IN STRAATBEPLANTING
Boomsoorten
"Evenwichtig wildbeheer maakt soms regulatie noodzakelijk"
Werkplan Straat-beplanting
1995
Gemeentelijk beheerder bosnatuur en landschap J. K. Tupker:
WOENSDAG 22 MEI 1996
OP THOOGT
PAGINA 4
Bomen benadrukken het beeld en het karakter van een gemeente. Om
die reden besloot het gemeentebestuur twee jaar geleden een Bomen-
plan vast te stellen. De gemeente had een aantal motieven óm vanuit een
duidelijke visie, veel planmatiger dan voorheen, lijnen uit te zetten voor
de toepassing van straatbomen.
In de eerste plaats kun je met
straatbomen de rangorde van we
gen accentueren. Zo vraagt een
hoofdrouter-om een zwaardere
boombeplanting dan een woon
straat. De monumentale Ameri
kaanse eiken langs de Soes-
terbergsestraat ter hoogte van het
voormalige Zonnegloren zijn hier
van een mooi voorbeeld. Door die
reuzen in de berm weet ook ie
mand van buiten Soest onmiddel
lijk dat hij zich op een belangrijke
doorgaande route bevindt.
Een ander mooi voorbeeld is te
vinden net over de gemeentegrens
met onze buurgemeente Baarn.
Wie komt niet onder de indruk
van .de imposante laanbeplanting
met aan weerszijden van de
Torenlaan de dubbele rij inlandse
eiken, die het fietspad omzomen?
Nog een voorbeeld, maar van jon
ger datum, is de Koningsweg, die
dankzij de aanplant van linde
bomen steeds meer een laan-
karakter krijgt.
Met straatbomen kun je verder de
reeds aanwezige sfeer in een stad,
dorp of wijk versterken. Soest
kent van oorsprong heel verschil
lende landschapstypen met hun
eigen sferen. De land-goedsfeer
van Soestdijk bouw je uit door in
die wijk waar mogelijk gebruik te
maken van laanbomen, zoals de
beuk, de eik of de linde. In de
veensfeer van Overhees passen
soorten als de zwarte els, de es en
de wilg.
Niveaus
Bij de vaststelling van het Bomen-
plan in 1994 is bepaald dat de af
deling Groen en Milieu voor ieder
jaar een werkplan opstelt en na
een inspraakprocedure ter vast
stelling aan het gemeentebestuur
voorlegt. In een afzon-derlijk ar
tikel hiernaast geven we u een
overzicht van wat in het kader van
het werkplan 1995 is uitgevoerd.
In het verlengde van de hiërarchie
van het Bomenplan is daarbij de
rangorde van respectievelijk
dorpsniveau, wijkniveau en buurt-
niveau aangehouden.
Voor de liefhebber zijn ook en
kele bijzonderheden over de ge
kozen boomsoorten vermeld.
Nu er twee jaar ervaring is opge
daan met deze manier van werken
kijken we met de heer A. van de
Kar, ontwerper bij de afdeling
Groen en Milieu, even terug op
de uitvoering van het werkplan
1995.
"In mijn werk valt het me steeds
weer op dat mensen veel belang
hechten aan de bomen in hun
straat", merkt de heer Van de Kar
allereerst op. "Een sprekend voor
beeld was vorig jaar de herbeplan
ting van de Aagje Dekenlaan.
Daar leefde bij de bewoners sterk
de wens om de aanwezige straat-
beplanting te vervangen. Omdat
die vervanging in het kader van
het Bomenplan voorlopig nog niet
aan de beurt was, boden zij aan de
kosten voor hun rekening te ne
men.
Zonder hiermee een trend te wil
len zetten, heeft de gemeente zich
bereid getoond daaraan mee te
werken. De vervanging van de
aanwezige Lijsterbessen door
Amberbomen is op een allerple
zierigste manier samen met de
bewoners geregeld", aldus de heer
Van de Kar.
