Standplaatsenbeleid
Is de middenstander een wegwerp-artikel?
eEnghe
"PAGÏNAg
WOENSDAG 15 MEI 1985
SOESTER COURANT
PAGINA 9
kamer
Jd'
artsdag
standplaatsenbeleid me».
de spuigaten uit," merk,r'
nduit eigen waarneming
t Blom (CDA) waarschuw
belang van de ambuianl
te veronachtzamen
ïtie het onderspit delft is
,g' Sr"ilge on^erhemers
ars bloed wel drinken m
natuurlijk alttjd blij "'jïï
■"beeld twee groentezaken
aar beter dan twee die ver
ggen omdat ze gezanten
ibhek aantrekken en ver
dat de ambulante hand.]
ere produkten aan de man
lie je in een "mooie win
"Het publiek wil het ken.
t klant is altijd koning
vinkeliers voor. Wel vond
ibeyervalsing als gevolg
lelijke voorschriften ver
De voorwaarden moeten
elijkzijn."
omp kon concluderen dat
e vrijwel op één lijn 2at
iet overleg over evaluatie
verbetering van het
td te nemen en tn de tus
p toe te zien op de nale.
aan de straathandel ge
arden.
Dam.
aoral goed geschoolde
Voorts is het zo, dat
'beid tegelijkertijd een
d wordt. M.i. gaan we
af met hoge kinderbij-
gingsloon", aldus Henk
sring in de Borg begint
luurt tot ca. 22.30 uur.
prachtig als je met
verken, aan mensen
de vrijheid geven om
i om te gaah, iödat 2e
i bewegen..:"
mei belooft niet alleen
n van Elly van Ooijen
e worden, ook voor de
belangstelling hebben
is het een bijzonder
elegenheid om kennis
t gebodene. Na afloop
■vorden nagepraat en
>ngedwongen worden
Borg begint om 20.15
ost 9,50.
ETCAFE
'ijkstiaat 2
-G Soest
55-13331
menu wordt
GS MENU
t/m 21 mei
6,50
inons toast
ngetjes
et Cointreau
groenten
irdappelen
melba
isdagavond
HUSIC
3itie is deze keer te
camer. D.m.v. de
o's, aanplakbiljet
wat er in Soest
en heeft r
dag de aanval op
atste dagen de be
st door de gealli-
'Qgland gelegerd
geschut stond in
ïteld.
ïtten van de oor-
te brengen, ook
'erpen, zoals dis-
^odkacheltje, een
in teelttabak, een
3e bezetter en de
'j uitstek de dag
en de ambach-
ok wat tijd voor
^positie.
>0 meter van de
geopend op He-
0 t/m 17 uur,
113.30 -17 uur.
In de ontwikkeling van de ambulante handel (markt- straat- en
rivierhandel en het venten) doet zich een ongekende wildgroei
5 voor volgens "Ondernemersvisie", een uitgave van het Koninklijk
Nederlands Ondernemers verbond (KNOV).
Tal van gemeenten onttrekken zich aan het voeren van een pas
send beleid terzake, maar feitelijk ontbreekt het hun ook aan vol-
doende middelen om regelend op te treden. Het Vakcentrum
r Levensmiddelen heeft daarom een "Nota vent- en standplaats
vergunningen" uitgebracht, waarvan het eerste exemplaar on
langs aan staatssecretaris Van Zeil werd aangeboden.
Volgens het vakcentrum is het nodig de vestigingseisen voor de>
•detailhandel in ambulante vorm en die in vaste verkooppunten
(de zogenaamde sedentaire detailhandel) in beginsel gelijk te
trekken.
vDat kan door een wijziging aan te bren
gen in de vestigingswet. Via een twee
de wetswijziging is het vervolgens mo-
L gelijk een wettelijke basis te leggen
onder een gemeentelijk beleid dat is
gericht op het optimaal laten functio
neren van zowel de sendentaire als de
ambulante detailhandel in en voor de
samenleving.
Na ontvangst van de nota reageerde
staatssecretaris Van Zeil met de mede-
I deling dat bij Economische Zaken in
derdaad wordt gedacht aan een zoda
nige regeling dat de aan de ambulante
handel te stellen eisen (handelskennis,
vakkennis, credietwaardigheid, in
schrijving bij KvK, winkelsluiting etc.
parallel lopen aan de eisen die ook aan
de ondernemer in een vast verkoop
punt worden gesteld. Het streven is ge
richt op gelijke startposities. Daarover
worden met alle betrokken organisa-
J ties nog gesprekken gevoerd; de in
breng van het vakcentrum, neergelegd
in de nota, zal zeker bij de beleidsvor-
ming worden meegenomen, aldus de
staatssecretaris.
I Tot zover klinkt alles hoopgevend..
