„We moeten naar uitbreiding
van de gezinsverzorging toe"
Van huisverzorgsters
naar gezinsverzorging
Aantal oudere
alleenstaanden groeit
Bejaarden kunnen best thuis wonen
als de voorzieningen er maar zijn
Wanneer krijg je hulp?
Op zaterdag uit het ziekenhuis,
op maandag stond
de gezinsverzorgster op de stoep
„Wat moet de patiënt als hij
straks het ziekenhuis verlaat?"
Kamervoorzitter Dr. D. Dolman:
Als voorzitter van de Tweede Kamer maakt dr. D. Dolman automatisch deel
uit van het selekte gezelschap dat met „bekende Nederlanders" wordt aange
duid. Minder bekend is dat hij af en toe na werktijd een andere voorzittersha
mer hanteert. Behalve de Tweede Kamer der Staten Generaal zit de heer Dol
man het Haagse Groene Kruis voor. Deze organisatie is een plaatselijke instel
ling voor gezinsverzorging, wijkgezondheidszorg en kinderdagverblijven.
Gezinsverzorging voor iedereen
en/
Maatschappelijk werkster de Vries:
„Het doel van onze organisatie is nooit ge
weest het aantal tehuizen in Nederland zoveel
mogelijk uit te breiden. Wij hebben het be
lang van alle bejaarden op het oog en vinden
een goede samenwerking met andere instel
lingen erg belangrijk", zegt mr. dr.
C.J.M.A. van Rooy, voorzitter van de Fede
ratie Landelijke Samenwerking Bejaardente-
huizenorganisaties (LSB). In deze Federatie
zijn de vier grote organisaties van bejaarden
oorden ondergebracht, waarmee de LSB de
belangen van in totaal zo'n 1400 bejaarden
oorden behartigt.
"IT™ Wefk m°elen doen' Dat
Soester Courant van woensdag 14 september 1983
14
15
Vier jaar geleden werd hem gevraagd
het voorzitterschap van deze vereni
ging met 72 duizend leden op zich .te
nemen. Tot dusver heeft hij er geen
moment spijt van gehad dat hij dit ver
zoek inwilligde. „Als bestuurslid van
een dergelijke vereniging heb je geen
uitvoerende, maar een toezichthou
dende funktie. Je moet niet op de stoel
van de direktie willen gaan zitten. Het
werk van ons bestuur valt een beetje te
vergelijken met dat van een Raad van
Commissarissen van een bedrijf.
Wanneer er moeilijkheden zijn heb je
meer te doen dan wanneer het goed
loopt. Meestal loopt het goed. Het
bestuurslidmaatschap van zo'n vereni
ging geeft wat kontakt met het maat
schappelijk leven. Ik zal het mijn
collega-politici over het algemeen niet
afraden zoiets erbij te gaan doen. Ik
had een bijzondere reden om hier ja
tegen te zeggen toen ik gevraagd werd.
Als Kamerlid heb ik me destijds vooral
met gezondheidszorg beziggehouden.
Ik ben gepromoveerd op een proef
schrift over subsidies in de gezond
heidszorg. Als politicus ben je hoofd
zakelijk van buitenaf met dit soort za
ken bezig. Het is leuk als je ook een
keer in de gelegenheid wordt gesteld
binnen zo'n organisatie je invloed aan
te wenden".
Spannend
We spreken de heer Dolman in zijn
monumentale werkkamer aan het
Haagse Binnenhof. Hij vertelt dat het
Groene Kruis een „spannende perio
de" achter de rug heeft, zoals trou
wens de meeste instellingen voor ge
zinsverzorging. „Wij hebben de ge
volgen van de bezuinigingen kunnen
opvangen. De Minister heeft nu al
nieuwe brieven doen uitgaan, waarin
wo/dt aangekondigd dat in 1984 ver
der bezuinigd zal worden. Die brieven
hebben nog geen rechtskracht, maar
de betrokken organisaties weten nu al
vast waar ze rekening mee moeten
houden. Van deze bezuinigingen is de
gezinsverzorging uitgezonderd. Dat is
dan nog minimaal naar onze mening.