Keuzefactoren
"De keuze van de soort straat-
boom", vervolgt hij, "hangt van
verschillende factoren af. Niet al
leen de sierwaarde of de architec
tonische aspecten spelen een rol,
maar vooral ook de teeltkundige
aspecten bepalen de uiteindelijke
keuze. Daarbij moet men denken
aan de vochtbehoefte en zaken als
bijvoorbeeld de gevoeligheid van
de soort voor ziekten, voor strooi-
zout en voor tijdelijke water
overlast. Zo is van wilgen bijvoor
beeld bekend dat ze zeer gevoelig
voor strooizout zijn. Verder weten
we dat de moeraseik en de
Amerikaanse eik het minder goed
doen op een kalkrijke bodem,"
De heer Van de Kar verheelt niet
dat het ondanks een verstandige
keuze van de soort nog lang niet
altijd zeker is, dat de straatboom
uiteindelijk aan de verwachtingen
In het kader van het Werkplan straatbeplanting 1995 zijn de vol-
gende werkzaamheden uitgevoerd.
Dorpsniveau
Beckeringhstraat:
Aanplant op voormalig terrein van T.B.S van een 10-tal Moeraseiken
(Quercus palustris).
Banningstraat (Soesterberg)
Aanplant van een 30-tal inlandse Eikebomen (Quercus robur) die
de weg een duidelijk laankarakter geven.
Koninginnelaan
Aanplant van het eerste deel met Magnolia's (Magnolia kobus).
Wijkniveau
Korte Ossendam
Vervanging van de lijsterbessen door Japanse Honingbomen (Sophora
japonica).
Verlengde Talmalaan
Vervanging van Acacia's door de Valse Christusdoorn (Gleditsia
triacanthos).
Buurtniveau
Fokkerstraat
Aanplant van de Schijnbeuk (Nothofagus antartica).
Aagje Dekenlaan
Van Hamelstraat
Aanplant van Amberbomen (Liquidambar styraciflua).
Jonge aanplant van Moeraseiken aan de Beckeringhstraat.
zal voldoen. "We moeten niet uit
het oog verliezen, dat de boom in
de straat, vergeleken met zijn
soortgenoot in het plantsoen of in
het bos veel beperkter groei
mogelijkheden heeft," licht hij toe.
"Meestal staan straatbomen
rondom in verhardingen, waar
door het regenwater hun wortels
niet bereikt. Die wortels kunnen
vaak niet goed uitgroeien van
wege de kabels en buizen die er
liggen. We moeten al onze vak
kundigheid inzetten om te zorgen
dat de straatbomen niet vroegtij
dig wegkwijnen."
Met zijn collega's van de afdeling
Groen en Milieu voelt de heer
Van de Kar zich daarvoor verant
woordelijk, niet alleen uit ecolo
gische of vaktechnisch oogpunt,
maar ook uit een oogpunt van
kostenbesef en besteding van
gemeenschapsgelden. "Vergeet
niet", beklemtoont hij, "dat de
aanplant van een straatboom
neerkomt op een investering van
500 tot 800 gulden per stuk.
Een groot deel van dat bedrag
gaat op aan het zorgen voor een
goede voedingsbodem. Voor on
derhoud komt daar nog eens 25
gulden per boom per jaar bo
venop."
Moeraseiken
Over het antwoord op de vraag
welke aanplant er voor hem per
soonlijk in het laatste werkplan is
uitgesprongen, hoeft de heer Van
de Kar niet lang na te denken. Hij
is met name content met de aan
plant van de rij moeraseiken aan
de Beckeringhstraat ter hoogte
van het voormalige T.B.S.-terrein
(zie foto).
Ook hier aan de rand van het indus
triegebied zal de passant binnen
enkele jaren toch moeten erkennen
dat Soest een groene gemeente is en
blijft!
MOERASEIK (Quercus palustris).
Bij de ontdekking van de boom in Noord-Amerika stond de boom in een uiterwaard van een rivier. Van
daar de naam Palustris. Hetgeen betekent 'op vochtige grond groeiend'.
