f
ptllelecommiinicatie pil telecommunicatie pil teleeommumcal
Telefonie - een geschiedenis
van honderd jaar
Centrales - het schakelend hart
van telecommunicatie
Digitaal - ook bij
telecommunicatie troef
Toestellen - de handvatten
van telecommunicatie
ilie pil telecommunicatie pil telecommunicatie pil telecommui
udenoi
honderd jaar
telefonie
in nederland
1881-1981
rdag 26 sip t
®Pt.
c tijdens de
lomeo's 2en
gemonteerd
geile of
metallic,
towit.
uraan-
room
ttel-
msssmmmmmmmÊ
1
i I
20
en,
prjjs.
Het Nederlandse telefoonnet telt in
totaal 1470 centrales, wat per abonnee
neerkomt op een investering van rond
3500,-, alleen al voor die centrales.
Gelukkig staat daar een behoorlijke
levensduur van de apparatuur tegen
over. Is het in de praktijk wel voorge
komen dat apparatuur zelfs na vijftig
jaar nog prima werkte, in het alge
meen kan worden aangenomen dat een
levensduur van 30 tot 35 jaar reëel is.
Niemand kan overigens zeggen of dat
over een jaar of 25 nog steeds geldt.
Niet alleen slijtage speelt een rol,
hoewel de tijd van de mechanische
draaiende kiezer in feite wel voorbij is,
maar vooral de financiële lasten van
het onderhoud en de technische eisen in
verband met nieuwe faciliteiten spelen
daarbij een rol. Bovendien begint na
enkele decennia ook het vinden van re
serve-onderdelen tegen een redelijke
prijs problematisch te worden. Voor de
komende jaren staat een ingrijpend
vervangingsprogramma op de agenda.
Het einddoel is de vervanging van alle
elektro-mechanische centrales - dus
met bewegende delen - door elektroni
sche of semi-elektronische, een pro
gramma dat ook sociale gevolgen met
zich meebrengt en dus om zorgvul
dige begeleiding vraagt. Dit moet zijn
afgerond in het jaar 2005. In de eerste
tien jaar wordt met name apparatuur
vervangen waar klachten over be
staan.
Het gehele telefoonnet zal dan digitaal
kunnen werken, waardoor meer toe
passingen binnen de mogelijkheden
gaan komen. In hoeverre alle facilitei
ten als afstandbewaking, telemetrie
e.d. ook werkelijkheid gaan worden is
natuurlijk nog de vraag. Hoofdzaak is
dat digitale, elektronische centrales
uiteindelijk financiële en praktische
voordelen zullen opleveren.
Service 06
Een praktisch voorbeeld van wat in
1984 werkelijkheid zal worden is de
„service 06", een dienst die via het
kiezen van een nummer beginnend met
„06", vele mogelijkheden biedt, zoals
bijvoorbeeld het telefonisch antwoord
nummer.
Zoals de post al veel langer de moge
lijkheid kent om zonder kosten van de
afzender een bericht aan een ontvan
ger te sturen, die daartoe een ant
woordnummer heeft aangevraagd, zo
zal dan ook iets dergelijks per telefoon
mogelijk zijn.
De instelling van deze dienst is ge
koppeld aan het ingebruiknemen van
de eerste volledige elektronische cen
trale, die in Amsterdam in 1984 in
gebruik wordt genomen.
Een gebruiker die dan 06 draait, met
daarachter het gewenste antwoord
nummer, krijgt gratis contact met
bijvoorbeeld het hoofdkantoor van de
gezochte organisatie, of zelfs direct
met de dichtstbijzijnde vestiging of
vertegenwoordiging. Een en ander af
hankelijk van de wens van die organi
satie. Ook het omzetten van binnen
komende gesprekken naar een ander
nummer is voor de eigenaar van het
antwoordnummer mogelijk. Van be
lang bijvoorbeeld voor servicediensten
die zo via één centraal landelijk num
mer toch de mogelijkheid hebben een
servicemedewerker lokaal - dus be
trekkelijk in de buurt van de oproeper -
in contact te brengen met de service
vrager. Overigens betekent de installa
tie van deze centrale in Amsterdam
niet dat deze alleen daar kan worden
gebruikt. Vanuit het hele land zal „06"
kunnen worden gedraaid en organisa
ties in het hele land zullen dergelijke
antwoordnummers aan kunnen vra
gen.
