Jan Menne: 'Ik hoop dat ik een plezierige bejaarde word, die niet gaat zitten klagen...' Frans Kingma: 'Het perspectief verdwijnt niet,het verandert' -ƒACTUEELI CD A-wethouder zet punt achter zijn politieke carrière PvdA-wethouder aan het einde van zijn politieke loopbaan WOENSDAG 2 MAART 1994 SOESTER COURANT PAGINA 7 Wethouder Jan Menne (50) is - naast zijn PvdA -collega Frans Kingma - de tweede actieve Soesterpoliticus van wie al vaststaat dat hij na de ge meenteraadsverkiezingen niet terugkeert in de raad of het College. Hij kan bogen op een zeer langestaat-van-dienst in het openbaar bestuur: 18 jaar gemeenteraadslid, waarvan 16 jaar professioneel bestuurder met diverse portefeuilles. Menne vindt dat lang genoeg en heeft bewust gekozen voor het "afbouwen" van zijn politieke carrière. Aanleiding vooreen afscheidsinterview met de man die Ruub Lubbers als zijn grote voorbeeld ziet, een onverwoestbaar geloof heeft in de kracht van het motto: "Waar een wil is, is een weg", en ongetwijfeld een van de opmerkelijkste politici is die Soest ooit heeft gekend. "Vlak na de oorlog liep ik in Tilburg al mee in een optocht voor de KVP. Ik moet een jaar of tien geweest zijn. 'KVP, stem tevreê; ga daarom met ons in zee...' - ik riep het van harte mee. Mijn vader was politiek heel meele vend en actief. Hij was orthodox-kat holiek en had zelfs nog een klein poos je sympathie voor de afsplitsing van Weiter, tot hij te horen kreeg dat al die verdeeldheid de katholieken wel heel veel op de protestanten deed lijken. Dat vond-ie heel erg, en het heeft dan ook niet lang geduurd..." Voor Jan Menne - geboren en getogen Brabander en telg van een door-en door katholiek gezin (7 kinderen) - kan het nooit een vraag zijn geweest bij wel ke politieke groepering hij onderdak zou vinden. Al in zijn Tilburgse studen tentijd - roerde hij zich op politiek ter rein en hij vertelt nog met smaak over zijn wederwaardigheden tijdens een ac tie, waarbij de van huis uit brave katho lieke economie-student meedeed aan de "bestorming" van het Tilburgse raadhuis, waar destijds burgemeester Becht zetelde. De actie was overigens gespeeld, maar Menne was één van de als mijnwerkers uitgedoste studenten die opkwamen voor hun belangen. "Het ging erom dat we de bestuurders duidelijk wilden maken dat er met de belangen van de 'kleine luiden' reke ning gehouden moest worden." In de jaren die volgden hield Menne zich meestal op afstand van al te na drukkelijke politieke activiteit. Pas toen hij in 1969 in Soest kwam wonen vond de politiek hém. "Ik werkte in Utrecht en we wilden in Soest een huis kopen. Toen we kwamen kijken zat daar Jan van Poppelen, de fractievoorzitter van de KVP, die optrad als onderhandelaar namens de eigenares." Dat kontakt leidde uiteindelijk tot een nadere ken nismaking, waarna de politieke carrière van Jan Menne van start ging. Grote voorbeeld Meer nog dan Van Poppelen lijkt het trouwens Ruud Lubbers te zijn - de mi nister-president, die toevallig ook met het afbouwen van een lange politie ke loopbaan is begonnen - die zijn gro te, inspirerende voorbeeld is geweest. Menne werkte destijds als econoom bij het Centraal Plan Bureau in Den Haag, nadat hij eerst enige tijd bij de Neder landse Baksteen Industrie in Arnhem had doorgebracht, en liep Lubbers daar bijna dertig jaar geleden al tegen het lijf. Menne ontkent dat er toen een "vonk oversloeg". Lubbers was lid van een commissie waarvan Menne secretaris was, en het eerste optreden van de late re minister-president staat hem nog le vendig voor de geest. "Ik vond hem heel bescheiden. Hij zei meestal niet veel, maar in het laatste half uur vatte hij even alles samen, waarbij hij iedereen tot z'n recht liet komen en vervolgens zelf wat suggesties deed voor oplossingen. 