Doch het feit dat er "met alle betrok
ken organisaties nog gesprekken wor
den gevoerd" bracht ons op het idee
eens na te gaan hoe de stand van zaken
in onze gemeente is. Dus togen wij erop
uit en veroorloofden wij ons ook "ge
sprekken te voeren", maar dan wel
met de detaillisten die het betwistbaar
genoegen hebben met de straathandel
(vaak in de onmiddellijke omgeving
van hun bedrijf) te worden geconfron
teerd.
Ziehier het resultaat van die gesprek
ken.
Hilvis
In principe heeft de heer H. de Graaf
(vishandel Hilvis, Van Weedestraat
149) geen bezwaar tegen een kraam
als zodanig en voor zoverre er geen
concurrerende artikelen worden ver
kocht.
De firma Hilvis bestaat nog maar on
geveer 5 maanden en heeft een keurig
ogend bedrijf met prima kwaliteit vis.
Met veel moeite en kosten heeft de heer
De Graaf zijn bedrijf in december 1984
gestart; amper 1 maand was hij ge
vestigd of de gemeente gaf een vis
handelaar vergunning een standplaats
in te nemen op ongeveer 50 meter af
stand van zijn zaak.
Alhoewel de heer De Graaf in principe
geen tegenstander is van kramen - ook
niet in zijn omgeving - is hem dit toch
te gortig en dat is zeer begrijpelijk.
Hij heeft enkele tonnen in zijn bedrijf
moeten investeren; o.a. heeft hij grote
financiële offers moeten brengen om
de omgeving geen overlast aan te doen.
Zo heeft hij een 34 meter lange afvoer
pijp moeten laten aanbrengen opdat
de bewoners en de omgeving geen last
zouden hebben van vis- en baklucht
(kosten 12.000,-tevens heeft hij een
filterinstallatie laten aanbrengen om
dezelfde reden (kosten 15.000,-). Om
aeze en anaere apparatuur goed te
laten functioneren betaalt hii f 2.000.-
per maand aan electriciteit (de instal
laties kosten natuurlijk veel stroomAl
deze kosten heeft hij gemaakt (en
maakt hij nog) om met zijn bedrijf
geen overlast te veroorzaken. Amper
zijn al deze dure voorzieningen aange
bracht of op 50 meter afstand wordt
een viskraam geplaatst, die dan wel
voor de productie van geuren zal zor
gen; een afvoerpijpje van circa 1 me
ter is ten enen male onvoldoende en in
de naast de kraam gelegen videotheek
moet men vaak de deuren gesloten
houden vanwege de vis- en baklucht.
Ook de heer De Graaf wees op het feit
van de veel lagere investering bij een
kraamhouder dan bij een winkelier.
Hij is nog te kort aan de Van Weede
straat gevestigd om een juist antwoord
te geven op de vraag hoeveel omzet
verlies hij lijdt, maar dat er omzetver
lies optreedt is wel zeker. Op dit mo
ment, aldus de heer De Graaf, doet die
kraam mij (nog) niet de das om, maar
wat niet is kan nog komen.
Boutique des Fleurs
In zijn anderhalf jaar geleden aanmer
kelijk vergroot bedrijf aan de Steenhoff-
straat 1 trok ook de heer G. J. M. de
Groot fel van leer tegen de kraamhan-
del.
Deze middenstander, die al 9 jaren aan
dit adres zijn zaak drijft, verklaarde
persoonlijk niet veel last te hebben van
concurrerende kramen; daarvoor zijn
zij te ver van zijn winkel verwijderd
(zo hoort het! - Red.
Hij wees echter wel op de grote in
vesteringen die men als winkelier moet
doen om de winkel te mogen runnen;
investeringen waarmee een kraam
houder niet of in sterk verminderde
mate heeft te maken. Niet alleen de
studies voor de wettelijk vereiste di
ploma's die men moet behalen kosten
veel tijd en handen vol geld. Ook de
lonen die men zijn personeel moet be
talen (ook op dagen waarop er weinig
of niets wordt verkocht!), de service
die men moet verlenen door middel
van b.v. kwaliteitsverpakking (een
winkelier kan niet volstaan met een
goedkoop stukje pakpapier), het as
sortimentrisico enz. enz. zijn factoren
van ingrijpende aard op de investe
ringen.
Eveneens valt hij bij hem slecht dat
kramen als regel op de beste dagen van
de week worden geplaatst, topdagen
waarvan de middenstander het moet
hebben.
In het gebied Van Weedestraat - Steen-
hoffstraat zijn 4 a 5 bloemisten, dat is
meer dan voldoende.
Ook het kunnen ontduiken van de so
ciale wetgeving (zie De Kaasspecialist)
valt slecht bij de heer De Groot.
Tegen straathandel als zodanig heeft
de heer De Groot geen bezwaren. Maar
dan wel met inachtneming van de
economische belangen van de reeds
gevestigde winkeliers. Liever, aldus
de heer De Groot, 6 bloemenwinkels
in mijn omgeving dan 2 bloemenkra-
men; in het eerste geval is dan sprake
van eerlijke concurrentie.