Het Nederlandse telefoonnet behandelt
zo'n 80 tot 90% van alle telecommuni
catie en is dan ook een zaak van grote
getallen. De centrales, die iets minder
dan de helft van de totale investering in
het telefoonnet uitmaken, verwerken
per jaar ruim 2 miljard lokale en even
zovele interlokale en internationele
gesprekken, gevoerd door ruim vijf
miljoen abonnees. Een ander getal dat
de laatste jaren is gegroeid, is dat van
de beschikbare reserve aan aan
sluitingen in centrales. Daardoor is het
mogelijk om aanvragen voor nieuwe
aansluitingen sneller in uitvoering te
nemen.
Telexcentrales
Voor de telefooncentrales heeft PTT de
beschikking over meer dan 1000 gebou
wen. Gezien het feit dat telefooncentra
les eerder ontstonden, ligt het voor de
hand dat telexcentrales, en datzelfde
geldt ook voor datacentrales, in die
beschikbare gebouwen worden geves
tigd. Toch gaat het hierbij om centra
les met een eigen taak binnen de
telecommunicaties, hoewel tech
nisch combinatietaken met de komen
de elektronische telefooncentrales
denkbaar zijn.
Overigens maakte de telex in de eerste
jaren gebruik van het telefoonnet,
voordat na de Tweede Wereldoorlog
aparte centrales voor telex werden in
gericht. In die oude tijd werd de ver
binding opgebouwd met behulp van de
automatische telefoon, waarna op de
verreschrijver werd overgeschakeld.
Een bezwaar was de relatief lange tijd
die nodig was voor het opbouwen van
de verbinding. Bovendien heeft een
telefoonlijn een veel grotere capaciteit
dan nodig is voor de telex. Met moder
ne technieken kunnen 46 „telexge-
sprekken" (zonder twijfel een woord
dat nog aan de oude tijd herinnert)
over één enkel telefoonkanaal worden
gevoerd. Een efficiency verbetering die
duidelijk invloed heeft op de kosten,
zeker bij verkeer over lange afstanden.
Voor Nederland met zeer veel inter
nationaal telexverkeer niet onbelang
rijk.
Telexnetten zijn over de gehele wereld
zeer vergaand geautomatiseerd, zelfs
eerder dan de telefoonnetten, en kun
nen aansluitingen tot stand brengen
met abonnees in meer dan 200 landen.
Ook bij telexcentrales komen sinds
1973 semi-elektronische systemen
voor. met als gevolg dat voor een deel
van de ^abonnees verkort kiezen en om
zetten van binnenkomende berichten
naar een ander nummer mogelijk is
geworden.
Een andere faciliteit die voor velen het
gebruik van de telex nog aantrekke
lijker heeft gemaakt is de zogenaamde
Multi Adres Inrichting (MAI), inge
voerd in 1978, waarmee aan maximaal
twintig geadresseerden een bericht
van 5000 tekens (dat is een ponsband
met een lengte van 12,7 meter!) in
éénmaal kan worden aangeboden. De
computer van het systeem slaat de
berichten eerst op en verzendt ze dan
aan de geadresseerden. De capaciteit
van dit systeem is de laatste jaren nog
uitgebreid om de 140.000 berichten die
per jaar op deze wijze worden verzon
den te kunnen verwerken.
Datacentrales
De jongste loot aan de telecommunica-
tiestam, althans wat netten en centra
les betreft, is het datanet. Het begrip
datatransmissie dateert uit de zestiger
De DSX-40, de telex-bedrijfscentrale
jaren toen er behoefte ontstond aan de
mogelijkheid computers via digitale
transmissie met elkaar te koppelen. In
eerste instantie werden daarvoor de
bestaande telefoon- en telexnetten ge
bruikt, waarbij omzetters (modems)
voor de verandering van het digitale
signaal in analoge telefoonsignalen
zorgden en omgekeerd. Een systeem
dat ook vandaag de dag nog wordt
gebruikt. Maar, het telefoonnet is nu
eenmaal niet ontworpen voor data
transmissie en het telexnet is te traag
voor dit soort super-snelle communi
catie.
Voor bepaalde toepassingen kunnen
deze problemen worden omzeild door
vaste huurlijnen te gebruiken, maar
dat levert een weinig flexibel systeem
op. Er ontstond dus vraag naar een
speciaal op dataverkeer toegesneden
net: een schakelend datanet waarmee
naar keuze verbindingen kunnen wor
den opgebouwd.