'Mag ik de bordenwisser even, meneer Men ne?' vroeg hij, en dan veranderde hij hier en daar wat, zodat het voor ieder een beter uitkwam..." Zo bescheiden-en-toch-dominant als Lubbers ziet Menne zichzelf niet. "Maar hij is een inspirerend voorbeeld geworden en gebleven. Hij is altijd be schimpt, maar iedereen heeft ook steeds moeten erkennen dat hij steeds als overwinnaar uit de strijd kwam. Marcel van Dam heeft 'm wel eens 'stie kem de beste' genoemd, en daar ben ik het helemaal mee eens. Dat is kwali teit!" Dat soort kwaliteit wordt in Nederland niet of nauwelijks gewaardeerd, aldus Menne. "Je moetje er niet naar gedra gen in elk geval, want dan is het gauw met je afgelopen. Wie z'n kop opsteekt wordt afgemaakt." Lubbers is volgens hem niet onfeilbaar - "tegenover Brink man heeft hij zich ook niet helemaal recht gedragen" - maar hij is zonder meer de beste. Wat Menne, op zijn beurt, als wethouder in Soest altijd heeft nagestreefd is ook "het bescheide- ne, het betrouwbare, het opbouwende - die positieve grondhouding", zoals hij zegt. Minderwaardigheidsgevoel "Ik ben in dezelfde tijd opgegroeid als Lubbers. We hebben denk ik allebei meegekregen dat we later voorvechter moesten worden voor het katholieke volksdeel. In Brabant waren veel func ties in het openbaar bestuur in die tijd in niet-katholleke handen. De provincie werd een beetje beschouwd als een win gewest, en veel Brabanders hadden daardoor een soort minderwaardig heidsgevoel. Dat heb ik zelf ook wel eens een beetje ervaren..." In het CDA, vindt hij, laten de katholie ken zich daarom misschien te weinig gelden. "Gereformeerden hebben on derling veel meer binding. Die leven meer in de sfeer van 'wij samen'. Katho lieken hebben dat niet zo; die zijn ge moedelijker, een beetje goeiig." Op merkelijk genoeg is Menne als enige katholiek lid van de vereniging "Groen van Prinsterer", een club van oud-AR- bestuurders die elkaar nog eenmaal per jaar ontmoeten. Hij is in dat - bij uitstek calvinistische - gezelschap geïntrodu ceerd door burgemeester Miedema van Baarn. "Eigenlijk zijn het allemaal nog ouderwetse papenvreters, maar op een hele aardige manier..." In Soest is er volgens Menne - in tegen stelling tot wat buitenstaanders wel eens denken waar te nemen - geen spra ke meer van een onderscheiden katho lieke of protestantse groep binnen het CDA, althans niet in de fractie. "De verschillen in opvatting lopen tegen woordig door de geloven heen. Je houdt er natuurlijk wel rekening mee bij de verdeling van de functies, zodat de achterban zich herkend kan voelen, maar dat wordt niet star opgevat." Niet leuk Als oud-gemeenteambtenaar kende Menne het lokale bestuur al van dichtbij voordat hij in Soest actief werd. In Utrecht klom hij op tot chef van de Stadsvernieuwing, een leuke baan, waarin hij vooral bezig was met sane ring en wijkverbetering. "Wat ik des tijds niet leuk vond was dat het (over wegend linkse) College van B. en W. van koopwoningen huurwoningen wil de maken. Ik ben altijd een overtuigd voorstander geweest van de eigen wo ning. Je kunt bijna altijd zien of iemand in z'n eigen huis of in een huurhuis woont. Het verschil valt op." De principiële controverse over de wo ningbouwplannen maakte de overgang van het Utrechtse ambtenaarschap naar het wethouderschap in Soest (in 1978) voor Menne extra gemakkelijk. "Voor het geld hoefde ik het niet te doen, want het wethouderssalaris was exact het zelfde, en bovendien kostte het me m'n vergoeding als raadslid, wat ik intussen al twee jaar was. Het aantrekkelijke van wethouder-zijn? Dan heb je wat te zeg gen. Als ambtenaar mag je alleen loyaal het beleid uitvoeren dan een ander heeft vastgesteld..." Mennes "ideologische" keuze voor het eigen woningbezit heeft ook in Soest lange tijd het beleid bepaald, en nog: "De kwestie huur of koop speelt nu ook weer bij het project-Dorresteinweg. Er zijn mensen die niet kunnen slapen als ze een hypotheekschuld hebben, maar voor een koophuis voelen de meesten zich veel meer verantwoordelijk en dat werkt veel beter. Er moet natuurlijk al tijd wel een deel huurwoningen blijven, maar je moet mensen niet afhankelijk maken als het niet nodig is. Uiteindelijk kost dat de gemeenschap ook veel geld." Man-van-het-midden Dat hij zich met dit soort opvattingen bepaald niet heeft laten kennen als een "linkse CDA-er" deert hem niet. Hij beschouwt zichzelf overigens typisch als een man-van-het-midden, zij het "een beetje aan de strenge kant, want de mensen