLGT

Historische kranten - Archief Eemland

Soester Courant | 1981 | | pagina 9