MAGNOLIA'S (Magnolia kobus).
Vaak ten onrechte tulpeboom genoemd. Maar zijn echte Hollandse naam is beverboom. Lid van de fami
lie Tulpeboomachtigen. Bij het stukwrijven van de bast verspreidt zich een sterk aromatische geur. Het meest
opvallend is natuurlijk zijn overdadige witte bloesem in het voorjaar.
JAPANSE HONINGBOOM (Sophora japonica).
Een boom met zgn. samengestelde bladeren en groene twijgen. Voelt zich het beste thuis in de zuidelijke
landen maar in Nederland ook regelmatig met succes aangeplant. De Sophora leverde voorheen gele verf
stof.
VALSE CHRISTUSDOORN (Gleditsia triacanthos).
Lijkt op de Acacia maar is fijner van blad. De naam valse Christusdoorn komt doordat de echte Christus
doorn een struik is uit Zuid-Europa (Paliurus spina-Christi). De witte bloemtrossen worden veel door bijen
bezocht.
SCHIJNBEUK (Nothofagus antartica).
Een bijzondere fijnbladige boomsoort die door de aanwezigheid van lenticellen een opvallend gespikkelde
bast heeft.
AMBERBOOM (Liquidambar styraciflua).
Zijn esdoornachtig blad is door de amberkleuring in de herfst onmiskenbaar. Daarnaast is de vorming van
kurklijsten op de bast heel bijzonder.
Een goede wildstand zonder wildbeheer is niet mogelijk, Datisdemening
van de gemeentelijk beheerder bos, natuur en landschap, J. K. Tupker,
medewerker van de afdeling Groen en Milieu. "De plezierjacht in Neder
land kan echt niet meer. Dat is maatschappelijk niet meer verantwoord.
Maar voor een goed en evenwichtig wildbeheer moet je de mogelijkheid
hebben enigszins te kunnen ingrijpen. Zeker in een gebied als in Soest met
zoveel randinvloeden. Het wonlt doorsneden door drukke verkeerswegen
en spoorlijnen, dus vooral 's nachts wordt er nogal eens een dier aangere
den. Als er geen wildbeheer is, zou een gewond dier niet eens mogen wor
den afgeschoten. Dat het pijn lijdt of een gemakkelijke prooi voor honden
is, daar gaat men gemakshalve maar aan voorbij. In Soest geldt: geen jacht
(hoewel ik liever spreek van wildbeheer) tenzij... Het is nog niet voorgeko
men, maar er is dus de mogelijkheid om in te grijpen".
Een jaar of tien geleden was er in
Soest een jachtcombinatie waaraan
de jacht in de gemeentebossen was
verpacht. De gemeente wilde al in
die tijd de plezierjacht afschaffen en
hooguit een beheersjacht toestaan.
Toen zich dan ook de mogelijkheid
voordeed om het contract op te zeg
gen, werd de jacht niet langer ver
huurd. "Op dat moment begon voor
de bosbeheerder de ramp", zegt
Tupker, "want tussen de jacht zoals
die tot dan toe had bestaan en niet
jagen, daar zit nogal wat tussen. Je
kunt als bosbeheerder nu eenmaal
niet buiten wildbeheer".
Konijnen
"Je kunt als beheerder een heleboel
situaties, bijvoorbeeld overmatige
vreetschade, van tevoren inschatten,
met name van konijnen. Dat is als
je nieuw bos inplant. Als je daar een
behoorlijke konijnenpopulatie hebt
lopen, kan die er voor zorgen dat in
het eerste of tweede jaar de com
plete jonge aanplant teniet wordt
gedaan. Als je een grove den plant,
kan een konijn in het eerste en ook
nog wel in het tweede jaar de kop
eraf halen. Dat heeft tot gevolg dat
de boom niet meer kan groeien. Na
driejaar kan het konijn er niet meer
bij en is wildbeheer op dat moment
op die locatie als het om konijnen
gaat dus niet meer nodig".