moeten zich wel aan de regels houden..." Als het om het milieu gaat vindt hij zichzelf trouwens best een beetje links: "Ik ben erg voor de fiets. Als je al die mensen met de auto naar het winkelcentrum ziet gaan, dan denk ik: dat kan toch ook op de fiets? Je moet er wat voor over hebben, en dat geldt ei genlijk voor alles." Je moet er wat voor over hebben - het is een uitdrukking die Menne bijna op de lippen bestorven ligt. "Dat zeg ik ook altijd tegen de Turken in Soest. Ze ma ken meer kans op werk als ze er wat voor over hebben. Ik heb vroeger ook 's avonds m'n HBS-diploma moeten halen. Je moet vooruit willen komen. Als je Soest ziet voetballen, met zoveel talent, dan kan ik me verbijten als ik ze hoor zeggen dat ze niet hoeven te win nen. Je moet woekeren met je talenten, dat is mijn arbeidsethos. Er moet wat gedaan worden..." Het grootste probleem voor een politi cus in deze tijd is volgens Menne hoe je op de burger moet overbrengen dat het prettig is om jezelf te kunnen onder houden en niet afhankelijk te zijn van de overheid. "Dat geldt net zo goed voor Nederlanders als voor Turken en Marokkanen, alleen zijn daar vijfmaal zoveel werklozen. Ze moeten ook zélf in beweging komen. Je hoeft ze niet te gen hun zin gelukkig te maken, maar je moet ze wel duidelijk maken hoe je in Nederland naar ieders genoegen kunt leven. Natuurlijk hebben ze recht op goeie voorzieningen, zoals Trema, maar dan moeten ze ook véél huiswerk maken. Het is al moeilijk genoeg, want de werkgelegenheid verbetert niet." Alle hens aan dek Van de tegenwerping dat er nauwelijks banen zijn, en al helemaal weinig voor buitenlanders, wil Menne niet horen. "Waar een wil is, is een weg," klinkt het ferm. "Als we niks doen krijg je groot steedse problemen in Soest. Je voelt dat ze zich steeds meer afzonderen, maar ze moeten gewoon méédoen en niet te gauw de weg van de minste weerstand kiezen. Dat gebeurt nu echt onvoldoen de." De ontwikkelingen op dit terrein van de samenleving baren Menne grote zorg, zo blijkt. "Dit is echt een pro bleem aan het worden. Het is tijd voor alle hens aan dek. Vooruitgang is er niet. Je moet een vonk kunnen over brengen, het motortje moet aan de gang gaan. Aanpakken!" Het politieke klimaat in Soest staat dichter bij zijn persoonlijke ideologie dan het Utrechtse van destijds, consta teert hij. "Ik ben de minst linkse wet houder in dit College, en al accordeert het in het algemeen best, soms moet ik wel een minderheidsstandpunt inne men. Dat kan ook, want de raad besluit toch altijd op z'n Soesters, dus rechts. Dat is sinds 1978 bijna altijd zo ge weest: de raad is minder links dan het College." Op de vraag of hij eigenlijk wel gelukkig is geweest met de samenstelling van het huidige College laat hij een rechtstreeks antwoord achterwege. Wel haalt hij met enig voorzichtig plezier herinneringen op aan (Je "nacht van Menne", waarin de WD buiten spel kwam te staan. Hij benadrukt nog maar eens dat zijn keuze - verder gaan met PvdA, D66 en Pro gressief Soest - gesteund werd door de héle fractie en het voltallige CDA-be- stuur. "Ik heb ze er allemaal bij betrok ken, elke stap werd besproken. Gege ven de omstandigheden was dit College de beste mogelijkheid. De WD heeft er het meeste schuld aan gehad dat ze er buiten kwam te staan; ze heeft er al thans zelf toe bijgedragen..." Niet heldhaftig Waarom hij zoveel nadruk legt op de "rugdekking" van fractie en bestuur? "Ik hoef niet heldhaftig te zijn. De kans op een harmonieus besluit is groter als meer mensen advies geven." Maar was een college met - nota bene - iemand als Jan Visser dan niet onverteerbaar voor zijn CDA-achterban? "Nee hoor. Be stuur en fractie wisten ervan. En boven dien: Jan Visser heeft kwaliteiten..." Volgens Menne is de onderlinge sfeer in het huidige College heel goed. "Er is natuurlijk wel 's wat aan zakelijke me ningsverschillen, maar dat wordt direct uitgepraat. Het is een heel plezierig College, en dan zeg ik nog niks over de andere colleges. Maar je doet wel een hoop mensenkennis op... Het zit er bijna op. Op 12 april treedt een nieuw College aan, en dan is ook Jan Menne er