PTT stond daarmee voor een keuze uit
drie mogelijke basisprincipes. Het
eerste is die waarbij een werkelijke
verbinding „per draad" wordt opge
bouwd die tijdens het hele datagesprek
blijft bestaan, zoals ook bij telefoon en
telex (het zogenaamde circuitschake
len).
Bij het tweede systeem wordt de te
verzenden informatie eerst opgeslagen
in de centrale en daarna doorgestuurd
(vergelijkbaar met het MAI-systeem
bij de telex). Het nadeel is, dat er geen
„heen en weer" verkeer mogelijk is op
deze wijze.
Het derde principe tenslotte heet
„packet switching" of pakket-schakel
techniek, waarbij „pakketjes" infor
matie van een vaste lengte (1024 bits)
worden verstuurd, en wel zo snel dat de
gebruiker de indruk heeft, dat er een
continue verbinding bestaat. Een ver
der voordeel is, dat automatische con
trole mogelijk is op het onverminkt
overkomen van het bericht met auto
matische heruitzending als dat nodig
mocht zijn.
PTT heeft voor deze aanpak gekozen
en nog dit jaar - honderd jaar na de
openbare telefoon - zal dit Datanet 1
operationeel worden. In eerste instan
tie overigens alleen voor abonnees met
een eigen zogenaamd packet-switching
interface, maar in de tweede fase
(medio 1982) zal PTT conversie-
apparatuur beschikbaar hebben zodat
ook eenvoudige terminals van dit net
gebruik kunnen maken, eventueel via
het telefoonnet als toegangspoort. Ook
verbindingen met buitenlandse data-
netten zullen dan tot stand komen.
Datanet 1 is dan een volledige openba
re dienstverlening.
Een semi-electronische telefooncentrale
Op vele plaatsen binnen PTT, maar eigenlijk overal waar elektronica of in
formatica een rol spelen, zijn de woorden digitaal en analoog aan de orde van
de dag. Voor velen daarbuiten is het woord digitaal inmiddels een begrip ge
worden, dankzij de moderne horloges met een uitlees-mogelijkheid in cijfers,
als tegenstelling voor het horloge met wijzers, die in principe een oneindig
aantal standen kunnen innemen, wat niet in getallen exact te vangen is: analoog.
Het begrip digitaal zoals dat bij tele
communicatie wordt gebruikt gaat nog
verder. Eigenlijk is hier sprake van
binair, wat van „twee" is afgeleid.
En juist dat werken met „twee" is
voor telecommunicatiesystemen
ideaal.
Immers, een elektrische stroom is
„aan" of „uit"; een schakelaar „open"
of „dicht".
De allereerste elektrische telecom
municatie, de telegraaf, maakte dan
ook gebruik van systemen waarbij
„wel" of „geen" stroom in bepaalde
vorm en volgorde voor de overdracht
van het bericht bezorgde. Datzelfde
gaat nog steeds op voor telex en data-
systemen. Deze systemen worden ook
digitaal genoemd.
De telefoon vormt de uitzondering, die
is analoog. Dat betekent dat de sig
nalen die via het telefoonnet worden
De apparatuur voor de ontvangst van Viditel
overgebracht gelijkvormig zijn aan
de geluidsveranderingen die zij ver
tegenwoordigen.
Van analoog naar digitaal
Al enkele jaren is er een tendens om
ook voor de telefonie over te gaan naar
digitaal weckende centrales en trans
missiesystemen. Niet alleen is digitale
apparatuur gewoonlijk kleiner van om
vang, of omdat zo meer mogelijkheden
ontstaan, maar ook uit prijsoverwegin-
gen.
Door het duurder worden van die ana
loge systemen, worden de digitale na
melijk relatief steeds goedkoper.
Een belangrijke rol bij dit alles speelt
de internationale standaardisatie en
harmonisatie. Immers, als de industrie
zich meer kan richten op seriematig
werk, kan de prijs per stuk voordeli
ger worden.
Vanzelfsprekend blijft een deel van de
telefoonverbinding analoog; spreken
en luisteren in een digitale code gaat
de mens nu eenmaal niet erg goed af.