Eigenlijk zou er een uitbreiding moe
ten plaatsvinden. Dat kunnen wij goed
beoordelen, naar alle bescheidenheid
gezegd, omdat wij kruiswerk en ge
zinsverzorging in één organisatie bun
delen. Het is heel gek dat de gezond
heidszorg jaren achtereen 3 a 4 pro
cent mag uitbreiden, terwijl de gezins
verzorging, waarvan de uitbreiding
nóg noodzakelijker is, blij mag zijn
dat ze op hetzelfde peil blijft. Dat kan
niet. We moeten naar een uitbreiding
van de gezinsverzorging toe. Op die
manier kan opname van kliënten in
bijvoorbeeld bejaardencentra voorko
men worden. Iedereen zegt dat te wil
len: de gemeentebesturen, het Rijk, de
direkties van bejaardencentra, de in
stellingen voor gezinsverzorging.
Nou, dan moet je er ook een paar cen
ten voor over hebben en dan zal in de
praktijk blijken dat meer geld voor de
gezinsverzorging uiteindelijk zelfs
voordeliger zal zijn. Immers: opname
van bejaarden in instituten kost veel
meer".
Menslievend
Het is voorzitter Dolman opgevallen
dat het werk van de gezinsverzorging
maatschappelijk hoog wordt gewaar
deerd. „De mensen die dit werk doen
worden nogal op een voetstuk gezet",
zegt hij. „Men ziet het als menslievend
werk, meer dan dat van bijvoorbeeld
een beambte in een postkantoor. Dat
is ook onmisbaar, maar dat wordt als
zakelijk werk gezien. Vroeger kon je
zeggen dat de waardering voor een
„zuster" - een van oorsprong christe
lijke term die ook op leken was over
gebracht - een excuus was om ze slecht
te betalen. Dit is niet meer zo".
Zelfkritiek
De waardering voor het werk van de
gezinsverzorging komt volgens de heer
Dolman ook politiek tot uiting. Uit
breiding van deze sektor zit er dan he
laas niet in, dat is jammer, maar aan
de andere kant wordt er evenmin be
zuinigd. Eventueel zou de ledenverga
dering van zijn vereniging tot kontri-
butieverhoging kunnen besluiten,
waarmee noodzakelijke uitbreidingen
mogelijk zijn. Die bevoegdheid heeft
een vereniging altijd. Ledenvergade
ringen van het Haagse Groene Kruis
worden overigens nauwelijks door de
achterban bezocht. Van de 72 duizend
ingeschrevenen geven enkele tientallen
daadwerkelijk van hun belangstelling
blijk. „Het zou mooi zijn als er van el
ke wijk een afgevaardigde in het
bestuur zou zitten, maar zover is het
helaas niet", aldus Dolman.
Dat brengt hem op een algemene
klacht. „Op dit moment is het bestuur
van onze vereniging geen afspiegeling
van de bevolking. Het is een wens van
mij dat dit gezelschap wat minder aca
demisch zou worden. Ieder lid van de
vereniging hoeft bij wijze van spreken
het vingertje maar op te steken en het
zit in het bestuur. Ik konstateer dat
dat niet gebeurt. Men loopt soms wel
mee in demonstraties, men heeft veel
kritiek en vaak is dat heel terecht,
maar men zou toch eens wat meer zélf i
verantwoordelijkheid moeten gaan i
dragen. Sommige mensen zien daar te
genop. Dat is een teken van onvol
doende zelfvertrouwen. Een bestuur
zou representatiever worden als alle
groepen uit de bevolking erin verte
genwoordigd waren. Ik spreek nu over
de situatie bij het Haagse Groene
Kruis. Op andere plaatsen in het land
zal het bij instellingen voor gezinsver
zorging heus wel beter zijn geregeld.
Dit is dus geen kritiek op anderen. Dit
is zelfkritiek".