niet meer bij. Als ambte loos burger, in de luwte, is hij van plan eerst eens wat te gaan relaxen. "Als wethouder sta je toch onder permanen te druk. Je wordt voortdurend gebeld over zaken die om een afweging vragen, en burgers kijken daarbij nauwelijks op de klok." Waarom hij ermee stopt? "Zestien jaar wethouder is erg lang, en je hebt alles al meegemaakt, zodat het routine wordt. Je denkt gauw: ik weet 't al. Dan is het goed dat er nieuw bloed komt. Maar straks ga ik me ontspannen en mis schien ook een beetje studeren, in elk geval alles op een rijtje zetten. Nee, ik weet nog niet wat ik ga doen. Ik heb in elk geval nog nergens ja op gezegd, maar er is me al een handvol bestuurs functies aangeboden." Burgemeester De ambitie om nog ergens burgemees ter te worden - waarover in de wandel gangen van het gemeentehuis altijd heel wat afgemiespeld is - heeft hij inmiddels opgegeven. "Het burgemeesterschap is niet direct aan leeftijd gebonden, maar het zit er nou niet meer in, nee. Ik had ook zelf m'n wensen, wat dat betreft. Het moest wel een aantrekkelijke post zijn, voor de school van de kinderen en het sociale kontakt, want je moet bij zoiets ook je hele gezin mee hebben. Ik heb het in Soest altijd heel plezierig ge had. Ik denk dat ik er wel aan vastge bakken zit, al weet je 't nooit. Ik hoop dat ik een plezierige bejaarde word, die niet gaat zitten klagen..." Zestien jaar lang was Menne wethou der, eerst van Ruimtelijke Ordening en Milieu, later van Financiën (en het Grondbedrijf, dat Soest zo diep in de rode cijfers had geholpen). Hij is trots dat onder zijn financieel bewind Soest sinds 1984 nooit meer "rood heeft ge staan" Of zo'n bezuinigingsoperatie als destijds weer nodig is, nu Soest in de ko mendejaren miljoenen moet inleveren, weet hij niet. "Maar als het zo uitpakt dat Soest wordt gestraft omdat het des tijds meer heeft durven bezuinigen dan andere gemeenten, die er maar op los geleefd hebben, dan zou dat zonde zijn. Dan worden die andere gemeenten be loond, en dat is heel onrechtvaardig..." Het bijbelse beeld van de genade die toeneemt naarmate de zonde groter wordt, spreekt hem in dit verband geenszins aan. "Dan kan dan wel zo zijn, maar het motivéért niet, en op voedkundig is het helemaal onjuist. Zo'n houding zou ons nog dieper in de zorgen brengen." Een beetje trots is hij ook op het feit dat hij "bouwpastor' mocht zijn van het nieuwe gemeente huis, met zijn 23 miljoen all-in het goedkoopste raadhuis per vierkante meter in Nederland, "van dat mo ment," zoals hij verduidelijkt. Menne is niet zo beducht voor de macht van de ambtenaren als sommigen van zijn collega-politici. "Het College is geen uitvoerder van de ideeën die amb tenaren hebben bedacht. We doen al tijd precies wat de raad wil. Veel ambte lijke voorstellen worden juist herzien, dat weet iedereen; we zijn heel open met onze informatie. Het College be stuurt wel degelijk; we lopen heus niet aan een ambtelijke leiband. Natuurlijk heeft de gemeentesecretaris grote in vloed, maar zijn adviezen worden heus niet automatisch opgevolgd. De Kam heeft gewoon een goed gevoel voor hoe de raad en het College denken..." Sport Als Menne een politiek testament zou moeten maken zouden daarin - naast ideeën over werkgelegenheid en de fi- nanciële huishouding van de gemeente - zeker opmerkingen over de sport ko men staan. "In de sport zijn veel jonge ren op een goeie manier bezig, dat moet je zo houden. Het welzijnswerk staat op de tocht, maar duizenden jongeren zijn in de sport bezig en dat is een goede zaak, want rivaliteit en concurrentie zijn heel gezond. Sport is goedkoop ten op zichte van het welzijnswerk, wat finan cieel nu eenmaal veel onaantrekkelijker is." Sport is niet rechts, vindt Menne. "Sport is voor iedereen, voor oud en jong. Iedereen kan sport bedrijven, en dat moet je uitbuiten." Nederland is een CDA-land, vindt Menne, en hij heeft tot zijn genoegen vastgesteld dat ook anderen er zo over denken. Hij heeft eens meegemaakt dat z'n tas werd gestolen, in de Jaarbeurs in Utrecht. Dat was heel vervelend, want er zaten belangrijke stukken in voor de commissie Financiën. Een