Waar echter precies de omzetting van
analoog naar digitaal en omgekeerd
in de verre toekomst plaats zal vinden
is nog niet duidelijk. Voorlopig zal dat
in elk geval in de telefooncentrale ge
beuren; later wellicht ook in het eigen
lijke telefoontoestel.
Dit betekent ook, dat de abonnee voor
lopig geen effecten van deze digitale
technieken zal ondervinden. Wel mis
schien op een later tijdstip als bij
voorbeeld de aansluitingen voor een
huiscomputer mogelijk en zinvol
wordt.
Een ander voorbeeld vormt Viditel,
waarvan nu nog een model nodig is
tussen TV en telefoonaansluiting. Bij
geheel digitale transmissie en centra
le kan deze modem vervallen.
Telefoontoestellen
van 1881 t/m 1980
Het telefoontoestel of de telexmachine is voor de gebruiker het zichtbare topje
van de telecommunicatie-ijsberg. Achter dat ene apparaat schuilen immers
verbindingen per kabel of straalverbindingen, centrales en een enorm aantal
telefoon- of telextoestellen bij andere abonnees over de hele wereld.
Het „toestel in huis" is het apparaat waarmee de gebruiker allerlei verbin
dingen met anderen kan opbouwen. Hoofddoel bij dit alles blijft de inhoud van
het contact met de ander.
De apparatuur die PTT voor telecommunicatie aan haar klanten aanbiedt is
op te delen in drie grote hoofdgroepen.
Naast de telefoontoestellen in vele soorten en uitvoeringen zijn dat verre-
schrijvers (telex) en zogenaamde data-terminals.
Het telefoontoestel
Het moderne telefoontoestel wijkt in
principe weinig af van de „telephoon"
van zo'n halve eeuw geleden, waar
van decennia lang zelfs de kleur een
vast gegeven waszwart. Aan dat toe
stel zelf is weinig meer te verbeteren.
Alleen bedieningscomfort en uiterlijk
blijven nog over als punt van zorg,
dankzij de grote bedrijfszekerheid:
de kans op storing in het toestel is
eens in de tién jaar!
Met name het uiterlijk staat de laats
te tijd nogal in de belangstelling,
waarbij het modegevoel een belangrij
ke rol speelt.
Uitgangspunt van PTT is dat het haar
eerste taak is voor de mogelijkheid
te zorgen dat mensen met elkaar op
afstand kunnen spreken, dus zorg te
dragen voor een goede telefoondienst
tegen een zo laag mogelijke prijs.
Voor bijzondere wensen zal apart moe
ten worden betaald. Een mogelijkheid
die overigens steeds breder wordt. Na
de invoering van de „Ericofoon" en re
cent het uitkomen van de Diavox en de
Unifoon kan binnenkort de introduk-
tie van een „antiek" toestel worden
verwacht. Een duidelijke tegemoetko
ming aan de wens de telefoon aan te
passen aan nostalgische of antieke
woninginrichtingen.
Voortdurend onderzoekt PTT welke
behoeften er bestaan, en misschien
zal zelfs de „Micky Mouse" telefoon
zoals die in Amerika bestaat, eens in
de telefoonwinkel verkrijgbaar zijn.
Een grote rol speelt daarbij dat het
tegenwoordig gemakkelijker is relatief
kleine aantallen toestellen tegen haal
bare prijzen te produceren zonder de
technische kwaliteit uit het oog te ver
liezen. Dit gevoegd bij een verander
de gevoelsmatige benadering van de
telefoon (minder exclusief, meer ge-
bruiksinstrument) en de grotere door
stroomsnelheid bij vele gebruiksgoe
deren maakt het gewenst een breed
keuzepakket aan toesteluitvoeringen te
presenteren. Technisch is daarbij van
alles mogelijk, bijvoorbeeld verkort
kiezen van veel gebruikte nummers
door middel van elektronica in het
toestel of extra toetsen waarmee „te-
lethuisbankieren" mogelijk wordt. Of,
en wanneer, dergelijke toestellen en
faciliteiten komen is volledig afhanke
lijk van de wens van de klant.
Die daar overigens dan wel geld voor
over moet hebben en dus eerst nut zal
moeten zien in die toepassingen.