Kramen horen niet in een winkelge
bied thuis en zeker niet in de onmiddel
lijke omgeving van een winkel waarin
hetzelfde artikel wordt verkocht; zij
behoren buiten het winkelgebied te
staan, tenzij er een op het winkelas
sortiment aanvullend artikel wordt
verkocht. Daarvoor hebben we uit
eindelijk een markt op donderdag.
De Kaasspecialist
Ook met heer W. Robberse, eigenaar
van 3 kaaswinkels in Soest en nog een
aantal in de omgeving van onze plaats,
hadden wij een onderhoud, evenals
met de heer Ch. van Luneschlorf die
de scepter zwaait in "De Kaasspecia
list" aan de Zuidpromenade 10.
Beide heren verklaren veel last te heb
ben van een kraamhouder nabij het
pand; diens kaasverkoop werd tenslot
te gevoerd vanuit een vrachtauto, die
vele parkeerplaatsen in beslag nam en
toen een en ander de spuigaten uitliep
hebben verschillende winkeliers van
Hartje-Zuid letterlijk bij de gemeente
aan de bel getrokken met als gevolg
dat deze wijze van concurrentie werd
beëindigd.
De heer Robberse wees ook nog op het
kunnen ontduiken van de sociale wet
geving (WW—uitkering elders, ver
diensten uit straathandel in Soest).
Met betrekking tot de hoge lasten, die
de winkeliers hebben in tegenstelling
tot de kraamhouders, merkten de he
ren nog op dat vooral startende winke
liers ten gevolge van de straathandel
gemakkelijker hun failissement kun
nen bereiken. De vesiging van het be
drijf aan de Zuidpromenade 10 is van
nog te korte duur om in cijfers het om
zetverlies, dat er zeker is, te kunnen
uitdrukken.
Het adverteren van standplaatsen van
gemeentewege acht men in het geheel
niet op zijn plaats.
Tevens is het aanwezig zijn van kra
men op de beste dagen van de week
(vrijdag en zaterdag) tegen een ver
goeding van enkele tientjes per dag
beide heren een doorn in het oog; zo
gaat kostenvergelijking in het geheel
niet op.
Standplaatsen vinden de heren op zich
zelf geen bezwaar, maar dan niet met
concurrerende artikelen maar met
artikelen die niet in de nabij gelegen
winkels worden verkocht.
Grootwinkelbedrijf
De bedrijfsleider van een grootwinkel
bedrijf in Soest wilde wel zijn mening
ten beste geven onder voorwaarden
dat wij geen namen zouden noemen,
hetgeen wij dienen te respecteren.
Dezelfde bezwaren als wij bij andere
winkeliers hoorden vernamen wij - zij
het In afgezwakte vorm - ook van deze
bedrijfsleider. Door de in de onmid
dellijke omgeving staande groenten-
kraam schatte hij zijn omzetverlies
in de groentenaf deling op circa 10%.
Toch was hij van mening dat je een
ander niet mag verhinderen een boter
ham te verdienen, "maar", voegde hij
er aan toe, "misschien zie ik de zaken
wat anders omdat mijn salaris toch is
gegarandeerd"... Deze overigens eer
lijke opmerking doet bij ons toch twij
fels ontstaan over het begrip "colle
gialiteit".
Het grote bezwaar tegen de handel
door middel van kramen zag deze
functionaris in het feit, dat elke stand
plaats en elke vergunning de gemeen
tekas spekt en dat zou volgens hem wel
eens de hoofdoorzaak kunnen zijn
van het toelaten van het euvel van de
aanwezigheid van kramen tussen en in
de onmiddellijke nabijheid van de win
kels...
Reehorst
Op slechts 25 meter afstand van de
groenten- en fruitwinkel van de heer
C. Reehorst, Van Weedestraat 54, staat
donderdags een groentekraam.
Oorspronkelijk, aldus de heer Reehorst,
zou de gemeente verhinderen dat bin
nen loopafstand van een Soester be
drijf een concurrerende kraam zou
worden geplaatst, maar toch geschied
de dit wel. Er is veel beloofd maar
weinig of niets gedaan.
Ook de heer Reehorst stipte aan dat
winkeliers nu eenmaal veel meer kos
ten en lasten hebben dan kraamhou
ders. De verhoudingen zijn bij het hui
dige standplaatsenbeleid volledig zoek.
Waarom niet gebruik gemaakt van de
aanwezige markt op donderdag? Ten
slotte horen kramen op de markt thuis
en niet tussen de winkels; een uit
zondering mag worden gemaakt in
dien kraamhouders artikelen verko
pen die als een aanvulling op het assor
timent van de winkeliers mogen wor
den beschouwd.
Op de manier zoals het nu gaat trapt
de gemeente de hele middenstand in
elkaar.