dag later werd hij gebeld door een Utrechter, die de tas in z'n tuin gevonden had en Men ne meedeelde dat hij ook van het CDA was. "Ook toevallig," had Menne geantwoord. "Helemaal niet toevallig, meneer Menne," was het gevatte ant woord. "Ruim een-derde van de tuin tjes in Nederland is in handen van het CDA...!" Na de verkiezingen zal een aantal bekende Soester politici niet meer in de gemeenteraad terugkeren. Sommigen omdat ze niet meer gekozen zijn, anderen omdat ze tevoren al te kennen hadden gegeven er een punt achter te zetten. Eén van de politici van de laatste categorie is Frans Kingma (49), sinds 1980 raadslid voor de PvdA en sinds 1982 wet houder. Kingma stapt op zodra er een nieuw College is gevormd. Zijn ziekte - multiple sclerose - maakt eerder dan bedoeld een einde aan zijn actieve politieke loopbaan. Aanleiding dus voor een uitgebreide terugblik met zoals hij zelf zegt: "een Amsterdams zevenmaandskindje uit de hongerwinter", dat in Soest twaalf jaar lang mede gestalte gaf aan de gemeentepolitiek en daar een zeer persoonlijk stempel op drukte. De politiek loopt als - hoe kan het an ders? - een rode draad door het leven van Frans Kingma. Afkomstig uit een uitgesproken "rood nest", geboren in Amsterdam, opgegroeid in Velsen, kreeg hij zijn politieke belangstelling met de paplepel ingegoten. "Mijn va der was erg politiek bewust en heel ac tief. Er werd thuis veel over gepraat. Vooral mijn grootvader, van moeders kant, stond bekend als een eigenwijze lastpak. Hij was ooit volgeling van Do meis Nieuwenhuis." Was opa een "opstandig mannetje", zelf vindt Kingma dat hij over andere eigen schappen beschikt. "Ik leg me ook niet zo gauw bij de dingen neer als ik vind dat 't anders moet, maar ik heb meer geduld dan m'n grootvader..." Rond z'n 18e - in de nadagen van Drees - werd Kingma zelf politiek actief. Hij werd "mede-aanstichter" van de Jonge Socialisten, destijds zeker niet automa tisch een doorgangshuis naar de PvdA, die volgens Kingma in die jaren "toch een beetje een vastgeroeste club van rooie mannenbroeders" was. "Er zat weinig leven in, vooral voor jongeren." Hij herinnert zich discussies over het Noordzeekanaal en de woningbouw in Velsen, maar ook over vrede en veilig heid, de NAVO, de Derde Wereld. "Nieuw Links moest nog geboren wor den, maar toen het zich presenteerde was ik verschrikkelijk blij met het verzet tegen de verkalkte kaders in de partij. Ach ja, dat was een volstrekt andere tijd..." Kingma maakt zich al lang niet meer zo druk over de interne spanningen die de PvdA van tijd tot tijd teisteren. "Het is een golfpatroon, een soort cyclus. Elke keer als er weer een nieuwe generatie aantreedt zie je nieuwe ideeën opko men." Het woord "crisis" is daarop vol gens hem nauwelijks van toepassing. "Dat komt door de manier waarop de pers erover schrijft. Dan lijkt het op per soonlijke ruzie, maar is het gewoon en stevige discussie." Piloot worden was zijn droom, maar lie ver bij de KLM dan bij de luchtmacht: "Want pacifisten waren wij niet, anders zou m'n vader vast niet in het gewapend verzet gezeten hebben, maar ik heb wél lang nagedacht." Na zijn diensttijd - als "zandhaas" - werd hij overigens alsnog gewetensbezwaarde en ging dus niet op herhaling. "Ik vond 't een mensonte rend systeem om de democratie te ver dedigen. Die kadaverdiscipline - de ser geant had altijd gelijk..." Frisse lucht De bril gooide roet in het eten en King ma werd HTS-er elektrotechniek. "Culturele antropologie leek me overi gens ook wel wat." Hij verhuisde in 1970 naar Amsterdam en anderhalf jaar later naar Utrecht, waar hij bij het AZU meewerkte aan het wetenschap pelijk onderzoek. (Een van zijn wapen feiten: de ontwikkeling van een appa raatje waarmee de druk van hersentu moren gemeten kon worden.) Met Ma rijke, die hij inmiddels bij de Jonge So cialisten had leren kennen, verhuisde hij naar een flat in Culemborg. "Vooral vanwege de frisse lucht. We waren Am sterdam heel gauw zat. Als je je op de fiets door al dat autoverkeer moet slin geren en bij elk stoplicht zo'n beetje wordt vergast, heb je er al snel compleet tabak van..." Ook