Familietelefoon
Was het voorgaande met name van toe
passing op het „eenvoudige" toestel,
een heel andere ontwikkeling zal zo
rond 1983 kunnen leiden tot de intro
ductie van wat nu in de wandeling
„familietelefoon" heet. Het gaat daar
bij om een moderner uitvoering van
een eenvoudig telefoonsysteem met
in ieder vertrek waar de gebruiker
dat wenst een telefoontoestel.
De moderne elektronica maakt het
mogelijk hiervoor een systeem te ont
wikkelen waardoor de huidige huis
aansluiting met drie tot vier toestel
len (van model naar keuze) kan wor
den uitgebreid.
Gesprekken tussen deze toestellen on
derling zal ook mogelijk zijn. En dat
alles dan voor een prijs die voor een
grote groep van de abonnees haalbaar
zal zijn.
Een volgende stap, waarover ook nu
al veel wordt gesproken, is de draad
loze telefoon. Een apparaat dat het
telefoongesprek niet anders zal ma
ken, maar het met een ander in ver
binding komen wel zal vergemakke
lijken.
Bijvoorbeeld voor gehandicapten, hoe
wel voor hen ook andere speciale toes
tellen bestaan.
In principe zijn er twee systemen voor
de draadloze telefonie bekend, die wel
ke werken met infrarood licht voor
de informatie-overdracht (zoals som
mige afstandsbedieningssystemen
voor TV-apparaten) en die welke wer
ken met radiosignalen. Voor beide sys
temen geldt dat een forse hoeveelheid
elektronica nodig is om ervoor te zor
gen dat de geheimhouding van het ge
sprek gewaarborgd blijft. Het moet
niet mogelijk zijn dat, als ook de
buurman een dergelijk apparaat heeft
hij zou kunnen meeluisteren, of zelfs
met een slimmigheidje zou kunnen op
bellen via de aansluiting van een an
der, die dan voor de kosten moet op
draaien. Verdere problemen liggen
dan nog in het op betrouwbare wijze
opbouwen en weer afbreken van de
telefoon-verbinding.
PTT is dan ook op zoek naar een goed,
betrouwbaar en betaalbaar apparaat
en heeft het draadloos telefoneren in
ternationaal aanhangig gemaakt.
Dat dus te zijner tijd ook aan deze
behoefte kan worden voldaan lijkt
waarschijnlijk, maar is nog afhan
kelijk van de werkelijke omvang van
de vraag in de markt. Dat die vraag
bestaat lijkt duidelijk, draadloze tele
foons zijn op de wereldmarkt al ver
krijgbaar. Ze hebben echter zonder uit
zondering de nadelige eigenschap dat
het geen betrouwbare systemen zijn.
De verreschrijver
Gewoonlijk zal de Nederlander spre
ken over „de telex" als hij in feite
de verreschrijver, zoals het goed Ne
derlandse woord luidt, bedoelt.
Nederland heeft een zeer hoge telex
dichtheid met rond 35.000 aansluitin
gen op een bevolking van ca. 14 mil
joen.
Ter vergelijking: West-Duitsland met
62 miljoen inwoners telt 120.000 aan
sluitingen en de Verenigde Staten met
228 miljoen inwoners heeft 140.000 te
lexaansluitingen
Uit metingen is gebleken dat de telex
voor ons handelsland van groot be
lang is voor de internationale contac
ten: 70% van alle telexverkeer is in
ternationaal.
Was vroeger de telex een van lawaai
erig ding dat in een aparte ruimte
werd opgesteld en eigen bedienings
instructies behoefde, ook hier heeft
de moderne elektronica veel veran
dering gebracht. Hoewel nog bij rond
de helft van de aangeslotenen de elek
tro-mechanische telex zijn trouwe
diensten bewijst.
Het semi-elektronische telextoestel,
sinds 1978 in ons land in gebruik,
bracht op twee punten de vergelijking
met de elektrische schrijfmachine
naar voren: geluidsniveau en bedie
ningsgemak.
De ontwikkeling staat echter niet
stil en inmiddels is er ook een type
met ingebouwde geheugens, zowel
voor berichten die verzonden moeten
worden, als voor de berichten die bin
nenkomen als de gebruiker nog bezig
is zijn eigen bericht op het toetsen
bord samen te stellen, als ook voor
het opslaan van nummers die veel
gekozen moeten worden. Een nog
nieuwer versie zal begin volgend jaar
beschikbaar komen. Daarop kan ook
een extern geheugen met een zoge
naamde floppy disc worden aangeslo
ten en een beeldscherm om de opgesla
gen berichten snel en zonder papier-
verbruik even in te zien.