Jasmijn
Ook bij de heer M. Scholten, eigenaar
van bloemenmagazijn Jasmijn aan de
Zuidpromenade ontstemming over het
aanwezig zijn van een bloemenstal
nabij zijn bedrijf.
Najaar 1984 werd zijn winkel geopend
en onmiddellijk na de "slecht weer
maanden" werd hij geconfronteerd
met een concurrerende stal.
Als men nu rekent dat voor een stal
per kwartaal als staangeld verschul
digd is een bedrag van 270,- voor de
vrijdag en 360,- voor de zaterdag
dan leert een eenvoudig rekensommetje
dat dit neerkomt op ongeveer 20,- tot
30,- per dag. Een kind kan begrijpen
dat een winkelier (en in dit geval de
heer Scholten) op aanmerkelijk hogere
kosten per dag zit, zekér in het nieuwe
winkelcentrum Hartje-Zuid
Ook hiet geldt weer: bij slecht weer
kan de kraamhouder met zijn handel
vertrekken en morgen in een andere
plaats gaan staan, maar de winkelier
moet ook bij hondeweer zijn winkel
open houden, zijn licht en verwarming
laten branden en zijn personeel door
betalen om maar eens enkele voorbeel
den te noemen. Bovendien moet de
winkelier in tegenstelling tot de kraam
houder ruim gesorteerd zijn, veel rui
mer dan de kraamhouder; van een
winkelier wordt verwacht dat hij aan
alle eisen met betrekking tot kwaliteit,
kleur, vormgeving e.d. voldoet; bij
een kraamhouder wordt minder nauw
gekeken. En een winkelier, die een
hogere prijs moet vragen (hoge in
koopprijs, hoge kosten etc.) kan vaak
door niet-verkoop zijn handel na 2 da
gen in de container gooien, want ver
lepte bloemen wenst niemand, ook
niet tegen lagere prijs.
De gemeente is verplicht beschikbare
standplaatsen uit te geven maar dient
dan wel bij die beschikbaarstelling
rekening te houden met het assorti
ment en het te voeren artikel in de
(naaste) omgeving. En het is natuur
lijk de waanzin ten top om vlak bij
een bloemenwinkel een bloemenstal te
tolereren!
Super Van Dam
Een gesprek met de heer W. van Dam
(Super Van Dam, Wiardi Beekman-
straat 491) onthulde de grote last die
winkeliers ondervinden van de con
currerende straathandel.
Op nog geen 10 meter afstand van zijn
bedrijf verwijderd staat een grote
kraam met groenten en fruit op dins
dag, een kleinere kraam met dezelfde
artikelen op woensdag en een kraam'
met kaas/noten op donderdag.
Voor een dag dient als staangeld circa
20,- te worden betaald, een bedrag
dat in geen vergelijking staat met de
lasten die een winkelier heeft. Op zich
zelf zou dat nog niet zo'n ramp zijn
wanneer in de kramen artikelen wer
den verkocht die als een aanvulling op
het assortiment kunnen worden be
schouwd (b.v. porselein/aardewerk,
auto-accessoires e.d.). Hier is echter
sprake van oneerlijke concurrentie
daar een kraamhouder niet alleen op
veel kleinere Jasten zit dan een win
kelier, maar bovendien één dag per
week "de krenten uit de pap" haalt
en daarenboven het publiek met een
voorraad voor drie of vier dagen koel
kast/diepvries!naar huis kan laten
gaan, waardoor de kraam verkoop van
één dag nog dagen lang aan de winke
lier schade berokkent.
Daarbij komt, dat de kraam een op
pervlakte heeft van circa 50 m2, ter
wijl achter de kraam op de openbare
rijweg nog eens ruimte wordt ingeno
men door een grote vrachtwagen van
waaruit de voorraad wordt aange
vuld; het gevolg is dat de klanten van
Van Dam vaak de grootste moeite
hebben een parkeerplaats voor hun
auto te vinden (de kraam beslaat vele
parkeerplaatsen), terwijl de veiligheid
op de weg tussen de parkeerplaatsen
ernstig in het geding komt.
Bovendien is bij een dergelijke kraam
geen sprake meer van handel maar
van "dumpen" van de goederen tegen
veel te lage prijzen ten gevolge van
de lagere kosten die de kraamhouder
heeft.
Een ander bezwaar is dat door het
dumpen van groenten en fruit als hier
voor beschreven niet alleen de omzet
in de winkel achteruit gaat, doch on
verkochte groenten na 2 dagen in de
container terecht komen, hetgeen een
extra verliespost betekent; het ver
lies aan omzet wordt door de heer Van
Dam begroot op 15 a 20% (dat is de net
to winst).
Ook de werkgelegenheid komt in het
gedrang want als de zaken zo door
gaan zullen er zeker banen op de tocht
komen te staan.