het Culemborgs klimaat bleek voorverwoede fietsers niet vrij van aan slagen door het autoverkeer. "Als je niet uitkeek werd je zó van de dijk gere den." Het vurig begeerde vrije huis werd uiteindelijk in 1973 gevonden aan het Kerkpad in Soest, waar ze nog altijd met veel plezier wonen. "We misten 't bos, en Soest is - buiten de bebouwde kom - een prachtig dorp." Met auto's heeft hij trouwens nog niet veel op: "Haast iedereen die in zo'n ding springt gedraagt zich als een middeleeuwse rid der. Er rost wat rond!" De politiek liet hem ook in Soest niet los. Trof hij in Culemborg een half-do- de PvdA aan - "met anderen hebben we er toen flink de schouders onder gezet, zoals we ook intensief hebben meege werkt aan de oprichting van een We reldwinkel" - in Soest viel hij met zijn neus in de boter, zoals hij het omschrijft. Hij werd secretaris en voorzitter van de partij-afdeling, stond aan de wieg van diverse werkgroepen en woonde alle fractievergaderingen bij, zodat hij in 1980 beslagen ten ijs kwam. Zijn politieke activiteiten blijken overi gens een onvermoede (extra) drijfveer te hebben: zijn verlegenheid. "Van na ture", zoals echtgenote Marijke laat we ten. Frans Kingma zelf bevestigt dat. "De politiek is een zelfgekozen thera pie. Ik vond het altijd vreselijk om in het openbaar te spreken. Nee, daar heb ik nu absoluut geen last meer van.." In Soest bemoeiden de Kingma's zich actief met de discussie over het Cen trumplan. "De PvdA was wel kritisch, maar heeft toen lang vastgehouden aan dat slechte plan met een weg over de Engh en een gemeentehuis met een to ren bij het Enghenbergsteegje. Dat maakte veel emoties los en de stemming was al zó verziekt dat alles wat daarna nog aan redelijks kwam bij voorbaat al besmet was." 'Gemiste kans' Achteraf beschouwt hij het toch als een "gemiste kans" voor Soest. "Als we in Klein Engendaal een gemeentehuis en een politiebureau hadden neergezet, met een winkelcentrum en zoiets als Aqua Indoor, hadden we ook die oe verloze discussie over de Van Weede- straat niet gehad. Die was dan gewoon doodgebloed en alles had in Klein En gendaal een plek kunnen krijgen. Voor het dorp zou dat beter zijn geweest. Maar ja, met 5400 bezwaarschriften was er geen ruimte meer voor een zake lijke discussie. De hele affaire heeft veel wantrouwen gezaaid; dat krijg je nog steeds terug..." Soest springt er volgens hem in de regio uit. "In dit oude boeren dorp zijn veel stadsmensen komen wo nen, met de grotestads-mentaliteit van 'ik pik niks'. Dat past niet goed bij el kaar, het levert in elk geval altijd toe standen op." Sinds 1982 heeft Kingma het Welzijns beleid in zijn portefeuille gehad. Hij herinnert zich nog levendig hoe in die beginjaren het welzijnswerk op de tocht kwam te staan, met name door de ge meentelijke bezuinigingen. "We kwa men 26 miljoen tekort, en dat was pa niek. We hebben alles toen goed op een rijtje gezet, maar het gevaar is niet denkbeeldig dat er weer een aanslag op Welzijn komt. Met een tekort van 5 mil joen staat Soest straks weer voor een ge weldig probleem: wat willen we wel, wat willen we niet? Bijvoorbeeld de omvang van het ambtenaren-apparaat - dat moet toch uit de lengte of uit de breedte komen. De belastingen verho gen is een te makkelijke weg, en je wilt toch ook niet tot op het bot bezuini gen..." Soest heeft volgens hem overigens een heel redelijk belastingniveau. "Het ge middelde inkomen ligt hier tien procent hoger dan het landelijk cijfer, dus daar zit nog wel wat ruimte in. De neiging om de belastingen een beetje te verhogen is de PvdA niet vreemd, maar ja, dan praat je wel over statistieken, en niet over ménsen. Het maakt toch wel uit of je van je AOW of een klein pensioentje moet rondkomen..." Zachte sector De Welzijns-portefeuille is in Soest bij na traditioneel in PvdA-handen, maar voor Kingma is dat helemaal niet zo vanzelfsprekend. "Ik heb me nooit vast laten pinnen op de zogenaamde zachte sector, die trouwens de hérdste sector is, want meestal is alleen al de post-on- voorzien in de harde sector groter dan de vragen in de welzijnssector. Voor el ke duizend gulden moetje