Daarmee groeit de vertrouwde telex
langzaam in de richting van wat wel
wordt genoemd het kantoor van de
toekomst: teletex (niet te verwarren
met Teletekst dat via de NOS en het
teleisiescherm tot ons komt).
Teletex lijkt eigenlijk een sterk verbe
terde telex: veel sneller, naast kleine-
ook hoofdletters en een volledig teken
repertoire, inclusief allerlei speciale
tekens, met als resultaat een echte
nette brief.
Het is in feite een volwaardig tekst
communicatiesysteem dat naar keu
ze gebruik kan maken van het tele
foonnet, of het datanet terwijl ook sa
menwerking met het telexnet wordt
voorzien. Het kan werken met andere
telextoestellen (op volle transmissie
snelheid van zo'n 300 tekens per se
conde), of met telextoestellen (met
zo'n 7 tekens per seconde
Het begin van deze vorm van elek
tronische post kan worden verwacht
rond 1983.
Dataterminals
Naast het overbrengen van gesproken
en direct getypte boodschappen biedt
het telecommunicatienet nog meer
mogelijkheden. Een duidelijk voor
beeld daarvan is het zogenaamde
facsimile-apparaat, waarmee ge
schreven of getekende boodschappen
als beeld worden overgebracht naar
het papier in het andere apparaat.
Zowel telefoontoestel, als telex en fac
simile-apparaat kunnen terminal,
of in goed Nederlands eindtoestel,
worden genoemd. Als nu wordt ge
dacht aan eindtoestellen die infor
matie zenden of ontvangen op een
wijze zoals die bijvoorbeeld in de com
putertechniek voorkomt, dan wordt
gesproken van dataterminals. Een
voorbeeld daarvan is eigenlijk al de
hiervoor genoemde Teletex. In totaal
gaat het bij deze dataterminals om een
grote verscheidenheid van apparaten
en systemen, van zeer eenvoudig tot
zeer ingewikkeld. Het doel is steeds
het uitwisselen van informatieintern,
lokaal of internationaal.
PTT onderzoekt nog of en in hoeverre
dataterminals in het assortiment
zouden kunnen worden opgenomen.
Openbaar gebruik
Van oudsher heeft PTT aandacht be
steed aan de mogelijkheid van alge
meen toegankelijk gebruik (telefoon
cellen). Dankzij het voortschrijden
der techniek treden de laatste ja
ren op dit gebied een aantal verande
ringen naar voren.
Naast de openbare spreekgelegenhe-
den zijn er nu ook openbare verre-
schrijfgelegenheden (telexcellen)
Behalve deze verbreding van het diens
tenpakket is er ook verandering in het
gebruik van de telefooncel. Werd
de cel vroeger vooral gebruikt door
mensen die zelf geen telefoonaanslui
ting hadden, nu 87% van de gezinnen
die aansluiting wel ter beschikking
heeft zijn het vooral passanten die de
openbare telefoon gebruiken. Uit
recent onderzoek is gebleken, dat
vooral behoefte is aan telefooncellen
op plaatsen als trefpunten van het
openbaar vervoer, winkelcentra, toe
ristische plaatsen en dergelijke. Er
wordt nu gezocht naar een herken
baar plaatsingspatroon, opdat de
gebruiker de openbare telefoon gemak
kelijk kan vinden.
Daarnaast blijft van kracht dat op
grond van plaatselijke bestuurs- en
beleidsoverwegingen plaatsing van
een cel op een bepaalde lokatie van
groot maatschappelijk nut kan zijn.
De financiële opbrengst is dan van
minder belang.
Daarbij moet wel worden bedacht dat
de openbare spreekgelegenheden
een verlies opleveren van enige mil
joenen, met name als gevolg van van
dalisme, een grote zorg van PTT.
Desondanks blijft PTT proberen cel
len te plaatsen die eenvoudig zijn en
aansluiten bij de ontwikkelingen in de
behoefte van de gebruiker, onder meer
door op grotere schaal ook internatio
naal bellen vanuit de cel mogelijk te
maken. Ook wordt getracht toeganke
lijkheid per rolstoel te verbeteren.
Zes nieuwe cellen worden nu beproefd
in Amsterdam bij het Centraal Station.
WORDT VERVOLGD