„Het verleenen van huishoudelijke hulp aan vrouwen uit den arbei
dersstand die door ziekte of bevalling tijdelijk buiten staat zijn om hare
bezigheden te verrichten". Dat was in 1901 de doelstelling van de Vereni
ging voor Huisverzorging in Amsterdam, één van de eerste instellingen
voor gezinsverzorging die in ons land werd opgericht. Overigens was dat
niet de allereerste organisatie in zijn soort: reeds in 1895 was te Deventer
een vereniging „Hulp in het huisgezin" in het leven geroepen die onge
veer hetzelfde nastreefde.
De initiatieven sloten aan bij de maat
schappelijke omstandigheden rond de
eeuwwisseling. Slecht werk- en woon
omstandigheden, kinder- en vrouwen
arbeid, verpaupering en moreel verval
werden steeds meer als problemen ge
zien waarvoor een snelle oplossing no
dig was. Gezinsverzorging was zo'n
oplossing.
Huisverzorgsters
Elke streek had in de jaren die volgden
zijn eigen type gezinsverzorging. Het
Groene Kruis in Drente plaatste in de
jaren dertig „huisverzorgsters" in ge
zinnen op het platteland waarvan de
huisvrouw niet in staat was om de
huishouding te voeren. De rooms-ka-
tholieke vereniging „Hulp in de Huis
houding" die in 1934 in Heerlen werd
opgericht had geüniformeerde
helpsters in dienst, die bij ziekte van
de huisvrouw het huishoudelijke werk
deden.
In 1946 verscheen een regeringsnota
met een omschrijving van een voorzie
ning die inmiddels al aardig was inge
burgerd. „Gezinsverzorgsters bevor
deren een goede gang van zaken in de
gezinnen", zo viel daar te lezen.
„Voorts kunnen zij medewerken tot
verhoging van het geestelijke, morele
en sociale niveau der gezinnen.
Tenslotte kunnen zij bevorderen de
verkrijging van kennis van sociale no
den". In de naoorlogse jaren ontstond
over het hele land een netwerk van in
stellingen voor gezinsverzorging. De
ruim 900 gesubsidieerde instellingen
die kwa opzet en omvang niet te verge
lijken zijn met de huidige meer gepro
fessionaliseerde organisaties waren
soms duidelijk vanuit een levensbe
schouwelijke visie op een apart bevol
kingsdeel gericht.
Veel is sinds die tijd veranderd. Het
duidelijkst zichtbaar is dat misschien
wel aan het uniform, dat (zie foto) in
de vijftiger jaren gedragen werd. Het
kledingstuk vertoeft sinds lang in de
mottenballen. Een gezinsverzorgster
die zich naar haar werk begeeft valt
niet meer te onderscheiden van al die
andere mensen die er dagelijks op uit
trekken om zich nuttig te maken'in de
maatschappij.
De gezinsverzorging helpt in allerlei situaties zoals bijvoorbeeld:
Gezinnen: U bent de verzorgende ou
der in het gezin. U kunt de verzorging
van de kinderen en het huishouden
niet voldoende aan.
Dit kan zijn in verband met lichamelij
ke klachten, of overspannenheid, bij
opname in het ziekenhuis of om een
andere reden.
Alleenstaanden: U bent alleenstaand
en kunt b.v. door ziekte of handicap,
niet voldoende voor het eigen huis
houden zorgen.
Ouderen: U kunt de dagelijkse verzor
ging van het huishouden door ziekte
of ouderdom niet meer zo goed aan.
U heeft een partner die verzorging no
dig heeft.
U merkt dat deze verzorging u te
zwaar wordt.
Eén-ouder gezinnen: U staat plotse
ling alleen voor de verzorging van uw
kinderen en het huishouden b.v. door
het overlijden van uw partner of door
echtscheiding.
Echtparen en samenwonenden: U
bent samen - om wat voor reden ook -
niet voldoende in staat om het huis
houden te verzorgen dan wel een van u
beiden wordt te zwaar belast door de
verzorging van de ander of u bent bei
den ziek of gehandicapt.