Er zijn wel alternatieven om een
konijnenplaag te bestrijden. "Je kunt
zo'n stuk terrein ingazen. Dat ge
beurt ook wel op plaatsen waar we
heel moeilijk het schadelijk wild
kunnen reguleren, bijvoorbeeld
achter een bebouwing. Dan kun je
voor ingazen kiezen. Maar eigenlijk
heeft dat alleen effect op plaatsen
waar niet teveel publiek komt, an
ders is de kans op vernielingen
groot. Ingazen is bovendien erg
duur. Afgezien daarvan heb je dan
nog niet de garantie dat een konijn
niet een gaatje maakt. En twee of
drie konijnen op een hectare kun
nen in een paar nachten onvoor
stelbaar veel schade aanrichten aan
jonge aanplant".
Er zijn nog meer lokaties waar ko
nijnen schade kunnen aanrichten
en waar het nodig kan zijn om de
wildstand te reguleren. Op de ge
meentelijke begraafplaats bijvoor
beeld of op sportvelden. Het komt
regelmatig voor dat een sporter in
een konijnenhol trapt en enkelletsel
oploopt.
Geen jacht tenzij...
In de tijd dat het jachtrecht niet
meer werd verhuurd, was er drie
jaar lang geen sprake van reguleren
van de wildstand. "Toen is bij de
gemeente het inzicht gekomen dat
dit gezien de toenemende schade
niet langer kon. Daarom heeft de
gemeenteraad besloten de jacht te
verhuren voor een symbolisch be
drag onder de uitdrukkelijke voor
waarde: geen jacht tenzij... Dat
houdt in dat er geen sprake kan zijn
van welke vorm van plezierjacht
ook. Het is dus zo dat er alleen ge
reguleerd wordt op'het moment dat
er schade wordt verwacht of gecon
stateerd. Als je aanplant in en ge
bied waarvan je weet dat er veel
konijnen zitten, zal je preventief aan
de gang moeten en niet wachten tot
dat..., want dat ben je eigenlijk al te
laat om nog iets te kunnen regelen",
zegt Tupker.
Sinds in Soest het wildbeheer op
deze manier is geregeld, is er eigen
lijk alleen nog maar gereguleerd in
de konijnenstand. Er is geen regu
latie in reewildstand geweest. "Ster
ker nog", zegt Tupker, "we hebben
de biotoop voor het reewild sterk
verbeterd. We hebben ervoor ge
zorgd dat er genoeg voedsel is in de
boswachterij, bijvoorbeeld door de
aanleg van drie verspreide wild-
weideakkertjes. We passen boven
dien een zodanig bosbeheer toe dat
er een variatie aan onderbegroeiing
is: een vegetatielaag van kruiden als
onderetage en een struikenlaag met
daarboven een bomenlaag. Met
name het reewild is afhankelijk van
de struikenlaag.
Je moet een ree mogelijkheden ge
ven om te foerageren. Het is een erg
kieskeurig beest. Het wil hier een
knopje van een lijsterbes en daar
een knopje van krent. Het eet niet
veel maar loopt de hele dag overal
aan te plukken. Dat heeft het ook
nodig om goed te kunnen gedijen.
Als een ree elke dag alleen maar
vers gras kreeg, dan kwam het niet
goed met hem. Daar is z'n maag niet
op ingesteld.
De struiketage, een soort dekking, is
tegenwoordig noodzakelijk, zegt
Tupker. Vroeger leefde een ree over
dag, maar door de mensen is het zo
schuw geworden dat ie alleen nog
maar in de dekking foerageert of 's
nachts. "We hebben het beheer
daarop aangepast. We hadden de
mogelijkheid om gunstige voorwaar
den te scheppen en dat heeft duide
lijk z'n vruchten afgeworpen. We
hebben nu zeven jaar geen jacht ten
zij..., dus de huidige vorm van wild
beheer, en er is er een groot aantal
reeën gekomen. We attenderen de
recreanten daar ook op. Zij houden
de honden beter vast. Er komt ook
meer toezicht op. We gaan er wat
meer aan doen, want honden krij
gen de reeën misschien niet te pak
ken, ze jagen ze wel op. Soms de
straat of de spoorlijn op, met alle
gevolgen van dien".