Een grote fout bij de verlening van
standplaatsvergunningen is het feit
dat in de vergunning niets is bepaald
ten aanzien van de grootte van de
standplaats; men kan zijn vergunning
gebruiken voor een normale kraam
van circa 10 m2, maar ook (zoals in
dit geval) voor een kraam van circa
50 m2.
Dat de lasten van een winkelier veel
hoger zijn dan die van een kraamhou
der wordt voorts veroorzaakt door de
omstandigheid dat een kraamhouder
slechts een enkele dag aanwezig is,
doch de winkelier alle dagen (ook op
de stille uren) zijn winkel voor het
publiek geopend moet houden; de
kraamhouder kan tijdens de stille uren
en bij slecht weer afwezig zijn (hij
verkoopt zijn spullen morgen wel in
een andere plaats), de winkelier moet
(met zijn personeel!steeds aanwezig
zijn, weer of geen weer.
Soesterberg
In Soesterberg hadden wij een gesprek
met vertegenwoordigers van zowel de
middenstand als de consumenten.
Ook hier de klacht over oneerlijke
concurrentie ten gevolge van aanmer
kelijk minder lasten bij de kraam
houders dan bij de winkeliers.
Een detaillist, die zijn winkel in een
hoekpand heeft gevestigd, zit voor
extra lasten ten gevolge van extra be
taling voor wegen voorziening (zijn
hoekpand heeft uiteraard een groter
trottoir) en dat al 25 jaar lang. Heeft
hij des winters zijn grote stoep sneeuw
vrij gemaakt (daartoe is hij wettelijk
verplicht) dan wordt die schone stoep
ingenomen door een vrachtwagen van
zo'n 5 meter lang, die ongeveer 50 m2
vloeroppervlak in beslag neemt. De
winkelier draagt dus de lasten van het
trottoir, de kraamhouder geniet de
lusten.
Ook veel parkeerplaatsen worden door
kramen ingenomen en de overburen
hebben het "genoegen" van 's mor
gens half 8 tot 's avonds half 6 op een
(eventueel vieze) kraam te mogen
kijken. Bijna elke dag staat er wel een.
Een andere detaillist beklaagde zich
over het feit dat de kraamhouders
vrijwel alleen de rendabele uren aan-
wezig zijn en bovendien uitstallen op
het trottoir, hetgeen een winkelier,
als hij dat doet, op een boete komt te
staan. Voorts signaleerde hij het euvel
van branchevervaging en gebrek aan
controle door de daartoe bevoegde in
stanties; in een bloemenstal worden
b.v. ook koffie, thee en suiker verkocht;
hij behoeft het in zijn slagerij niet te
proberen om bloemen, koffie en thee
te verkopen.
Een derde detaillist signaleerde het
feit van een kaasgrossier, die in Soes
terberg met een kraam staat maar in
Soest wel aan kaaswinkeliers levert;
van deze grossier/kraamhouder zal
zij nooit één ons kaas betrekken.
Een consument merkte als gespreks
partner op dat de electriciteitsvoor-
ziening in kramen veelal op onverant
woorde wijze geschiedt door middel
van tientallen meters kabel vanuit een
boven de winkels liggend woonhuis;
de winkeliers wensen geen stroomle-
veranciers te zijn. Hij vraagt zich bo
vendien af of doorverkoop van stroom
wettelijk is toegestaan. Vaak zijn de
kabels door middel van verlengsnoe
ren aan elkaar gekoppeld, hetgeen de
veiligheid niet tep. goede komt; even
zeer vormen over de grond slingerende
kabels een gevaar vóór voetgangers,
vooral wanneer die kabels stuk zijn ge
lopen/gereden.
Bovendien veroorzaken kramen zeer
veel verkeersonveiligheid door ver
keerstechnisch onjuiste plaatsing,
waardoor - vooral op straathoeken - zo
wel aan het gemotoriseerde als aan het
voetgangersverkeer het nodige uitzicht
wordt ontnomen.
Er is in Soesterberg, met 4 standplaat
sen die de hele week bezet zijn, sprake
van een niet te tolereren wildgroei
bij de straathandel, waarvan ook de
markthandel veel te lijden heeft en
men kan zich niet aan de indruk ont
trekken dat veelal standplaatsen wor
den ingenomen door kraamhouders
voor wie in Soest geen plaats is.
Vaak komt het ook voor dat kraamhou
ders van de ene dag op de andere niet
meer verschijnen, alhoewel zij hun
vergunning voor een jaar dienen aan te
vragen doch per kwartaal kunnen be
talen; het is dan maar de vraag of de
kraamhouder voorgoed of voor tijde
lijk is verdwenen en of de standplaats
dus wel of niet vrij is gekomen.
Wat meer terughoudendheid bij het
verlenen van vergunningen zou, vol
gens onze zegslieden, het gemeente
bestuur wel in acht mogen nemen.