Herkent u zich?: Herkent u zich in een
van deze voorbeelden of herkent u
zich niet, maar heeft u wel hulp nodig?
Informeer dan eens bij een instelling
voor gezinsverzorging in uw omge
ving, Raadpleeg daarvoor eventueel
de telefoongids.
Wat doet de gezinsverzorging
Dat het werk wordt gedaan wat u zelf
niet meer kunt en waarvoor u ook
geen beroep kunt doen op anderen in
uw omgeving. Dit kan het huishoude
lijke werk zijn, maar eventueel ook:
helpen bij het aankleden, boodschap
pen doen, warme maaltijden verzor
gen, opvang van kinderen e.d.
Dat er niet met buitenstaanders over
de hulpverlening wordt gesproken. Er
is een geheimhoudingsplicht waardoor
zorgvuldigheid in acht genomen moet
worden in verband met de privacy.
Wat doet de gezinsverzorging niet?
Dat dingen gedaan worden die men
zelf kan doen.
"Kr is geen potje of er past wel e<" de^'^
lands gezegde. Ook voor de geansveirzo g g 8 eers,
den dal voor deze hulp in aanmerking den kom| We|.
bezoek van een "leidinggevende die ae »"ua
ke hulp is in dil geval hel besle op zijn plaa varjeeI.| van cen.
Het scala van mogelijkheden waaruit wordt g .„'„dschaopen doen
voudige huishoudelijke hulp (alleen ramen lappe evenluee| aanl
huis schoon houden) lol zeer intensieve hulpverle g k
dacht voor problemen die men in zijn omgeving g
Voor die silualies kent de gezinsverzorging speciaal geschoolde mede-
rn"^,Zogenaamde "in.ake-gesprek" van
hulpvrager wordl nauwkeurig bekeken hoeveel uren hulp per week nodig
zal zijn. Dal hangt van allerlei factoren af. Is er bijvoorbeeld wel of geen
wasmachine in huis? Welke huishoudelijke laken zouden huisgenoten of
eventuele familie en huren voor hun rekening kunnen nemen. Welke ge-
zinsverzorgende zou in deze omgeving hel beste op zijn of haar plaals zijn
De 'gezinsverzorging beperkt zich tot die werkzaamheden die door het
huishouden zelf niet meer kunnen worden gedaan. Is helI aantal ureni een
maal vastgesteld dan kan aan de hand van het (gezinsinkomen de hoogte
van de eigen bijdrage worden bepaald. Deze bedragen zijn in abellen vast-
gelegd en gelden overal. Informatie hierover kan elke instelling voor ge-
zinsverzorging verschaffen.
Mevrouw K. Bel kreeg de schrik van haar leven toen de dokter haar ver
telde dat ze een kwaadaardig gezwel aan de dikke darm had. Met spoed
moest ze in het ziekenhuis worden opgenomen. Drie weken na de opera
tie kon ze weer naar huis, waar ze minstens vier maanden het bed zou
moeten houden. Haar eerste zorg was hoe het nu verder moest met haar
man, haar dochter van 9 en haar zoon van 14.
Nu, inmiddels aardig opgeknapt, ver
telt mevrouw Bel: „De dokter in het
ziekenhuis kwam bij me. Uw man",
zei hij, „moet wél zorgen dat er voor
gezinshulp wordt gezorgd. Daar heeft
mijn man toen direct werk van ge
maakt. Daarna ging het heel snel: ik
kwam op een zaterdag thuis en de
maandag daarop stond de gezinsver
zorgster hier al op de stoep".
Lia - zo heette de gezinsverzorgster -
kwam aanvankelijk vijf middagen per
week. Naarmate mevrouw Bel meer
zelf kon doen hoefde Lia minder vaak
te komen. „Hulp voor hele dagen was
niet nodig" zegt ze, „want ik heb gro
te kinderen en een man, die öök veel
kunnen doen. Ik heb steeds zelf ge
daan wat ik kon; als je in bed ligt wil
dat niet zeggen dat je geen aardappels
zou kunen schillen. Zo heb je wat om
handen, anders ga je toch maar liggen
piekeren".