Telling reewild
De gemeente Soest is aangesloten
bij de Wildbeheerseenheid (WBE),
in dit geval Lage Vuursche. Dat is
een club van een groot aantal wild-
beheerders. Zij beheren samen een
aanzienlijk bosgebied. Die WBE is
nodig, vindt Tupker, "want het Is
niet zo dat reebok alleen in ons bos
loopt. Die kijkt niet naar grenzen.
Stel je voor dat in twee aansluitende
gebieden een bok wordt afgescho
ten, dan heb je allebei geen bok
meer. Dat kan natuurlijk niet. Bin
nen de WBE worden gegevens wor
den uitgewisseld en één keer per
jaar wordt op dezelfde data binnen
een WBE reewild geteld. Dan komt
men vrij nauwkeurig te weten wat er
zit. In de Soester bossen lopen nu
ongeveer 25 reeën en nog niet zo
lang geleden waren dat er nul.
Het leuke ervan is dat de recreant ze
soms ziet. Ik vind dat natuur-
minnende recreant in het bos een
ree moet kunnen zien, een konijn,
een scala aan vogels. Want, en dat
wordt nog wel eens vergeten, bij het
hele wildbeheer hoort natuurlijk
ook het faunabeleid. Goudvinkjes,
sijsjes, allerlei soorten spechten, het
heeft allemaal met elkaar te maken.
Is de biotoop voor de ree goed, dan
is de biotoop voor een heleboel an
dere wildsoorten en vogels ook
goed. Die hebben dan ook dekking,
ook een groot aanbod aan voedsel.
Gedijt je konijnenstand goed, dan
gedijt het aantal buizerds (zoals de
laatste paar jaar), roofvogels, ook
goed. Omdat er een goed voedsel
aanbod is. Is er een goede pollen
biotoop, dan heeft de uil genoeg
muizen, omdat de muis de ruimte
heeft om zich te ontwikkelen. Dat is
wat er nu gebeurt ook. Dat blijkt
wel, want we hebben behoorlijk wat
uilen in het bos, veel meer dan in
het verleden. Het hangt dus alle
maal met elkaar samen. Toch blijft
de ree, al is het op afstand, voor het
publiek toch het meest tastbaar. Wat
is er leuker dan een ree met kalf?".
Het streven van elke bosbeheerder
is alles zo goed mogelijk in even
wicht te krijgen. Hij moet niet alleen
maatregelen treffen om schade door
konijnen tegen te gaan, maar ook
door vossen. "De vos hoort is de
bossen. Er mogen er best een paar
zijn, maar er zijn er al gauw te veel.
Want de vos heeft geen natuurlijke
vijand meer. Vroeger was dat de
wolf maar die komt hier niet meer
voor. De vossenstand kan zich dus
gemakkelijk uitbreiden en snel ont
wikkelen. Ze kunnen twee nesten
per seizoen hebben. Een nest heeft
gemiddeld vier jongen, al zijn er ook
met acht of negen. Als je tien van
zulke nesten in je boswachterij hebt,
begrijpt iedereen begrijpt dat dit ten
koste gaat van gigantisch veel ree
kalfjes.
Anti-jagers zeggen: als er geen eten
meer is, sterft de vos vanzelf wel uit.
Die komt niet buiten z'n eigen ter
ritorium. Dat is niet waar. Ze gaan
de bebouwing in. Bij herhaling krij
gen we klachten over hier een dode
gans, daar een dode kip. Vorige
week liep er nog een vos op de Bos
straat. Bij elk vossenhol kun je res
tanten vinden van allerlei dieren die
ze gevangen en gevreten hebben.
Dat is op zich niet zo erg, als er
maar niet te veel komen. Een vos
mag best een keer een reekalf pak
ken, dat is de natuur. Maar als je
tien reekalveren hebt, moeten ze er
geen tien pakken. Dan ben je voor
niks bezig.