En hoe lost de gemeente het probleem
op van de kraamhouder, die zich voor
een jaar heeft verplicht doch na enige
tijd de kuierlatten neemt en de reste
rende tijd van het contractjaar niet
aan zijn financiële verplichtingen
voldoet? Spreekt men hem dan in rech
te aan of redeneert men, gezien de
hoge procedure- en invorderingskos
ten, la-maar-lope?
Vele Soesterbergers vragen zich - ook
om andere redenen - af of Soesterberg
als deel van de gemeente Soest nog wel
welkom is bij het gemeentebestuur.
Of ziet men daar Soesterberg liever
veranderen in Zeisterberg?
Brilcentrum Nota
Over deze materie hadden wij uiteraard
ook een gesprek met de heer J. S.
Nota, eigenaar van Brilcentrum Nota
aan de Van Weedestraat 87; persoon
lijk heeft de heer Nota geen last van de
standplaatshouders aangezien geen
van hen artikelen verkoopt die hij in
zijn assortiment heeft. Wij spraken
dan ook met hem in zijn kwaliteit van
voorzitter van de winkelkring Van
Weedestraat.
Hij is het niet eens met het verschillen
de standpunt dat van gemeentewege
wordt ingenomen ten aanzien van de
economische motieven bij een winkel
en aan kraam. Wel is hij van mening
dat er bij kramen'even zwaar moet
worden getild aan factoren als hygiëne,
hinderwetvergunning etc. als bij win
kels.
Ten aanzien van het aantal standplaat
sen is er per 1 oktober 1984 in overleg
met de Federatie Midden- en Klein
bedrijf Soest een regeling getroffen;
dat is maar goed ook, want anders
was er een niet te overziene puinhoop
ontstaan.
Bij vestiging van nieuwe winkelgebie
den wordt eerst een planologisch on
derzoek gehouden; dat is noodzakelijk
teneinde te bevorderen dat in een nieuw
winkelgebied niet 2 of meer winkels in
dezelfde branche worden gevestigd;
dit onderzoek geldt ook voor markten,
doch niet voor de straathandel en het
is dus mogelijk dat een winkelier in
een nieuw winkelcentrum bij zijn win
kel een of meer kramen plaatst.
Een gelijke startpositie, zoals in de
aanhef van deze reportage vermeld,
bestaat al jaren.
Aan economische motieven kan niets
worden gedaan in verband met de vrije
concurrentie.
Wel steekt de heer Nota de gemeente
een pluim op de hoed voor hetgeen zij
heeft gedaan teneinde de straat handel
te minimaliseren. Het lijkt echter.of de
gemeenteraad de standplaatshouders
voortrekt door de standplaatskosten
aanmerkelijk lager vast te stellen dan
destijds door B&W is voorgesteld;
daarmee heeft de gemeenteraad de
middenstand een verre van goede
dienst bewezen!
Ook vraagt de heer Nota zich af of de
hinderwet voor kraamhouders wel
even stringent wordt gehanteerd als
voor winkeliers; dit is volgens hem een
van de eerste (en zeer redelijkeeisen.
In het belang van de consument acht de
heer Nota eerlijke concurrentie gunstig.
Niemand is er bij gebaat wanneer een
winkelier ten gevolge van het standplaat
senbeleid het loodje legt; en daar gaat het
in sommige gevallen wel heen. Het moge
dan zijn dat de gemeente zich niet mag
bemoeien met de economische as
pecten van de straathandel, zoals vaak
Wórdt beWeerd!' doch dit ié niet hele
maal waar. Als het voorzieningenni
veau vermindert eh een winkel door de
straathandel dreigt te worden weg
geconcurreerd heeft de gemeente wel
degelijk de plicht een standplaats te
gen te houden, zoals in het standplaat
senbeleid is vastgelegd.
Tenslotte merkte de heer Nota op dat
straathandel wel gezelligheid kan
brengen en dat men ervoor moet op
passen te gaan vitten, maar gezellig
heid die een mager belegde boterham
(of geen boterham) oplevert wordt wel
duurbetaald...
Om de wildgroei in de straathandel
een halt toe te roepen zijn 3 factoren
van belang: verhoging van de stand
plaatsgelden, beperking van de opper
vlakte van de kraam (hierover staat
niets vermeld in de standplaatsver
gunning - Red.) en de dwingende eis
dat de vergunninghouder zelf in zijn
kraam aanwezig is.
De gemeente spreekt
Na deze reacties vonden wij het niet
meer dan een staaltje van eerlijkheid
en hoffelijkheid om ook de gemeente
aan het woord te laten. De geschikt
ste man daarvoor meenden wij te moe
ten zien in de wethouder voor Ruim
telijke Ordening c.a., de heer drs. G.
A. W. G. A. Plomp.
Ons baserend op de voorgaande in
terviews legden wij hem 7 vragen voor,
die wij hierna afdrukken met de ant
woorden van de heer Plomp.