Vier maanden lang verzorgde Lia het
gezin. „Het was een ijverige kracht",
zegt mevrouw Bel waarderend. „Om
kwart over vier 's middags moest ik
echt zeggen: en nü ophouden! Anders
ging ze gewoon tot half vijf door. Vo
rige week was ze voor het laatst. Mijn
man was er speciaal eerder voor uit z'n
werk gekomen, hij had een bloemetje
voor haar meegebracht. Er was koffie
en gebak, echt een beetje feestelijk
omdat we dankbaar waren voor alles
wat ze in de afgelopen maanden voor
ons had gedaan. We hebben haar ge
zegd dat ze altijd langs kon komen.
Het was geen verplichting, maar we
zouden het leuk vinden als ze het deed.
Lia zei dat ze daar niet aan kon begin
nen. Kan ik inkomen. Als ze na haar
werk alle gezinnen moest blijven be
zoeken waar ze de 'zaak een tijdje
draaiende heeft gehouden, zou ze geen
vrije tijd meer over hebben".
Nederland vergrijst. Er komen minder jongeren bij en de mensen
worden gemiddeld steeds ouder. Nu bedraagt het aandeel van
65-jarigen en ouder in de totale bevolking 12%, maar het Centraal
Bureau voor de Statistiek (CBS) verwacht dat dit percentage aan
het eind van deze eeuw tot 13,3% gestegen zal zijn. Het gaat dan
om zo'n 2 miljoen 65-jarigen en ouder. Over vijftig jaar zal de be
jaardenbevolking ongeveer tweemaal zo groot zijn als in 1980. Te
gen die tijd zal.één op de vijf Nederlanders tot deze bevolkings
groep behoren. Het aantal alleenstaanden onder de bejaardenbe
volking zal eveneens drastisch toenemen: in het magische jaartal
2000 zullen ongehuwden, weduwen en weduwnaars en gescheiden-
en bijna de helft uitmaken van alle bejaarden. Gegeven deze ver
wachte ontwikkelingen zal de behoefte aan gezinsverzorging in de
komende jaren blijven toenemen.
„Wij zitten hier vooral te springen om hulp die snel gegeven kan worden.
Het komt nu nog vaak voor dat iemand langer moet blijven liggen dan
medisch gezien noodzakelijk is. Er zou veel meer in de ziekenhuizen be
zuinigd kunnen worden als voorzieningen als de gezinsverzorging wer
den uitgebreid'. Mevrouw R. de Vries, maatschappelijk werkster in een
ziekenhuis, zegt het met grote nadruk. Het is een aspekt van haar werk
dat haar zeer ter harte gaat. Voordat ze vier jaar geleden bij het zieken
huis in dienst kwam, werkte ze jarenlang als leidinggevende bij de gezins
verzorging. In haar huidige baan heeft ze vrijwel dagelijks met de gezins
verzorging te maken.
Een maatschappelijk werkster heeft in
een ziekenhuis een veelzijdige taak,
maar is er in de eerste plaats voor de
patiënten. „In een ziekenhuis mag je
klachten hebben', zegt mevrouw de
Vries, „dus de drempel voor hulpvra
gers is hier laag. De mensen schromen
doorgaans niet met ons over proble
men te praten die op het eerste gezicht
weinig te maken hebben met proble
men rond hun gezondheid waarvoor
men in het ziekenhuis werd opgeno
men. Huwelijksmoeilijkheden of an
dere dingen waar men mee zit komen
in gesprekken aan de orde'.