knokken, en naar de burgers toe moetje zo vaak nee verkopen, bijvoorbeeld bij de sociale dienst, datje wel heel goed moet zijn in slecht-nieuws-boodschappen. Welzijnsbeleid is een zaak van lange adem, aldus Kingma. "Daar valt nooit echt mee te scoren. Maar van huis uit ben ik een generalist en ik heb absoluut nooit alleen maar voor m'n eigen porte feuille gestaan. Wat ik tegenkwam, daar bemoeide ik me tegen aan. Het gaat om mensen, dat heb ik altijd het belangrijk ste gevonden. Ik zit er voor het totaal." Bij zijn collega-wethouders merkt hij dat niet altijd zo, laat hij daarop volgen. "Die letten vaak veel meer op hun eigen gedoetje. In alle colleges heb ik gezien hoe graag ze zich terugtrekken in hun eigen kasteeltje. Maar je bent geen lo kale minister of zo -je zit erom samen te besturen." Hij beschouwt het huidige college van B. en W. overigens als het leukste én het beste van de colleges die hij meemaakte. "Maar 't kan nog beter! Ik had het eigenlijk nog wat progressie ver verwacht dan eruit gekomen is, en Ynet iets meer gelijkgestemdheid. Er zijn toch meer verschillen dan ik had ge dacht." Progressiefste college sinds Napoleon Kingma's eerste college telde drie WD-ers (de burgemeester en twee wethouders), "plus Menne als vierde WD-er"het tweede twee CDA-ers en twee WD-ers. "Dat was al een stukje plezieriger, maar er waren heel scherpe meningsverschillen, ook door de per soonlijke verhoudingen. In het huidige college kunnen we het met elkaar uit stekend vinden; het is het progressiefste sinds Napoleon, zegt collega Menne - en die kan het weten want het CDA re geert als sinds Napoleon - maar er had meer uit kunnen komen..." Als voor beeld noemt hij een goede kinderop vang, die vanzelfsprekend had moeten zijn. "Maar die is er meer door de raad- als-totaal gekomen dan door het Colle ge. Zo'n discussie komt dan heel dicht bij, want het gaat ook over de verhou dingen thuis. Grijze mannen hebbqn geen affiniteit met die problematiek..." In een College van B. en W. zoeken de mensen elkaar nu eenmaal niet uit, stelt hij vast. "In het gewone leven gaat dat anders, maar hier moet je vanuit totaal verschillende benaderingen toch colle giaal besturen. Wat te weinig gebeurt is dat je van zo'n toevallige verzameling mensen een echte club maakt, een team dat de klus klaart. Dat merken de bur gers ook; daarom is het zo belangrijk voor het vertrouwen in de politiek. Be langrijk is ook dat je mensen met kwali teit om je heen hebt. We boffen in Soest met een gemeentesecretaris als De Kam, maar die krijgt eigenlijk veel te weinig tegenspel. Hij moet de hete adem van het College in z'n nek voelen, maar we leunen juist veel te veel op zijn creativiteit...!" Het College zou veel inventiever moe ten zijn en voor z'n ideeën minder af hankelijk van het ambtelijk apparaat, meent Kingma. "We moeten uit alle macht zien te voorkomen wat er in Den Haag gebeurt: dat ambtenaren het be leid bepalen. Het gaat om meer dan al leen maar ja of nee tegen een adviesno ta. Daarom kunnen Jan en Alleman ook niet zomaar wethouder worden en dragen de partijen een grote verant woordelijkheid. Maar een ideaal Colle ge bestaat niet; het is altijd een kwestie van mensen, nooit opgelegd pandoer." Als een tijger Terugkijkend op twaalf jaar wethou derschap ziet Kingma wel een rijtje wa penfeiten, waarvoor hij zich op z'n minst niet hoeft te schamen. Hij denkt bijvoorbeeld aan de afgewende drei ging van de sluiting van de kinderboer derij - "als ik me niet als een tijger had geweerd was er een hoop ellende geko men" - en het totaal van het sociaal-cul turele werk. "Dat zat ontzettend in de lappenmand, maar nu ik wegga heb ik toch het idee dat het beter geregeld is: goeie accommodaties, beter personeel, meer samenwerking." Ook het minder hedenbeleid is volgens hem "uit de kin derschoenen" gegroeid: de zelf-organi- saties hebben meer gewicht en ook de vrouwen beginnen zich langzamerhand te roeren. En de ouderen in Soest kun nen terugvallen op een uitgebreid voor zieningenpakket: "Ze hebben niks te klagen..." Dat het Zorgcentrum, na jaren, er ein delijk kan komen is ook "een pak van z'n