Vraag 1De gemeente is verplicht be
schikbare standplaatsen uit
te geven maar moet toch re
kening houden met het te
voeren artikel, opdat er geen
onevenredig zware concur
rentie voor nabij gelegen
winkeliers ontstaat?
Antwoord: De opmerking is begrijpe
lijk, maar de gemeente mag
zich niet bemoeien met eco
nomische aspecten van het
standplaatsenbeleid, dus
niet met de te voeren arti
kelen. In het verleden is
reeds gebleken dat, als de ge
meente dit wel doet en b.v.
aan een bloemenhandelaar
geen vergunning geeft voor
een standplaats in de (on
middellijke) omgeving van
een bloemenwinkel, een
standplaatshouder hierte
gen met succes een proce
dure kan aanspannen en de
gemeente door de Raad van
State in het ongelijk wordt
gesteld; hierover is jurispru
dentie. De gemeente is dus
niet bij machte in te grijpen.
Vraag 2Wat vermeldt de standplaats
vergunning ten aanzien van
de oppervlakte van de
kraam?
Antwoord: Het standplaatsenbeleid is
tot stand gekomen in over
leg met de Soester midden
stand en besproken met de
Kamer van Koophandel, de
Federatie Midden- en Klein
bedrijf Soest en de Rijks
consulent voor handel, am
bacht en diensten. In de
standplaatsvergunning is
niets bepaald ten aanzien
van de oppervlakte van de
kraam, hetgeen dus een on
volledigheid is. In het colle
ge van B&W zal een voor
stel komen ten aanzien van
de (maximale) oppervlakte
van de kraam.
Vraag 3: Worden standplaatsvergun
ningen uitgegeven om geld
in het gemeentelaatje te
brengen?
Antwoord: Dit is in genen dele het ge
val. In overleg met de Fe
deratie MKB Soest wordt
gepoogd het aantal stand
plaatsen in de hand te hou
den. Er is een maximum aan
tal standplaatsen vastge
steld, hetwelk 18 bedraagt
voor Soest en Soesterberg;
daartoe is de gemeente ver
deeld in 8 gebieden met
ieder 2 standplaatsen voor
elke werkdag plus 2 extra
standplaatsen op zaterdag;
het voorkomen van het uit
de hand lopen van het aantal
standplaatsen wijst er al op
dat er van gemeentewege
geen geldelijk gewin in het
geding is.
Dit laatste wordt eveneens
bewezen door het feit dat de
gemeenteraad destijds heeft
besloten het standplaatsen
tarief lager te stellen dan
door het college van B&W
was voorgesteld.
De gemeente is verplicht op
de daarvoor geldende dagen
en uren de standplaatshou
der de volle gelegenheid te
geven zijn standplaats in
te nemen.
Vraag 4: Moet een vergunning voor
een standplaats worden aan
gegaan voor de periode van
een jaar met betaling per
kwartaal vooraf?
Antwoord: Ja. De standplaatshouder
kan de overeenkomst ont
binden door tenminste een
maand tevoren daarvan
schriftelijk aan de gemeen
te kennis te geven. De Fede
ratie MKB Soest krijgt af
schrift van de vergunningen
en eventuele opzeggingen.
Het wegblijven van een
standplaatshouder kan men
aan de gemeente doorgeven,
zodat van die zijde een ander,
die bovenaan de wachtlijst
kan worden gewaarschuwd.
Heeft een winkelier belang
stelling voor een vrijgeko
men standplaats bij zijn win
kel dan kan hij altijd bij de
gemeente informeren wel
ke plaats hij op de wacht
lijst inneemt, als hij zich
daarvoor heeft opgegeven.
Bij het'met de noorderzon'
vertrekken van een stand
plaatshouder moeten ver
schuldigde gelden wel wor
den betaald; de standplaats
wordt bij opzegging aan de
eerstvolgende daarvoor in
aanmerking komende ge
geven.
Vraag 5Waarom worden de kramen
niet op de markt gezet? Die
is er toch voor?
AntwoordBij het plaatsen van kramen
op de markt wordt wel reke
ning gehouden met een per
branche toelaatbaar maxi
mum. Een "meelopende"
vishandelaar of groenten-
delaar is dus niet toegestaan.
In tegenstelling tot de markt
en een winkelcentrum, waar
bij de gemeente wettelijk
is verplicht met de econo
mische aspecten rekening
te houden, is zulke ten aan
zien van standplaatsen niet
het geval. Er is echter over
leg gaande met de KvK en
de Federatie MKB Soest of
deze ongelijke behandeling
wel terecht is.
Vraag 6Een winkelier heeft veel ho
gere lasten, daar hij ook in
de slappe uren alle dagen
alle uren zijn winkel open
moet houden en zijn perso
neel moet aanhouden. Is dit
juist?