Veel gezondheidsklachten hebben bo
vendien een psychosomatische oor
zaak, wat wil zeggen dat ze zijn terug
te voeren op problemen of spanningen
bij de patiënt. In regelmatige bespre
kingen met artsen en verpleging beziet
de afdeling maatschappelijk werk van
het ziekenhuis de sociale kant van het
verblijf van de patiënten. „Onze kijk
is anders dan van artsen en verple
ging", zegt mevrouw de Vries. Een an
dere belangrijke kant van haar werk is
dat zij samen met patiënten bekijkt
hoe het verder moet als de opname in
het ziekenhuis straks beëindigd wordt.
Wachtlijst
„Bij oudere mensen", vertelt ze,
„komt het vaak voor dat ze na een
operatie eigenlijk in een bejaardente
huis of een verpleeghuis zouden moe
ten worden opgenomen. Dat is mees
tal een groot probleem. Van de ene op
de andere dag kunnen die mensen
opeens niet meer thuis wonen. In een
bejaardentehuis is ook niet meteen
plaats voor ze. De wachtlijsten daar
zijn gigantisch. Wat dan? Die mensen
gaan voorlopig dus weer naar huis, in
de hoop dat de gezinsverzorging de
noodzakelijke hulp kan verlenen.
Steeds vaker komt het voor, dat men
sen het liefst in hun eigen huis blijven
wonen, mits er maar voldoende hulp
is. Ons beleid is dat we dat stimule
ren".
Patiënten die na ontslag uit het zieken
huis gebruik van de gezinsverzorging
willen maken krijgen van de maat
schappelijk werkster een folder met de
namen, adressen en telefoonnummers
van de instellingen voor gezinsverzor
ging in de regio.
„Wij laten de mensen zoveel mogelijk
zélf opbellen om die hulp aan te vra
gen. Vaak vragen patiënten of ik het
voor ze in orde wil maken. Als u het
doet maken we meer kans, zeggen ze
dan. Dat idee zit er sterk ingebakken.
Als mensen om wat voor reden dan
ook niet zelf kunnen bellen, doen wij
het voor ze". Vaak komt dan kort
daarna een medewerker van de instel
ling voor gezinsverzorging in het zie
kenhuis langs om de situatie met de
patiënt door te praten. Dan wordt af
gesproken waaruit de gevraagde hulp
zal bestaan, wanneer ermee begonnen
wordt en wat het gaat kosten. „Als het
mogelijk is, wordt de hulp gegeven.
De ene stichting kan meer doen dan de
andere", verzucht maatschappelijk
werkster de Vries. Ze doet wel eens een
beroep op kerken en het vrijwilligers
werk omdat de gezinsverzorging niet
altijd bij machte is de gevraagde hulp
te verlenen.
Kwetsbaar
„De grootste groep waar ik hier mee te
maken krijg zijn de bejaarden. Het is
ook de meest kwetsbare groep", zegt
ze. „De instellingen zouden niet moe
ten schromen te experimenteren met
nieuwe vormen van hulp, waafdoor
ook zeven dagen per week hulp moge
lijk is, desnoods ook 's nachts. Simpe
le handreikingen, een uurtje hier, een
uurtje daar zouden heel wat narigheid
kunnen voorkomen. Daar moet dan
wel geld voor zijn. Gezinsverzorging is
altijd goedkoper dan verzorging bin
nen de muren van een instituut".
Mevrouw de Vries kent voorbeelden
van mensen die objektief gezien hulp
nodig hebben om het huishouden
draaiende te houden, maar toch geen
gebruik van deze hulp maken. In zo'n
geval dringt ze niet aan. „Er zijn men
sen die er tegen opzien vreemden in
hun huis te halen. Als ze voet bij stuk
houden moe* je dat respekteren, vind
ik. Bij jonge mensen heb ik het een
paar keer meegemaakt dat ze zulke
zware hypotheek-lasten hadden, dat
ze zich de kosten voor hulp van de ge
zinsverzorging niet konden veroorlo
ven. Dat zijn trieste gevallen. Maar het
overgrote deel van de patiënten wil
graag hulp. De meesten kunnen ook
geholpen worden. Wanneer die hulp
geboden wordt, gebeurt dat meestal
naar volle tevredenheid".