De laatste jaren worden de stemmen
luider van mensen die zeggen: on
der geen enkele voorwaarde meer
jagen, Dat is goed, althans voor zo
ver het de plezierjacht betreft. Die
moet naar mijn mening ook afge
schaft worden. Maar helemaal niet
meer jagen betekent een behoorlijke
aanwas van bijvoorbeeld vossen. Er
lopen er nu in de Soester bossen
minstens tien. Dat lijkt misschien
niet zoveel, maar het is echt veel te
veel. Eén span vossen op 500 hec
tare (de omvang van het Soester
bosgebied) is mooi. Maar dat is niet
realiseerbaar".
Bergeend verdwenen
Vossen hebben het niet alleen voor
zien op het jonge reewild, maar ook
op alle grondbroeders, vogels die op
de grond broeden. "Daar blijft niets
van over. Die pakt een vos sowieso.
We hadden jarenlang bergeenden in
de duinen. Een apart beestje dat in
een konijnenhol broedt. Als het
laatste kuiken uitgekomen is, gaan
ze al lopend naar een watertje toe.
De laatste die hier zijn gezien, zijn
zover niet eens gekomen. De laatste
drie, vier jaar zijn ze hier niet meer
gesignaleerd. Dat is jammer".
Tupker ziet de bergeend niet zo
gauw meer terugkomen: "Zodra ie
er is, heeft een vos hem te pakken.
Gewoon omdat er zoveel vossen
zijn".
Soms schiet men door in de zorg
voor het wild, vindt Tupker. "Laatst
was er een ree uit de paleistuin ver
jaagd door andere bokken. Hij
kwam steeds grazen in de weilanden
achter de Stadhouderslaan. Ik heb
toen geadviseerd hem af te schieten.
Dat mocht niet. Het kan twee, drie
dagen duren, je kunt er op wachten
dat er op een dag een hond achter
aan gaat. Dat is ook gebeurd. De
reebok kwam ojp de Stadhouders
laan en werd daar door een auto
doodgereden. Dan denk ik: afschie
ten om zulke ongelukken te voorko
men mag niet, onder een auto ko
men wèl, zelfs als de bestuurder in
het ziekenhuis terecht zou komen.
Ik vind dat in zulke gevallen de ver
houdingen uit het oog worden ver
loren" zegt Tupker.
Pure noodzaak
Daarom moet er sprake zijn van
wildbeheer. Er moet in bepaalde
omstandigheden een mogelijkheid
zijn om in te grijpen. Soest kent dan
ook geen jacht tenzij... Maar er zal
nooit iemand in Soest kunnen zeg
gen dat wild 'zomaar' wordt afge
schoten. Als er al sprake is van af
schieten, gebeurt dat in het kader
van een regulatie, dus uit pure
noodzaak. Voor het overige is het
beheer uitsluitend gericht op een zo
evenwichtig mogelijke wildstand.
Een evenwicht dat men mede pro
beert te bereiken door het treffen
van allerlei voorzieningen. Een
voorbeeld daarvan zijn de drie
drinkplaatsen die door de boswach
terij verspreid zijn aangelegd en die
in de droge periode tot nu toe hun
nut al ruimschoots hebben bewezen.
Met name vogels en eekhoorns ma
ken er druk gebruik van, maar even
goed konijnen en reeën maken er
gebruik van, zoals uit de sporen
blijkt die er gevonden zijn. Ook de
drinkpoelen die de gemeente heeft
aangelegd in het buitengebied zijn
een succes. "Aan de prenten kun je
precies zien. wat er komt drinken.
Voldoende water is ook voor dieren
essentieel", zegt Tupker.
De gemeente doet er dus veel aan
om de wildstand op peil te houden.
Maar als het evenwicht wordt ver
stoord of dreigt te worden verstoord,
dat moet er gereguleerd worden.
Dus in Soest is geen sprake van
jacht tenzij...