Antwoord: Dat is juist. Daarom wordt
door B&W een onderzoek in
gesteld naar een redelijke
hoogte van het voor een
standplaatsvergunning te
vragen bedrag. Maar - zo
als hiervoor reeds is opge
merkt - het is tenslotte de
gemeenteraad de door ons
gekozen vertegenwoordiging)
die de voro een standplaats
vergunning te betalen gelden
lager heeft gesteld dan door
het college van B&W was
voorgesteld (zie antwoord
vraag 3).
Vraag 7: De onevenredig zware con
currentie van standplaats
houders levert toch gevaar
op voor de werkgelegenheid
Foto: Herman van Dam
in de winkels met alle socia
le gevolgen van dien?
Antwoord: Het gemeentebestuur mag
daarmee geen rekening hou
den. Het hele standplaatsen
beleid is besproken en tot
stand gekomen met de KvK
en de Federatie MKB Soest.
Het gemeentebestuur mag
alleen uitgaan van het be
lang van de consument;
hierover bestaat eveneens
jurisprudentie. Pas als het
voorzieningenniveau voor de
consument zo laag is dat in
een bepaalde branche een
failissement dreigt te ont
staan mag inzake de stand
plaatsen worden opgetreden;
zo is de wetgeving nu een
maal opgesteld en daaraan
heeft het gemeentebestuur
zich te houden; de gemeen
te heeft - aldus de wethouder
- "geen poot om op te staan".
Het geheel is evenwel bij het
rijk in discussie. Nog niet zo
lang geleden heeft de staats
secretaris van Economische'
Zaken gesproken over het in
stellen van een onderzoek
met betrekking tot de eco-
momische invloed die stand
plaatshouders op winkeliers
uitoefenen (zoals wij in de
aanhef van deze reportage
reeds meldden - Red.
Bedriegen de voortekenen
niet dan kan het resultaat
van bedoeld onderzoek nóg
voor de jaarwisseling be
kend zijn. En mocht men op
basis van de resultaten van
dat onderzoek tot de conclu
sie komen dat het economi
sch belang van de midden
stand door de aanwezigheid
van standplaatshouders ne
gatief wordt beïnvloed dan
zal worden bekeken welke
nadere eisen dienen te wor
den gesteld met betrekking
tot standplaatshouders.
Tot zover het gemeentebestuur bij mon
de van wethouder Plomp.
Conclusie
Met het vorenstaande menen wij zowel
de middenstand als het gemeentebe
stuur in voldoende mate aan het woord
te hebben gelaten.
Het was ons uiteraard niet mogelijk om
met elke middenstander van gedach
ten te wisselen; daartoe ontbrak de
tijd en ontbreekt de ruimte in onze
krant. De door ons gekozen winkeliers
zijn naar ons oordeel representatief
voor de meest bedreigde categorieën,
t.w. de levensmiddelenbranche (met
name de groenten-, zuivel- en vishan-
del) en de bloemenhandel. Uit gesprek
ken met hen komen steeds weer enkele
factoren naar voren, die bij hen zeer
zwaar wegen. Die factoren zijn, in wil
lekeurige volgorde, de veel hogere in
vesteringen en lasten dan bij dff kraam
houders, de mede daaruit voortvloeien
de onevenredig zware concurrentie, de
plaatsing van kramen juist (zeer) dicht
bij winkels waarin hetzelfde artikel
wordt gevoerd, De sociale gevaren die
het standplaatsenbeleid voor de mid
denstanders inhoudt en de bedreiging
in hun dagelijks bestaan ten gevolge
van het gevoerde standplaatsenbeleid.
Dezerzijds wordt daarbij nog aangete
kend dat het door de kraamhouders in
onze gemeente verdiende geld als regel
wordt uitgegeven in andere plaatsen
(hun woonplaatsen), zodat daar de
middenstand er aan verdient voorzo-'
verre hij daar niet door kraamhouders'
wordt gehinderd en de Soester midden
stand het nakijken heeft.
De gemeente heeft bij monde van wet
houder Plomp een toelichting gegeven
die duidelijke taal spreekt. Zelfs al zou
het gemeentebestuur op verschillende
punten een beter beleid willen voeren,
dan nog is het daartoe niet in staat op
grond van de wetgeving, zodat de hier
voor bedoelde bedreiging blijft bestaan.
Bij ons rijst dan wel de vraag of een
wetgeving, die een belangrijk deel van
onze bevolking in zijn bestaan bedreigt,
wel een juiste wetgeving is en of die
wetgeving dan niet hoog nodig zodanig
behoort te worden aangepast dat bij
dat belangrijke bevolkingsdeel, de
middenstand, de overlevingskansen in
die mate worden vergroot dat die mid
denstand zich niet alleen staande kan
houden maar ook weer plezier in zijn
arbeid krijgt; daaraan gaat het hoe
langer hoe meer schorten, zoals wij tij
dens onze gesprekken merkten.
Of... zou het dan tóch zo zijn dat de
middenstander een wegwerpartikel is?