Sinds anderhalf jaar behoort de ge
zinsverzorging tot een belangrijke
gesprekspartner van de LSB. Een
hardnekkig misverstand wil, dat de
meerderheid van de ouderen in een in
stituut zou zijn ondergebracht.
„Dat is niet zo", weet voorzitter van
Rooy. „Het merendeel van de bejaar
den weet zich heel aardig thuis te red
den. Het beleid is er op gericht deze
mensen zo lang mogelijk zelfstandig te
laten wonen. Dat kan ook best, als
daartoe maar de noodzakelijke voor
zieningen worden aangebracht. De ge
zinsverzorging is één van die voorzie
ningen. Daarbij ligt een goede samen
werking tussen gezinsverzorging en
bejaardentehuizen voor de hand". Te
denken valt, zo legt de heer van Rooy
uit, aan de zogenaamde „aanleunwo
ningen" in de nabijheid van een be
jaardentehuis. Daar is zelfstandigheid
gewaarborgd al dan niet met behulp
van gezinsverzorging, maar ook kan
er van bepaalde diensten van het te
huis'gebruik worden gemaakt.Zloals
bijv. bij de dagelijkse warme maaltij
den voor alleenwonende ouderen, die
zich best zelf kunnen bedruipen, maar
voor wie het steeds weer koken toch
bezwaarlijk is geworden".
Goedkoper
"De gezinsverzorging is een stuk
goedkoper dan de zorg die een bejaar
dentehuis te bieden heeft", zegt de
heer van Rooy en hij rekent voor: „de
gezinsverzorging in Nederland helpt
gemiddeld zo'n 170 duizend voor het
merendeel bejaarde huishoudens. De
kosten van de gezinsverzorging voor
het Rijk bedragen jaarlijks 1,2 miljard
gulden. In de bejaardenoorden zijn
zo'n 140 duizend mensen opgenomen
en daarvan zijn de kosten voor het
Rijk jaarlijks 2,4 miljard. Verzorging
in een tehuis is door de meerzorg die
daar geboden moet worden aanzien
lijk duurder dan verzorging thuis".
Het streven naar méér efficiency in
een tijd waarin alom op de kleintjes
moet worden gelet - staat bij de LSB
voorop. De voorzitter legt uit, dat ook
daarin een reden schuilt voor het ver
stevigde kontakt met de gezinsverzor
ging.
Alarmering
„Gezinsverzorging is meestal alleen
overdag beschikbaar; een bejaarden
oord beschikt doorgaans over een
24-uursvoorziening. Zo'n tehuis zou
mr. dr. C.J.M.A. van Rooy
ook als een soort eerste-hulppost kun
nen fungeren voor bejaarden die
zelfstandig wonen. Zo zou het bijv
mogelijk kunnen zijn dat je je als be-
jaarde laat aansluiten op een alarm-
systeem dat bij een bejaardentehuis is
ondergebracht. Het is heel belangrijk
dat alleenstaande ouderen weten, dat
ze dag en nacht kunnen terugvallen op
een dergelijk instituut. Die alarmering
is een heel belangrijke zaak".
De heer Van Rooy konstateert „vele
raakvlakken" tussen het werk van de
gezinsverzorging en zijn organisatie.
Hij spreekt van een „uitdaging" voor
beide partijen om de vele nieuwe taken
die op een uitvoering wachten ook
metterdaad aan te pakken.
„We zijn daarbij", zegt hij, „natuur
lijk aangewezen op de bereidwilligheid
van de plaatselijke instellingen, die het
het probleem waar koepelorganisaties
als de onze mee zitten. We kunnen wel
leuke ideeen bedenken, maar we kun-
ook wo ™orschriiven dat die ideeën
ook worden uitgevoerd. Maar ook
zondervoorschriften zie ik overaMn
ontstaan, waaruit
blijkt dat bejaardenoorden en gezins
verzorging elkaar gevonden hebben".