hart": "Naast een nieuwe poli (na het sluiten van Zonnegloren) eindelijk een nieuw Molenschot en iets wat Soest nooit had: een verpleeghuis, en ook nog zo'n 60 woningen voor ouderen. Over het Zorgcentrum hoeven we ons geen zorgen meer te maken." Zorgen maakt hij zich wél over de voortgang van de sociale vernieuwing in Soest. "We hebben naar een paar buurten gekeken om dingen op gang te brengen, juist in de wijken waar de mensen zich niet zo betrokken voelen bij de samenleving. Maar het leefkli maat verbetert niet, het glijdt eerder af. Ondanks alle inzet lukt het nog nauwe lijks om de mensen zelf initiatieven te laten nemen, en dan zie ik het somber in. Aan de andere kant: je moet de men sen niet het gevoel geven datje ze in de steek laat, dus 't moet gewoon lukken, juist in de buurten waar de mensen me kaar een beetje in de weg zitten, en waar je als overheid alleen zo weinig aan kan doen. Buren-overlast is altijd maar het beginstadium van een heel groot en sterk groeiend probleem: al die goed willende mensen met een buurman die over je auto loopt, of met een honkbalk nuppel op je afkomt, of drugs dealt. Dat moet je niet zomaar laten gebeuren." Kingma is daarom sterk voorstander van een gerichtere aanpak van buren- overlast. "Als mensen aantoonbaar las tig zijn voor hun medebewoners moetje ze de pin op de neus zetten. Dan moetje zeggen: óf je doet er wat aan, óf je gaat maar uit je woning, zonder dat we een andere aanbieden." Hij denkt in dat verband aan een aanhangsel aan het huurcontract, waarin "begeleiding" verplicht wordt - "als een steuntje in de rug van de welwillende burgers". Een politiek "testament" heeft hij overigens niet. "Ik zal er eens over nadenken..." klinkt het bedachtzaam. Hard gelag Volgende maand wordt de nieuwe ge meenteraad - na de verkiezingen van vandaag - geïnstalleerd en treedt een nieuwe College aan. Frans Kingma is er dan niet meer bij. Sinds hij weet dat hij ziek is, is het einde van zijn politieke loopbaan onontkoombaar dichterbij gekomen, hoewel hij nog in beperkte mate en "op afstand" actief blijft, o.a. als voorzitter van het regionaal overleg orgaan voor de zwakzinnigenzorg en als voorzitter van het Riagg. Voor een zo actief politicus als hij moet dat een hard zijn, maar hij blijft er tamelijk nuchter onder. Tot 1991 was hij nog een verwoed zwemmer en waterpoloër. Na klachten over pijn in zijn arm en schouder werd begin 1992 de diagnose gesteld: multi ple sclerose. "De boodschap was kei hard. Ik moest wel even slikken, hoewel ik zelf al een beetje in die richting had gedacht. Onze wereld stond wel even te schudden op z'n grondvesten." Zijn ziekte manifesteerde zich vooral in een enorme vermoeidheid. "Ik ben zo goed mogelijk doorgegaan met m'n werk, maar in het weekend lag ik meestal op apegapen en dan deed ik niks meer. Zo'n wethouderschap kost je gemiddeld toch zo'n 60 uur per week, voor mij althans, en dat ging niet meer. Als ik een lange commissievergadering had was ik de dag erna bek-af. Dat was niet te vermijden, wantje kunt in dit vak moeilijk zeggen: 'dames en heren, het is half tien, we houden ermee op.' Dan moetje op den duur toch een keus ma ken, en als je zo ver bent is het duidelijk dat je een stap terug moet doen." Hij heeft zich daarmee inmiddels verzoend. "Tenslotte: koste wat het kost door gaan met je werk en de lasten daarvan voor honderd procent bij je gezin leg gen, dat kan absoluut niet. Maar het zijn lastige maanden geweest voordat ik be sefte dat het perspectief niet verdwijnt, maar dat het verandert..." Hij over weegt in elk geval zijn bestuurlijke erva ring in de toekomst nuttig te maken bij de landelijke MS-vereniging. "Ik moet nog ontdekken waar m'n grenzen lig gen om door te functioneren, maar het zou heel onbevredigend zijn als ik niets meer zou kunnen doen. En na al die ja ren is het natuurlijk ook gewoon heel plezierig om meer thuis te kunnen zijn bij m'n vrouw en ons jongste kind. Die verdienen het ook. Eigenlijk zijn ze m'n grootste hobby, daar kan ik nu eindelijk wat meer tijd aan besteden..."

Historische kranten - Archief Eemland

Soester Courant | 1994 | | pagina 7