Amersfoort en Omstreken 1872. vooE Zaterdag- 2 Maart. Uitgever: A. M. SLOTHOUWER Uren van vertrek der algemeene Communicatie middelen voor Amersfoort. Murk's Twaalfde. Beelden uit Noorweg-en. JSo. 10. WEEKBLAD Dit Blad verschijnt des Zaterdags namiddag. Abonnementsprijs voor Amersfoort per 3 maanden ƒ0.75. Franco door het geheele Rijk0.85. Afzonderlijke nummers 7Vg Cent. Boekhandelaren en Postdirecteuren nemen bestellingen aan. TE AMERSFOORT. Advertentiën van 15 regelsƒ0.50. Iedere regel meer0.10. Groote letters worden berekend naar plaatsruimte. Dienstaanbiedingen door den belanghebbende in persoon bezorgd 0.25. Nederlandsche Centeaal-Spoorweg Diligence-dienst naar Maarsbeegen en Barneveld. Vertrek van Amersfoort naar Utrecht 9.17, 1.42, 2.20, 8.6. Van Amersfoort naar Maarsbergen: Naar Barneveld: Zwolle 9.14, 2.5, 4.19,8.25. 'smorgens 6.45namiddag 4.30. des av. 81/g n. aank. d. laatste tr. (Zijne geboorte en zijne overige wederwaardigheden.) van Edward Jenkinsdoor Jo. de Vries. Een paar uur heb ik gezworven in de afzichtelijke achterbuurten eener stad ('t doet er niet toeof ze Amsterdam of Amersfoort of anders heet), Ellende niets dan ellendeGe moet er niet heen gaan Mevrouw, om te zien of 't werke lijk >wel zoo erg" is. 't Zou u rouwen om de fijne laarsjesdie ge bemodderd weer thuis zoudt brengen; 't zon jammer zijn van uw gansche toilet; uwe kuische ooien zouden beleedigd worden door 't met heesche keelen gezongen straatlied of door de lyrisehe ontboezemingen van haar, die alleen in de kerk onze zusters zijn, neen slechts genoemd worden uwe oogen zouden zich met afschuw afwenden van die onoogelijke, bleekwangige wezens, die eene bespotting schijnen van het woord: God schiep den mensch naar zijn even beeld 't hart zou u omkeeren bij de wan geuren, die uit de bouwvallige krotten (wier eigenaars God genadig zij) u tegen- waaien; huiveren zoudt gij op 't gezicht dier bibberende kinderenbarrevoets, niet naakt en toch niet gekleedhuiveren envoortgaan? Werkelijk Mevrouw of wie gij zijn moogtga er niet heen ter wille van uwe zenuwen en uwe schoen tjes en a!s gij 't dan volstrekt weten wilt, hoe 't er uitziet en wat er voorvalt in 't gebied der huisjesmelkende woekeraars, lees dan Murk's TwaalfdeWellicht kan deze vertaling de fabelde spiegel zijn waarin ons lieve Vaderland zich zacht spiegelt aan Engelands gebreken." Iederdie niet van alle menschelijkheid ontbloot ismoet zien of hoorenwelke jammeren de mindere arbeidersstand lijdt, hoe hij van den eenen dag in den anderen worstelt met armoede, honger en ziekte naar lichaam en geest. Ieder moet het weten, dat daar in den lande honderden en duizenden het dier meer gelijk zijn dan den mensch, opdat hij medeljjden hebbe en uit medelijden helpe. Of, is zijne borst voor vreemde ellende onkwetsbaar, dat hij het uit zelfzucht dan doe; want het ge brek maakt wanhopig en de wanhoop brengt razernij en reeds smeult er menige vonk in de benedenverdieping van het maatschappelijk gebouw. »De tijd is misschien niet verre dat (wij) allenzullen wakker schrikken bij het uitslaan der vlammen. Wat zal het weinig baten, of men dan al met brand- emmers en spuiten komt aanzetten. De dwazen! Zij hadden het gebouw vuurvrij moeten en kunnen maken." Ik kom op het boek terug. »De vader heette Murk en de moeder vrouw Murk en het kind was een jongen tjeOnze jonge vriend was hun twaalf de spruit." Poot mocht van eenen boer zingen: FEUILLETON. eene gevaarlijke vrijerij. I. Indertijd, toen Aslaug een volwassen meisje was, was er rust noch vrede meer in Husaby. Integendeel, dag en nacht waren de knapste jongens van de gansche buurschap aan 't twisten en plukharen. Zaterdags avonds was 't ergst. Dan echter legde zich de vader, de oude Knud Husaby, nooit ter ruste, zonder ten minste zijn leeren broek aan te houden en een duebtigen berkeknup pel voor zijn bed te leggen. »Heb ik een aar dig dochtertje, dan zal ik ook wel op haar weten te passen," zei Knud. Thore Nesset was maar de zoon van keu terboer en toch waren er lieden, die zeiden, dat hij het vaakst een bezoek bracht aan de boerendochter op Husaby. Dat stond den ouden knud niet aan; hij zeide, dat het niet waar was, hij tenminste had hem er nooit gezien. Maar toch monkelde de lui onder elkander, dat, als hij maar eens goed op de deel had willen zoeken, waar Aslaug altijd zooveel te beredderen had, hij Thore wel ge vonden zou hebben. 't Voorjaar kwam in 't land en Aslang trok met de kudde den berg op. Als dan de dag zich heet over de dalen uitbreidde, de rots zich koel daarboven verhief, de koe klokjes weerklonken, de herdershond blafte, Aslaug jodelde of op den ho£en blies, dan werd het den knapen zoo wee om bet hart, als zij in de nabijheid kwamen en dit tafereel beschouwden. En op den eersten Zaterdag avond sloop de een na den ander naar boven. Doch zij kwamen sneller weer beneden, dan zij gekomen waren; want boven stond een jonge man en paste op, ontving ieder die kwam, en slingerde hen als een tol zoo ge ducht in 't rond, dat hij zijn heele leven aan de woorden moest denken, die hij tot afscheid ontving: »Kom op een anderen keer terug, dan zul je nog meer hebben." V oor zoover de jongens konden narekenen, was er in 't gansche kerspel maar een, die zulke vuisten had, en deze een was Thore Nesset. En al de rijke boerendochters meen den, dat het toch wel wat erg was, dat »zoo'n keuterboer, zoo'n kneuterboer" zoo in de gunst stond bij Aslaug Husaby. Dat meende de oude Knud ook, toen hij er van hoorde, en hij liet zich ontvallen, dat, als er dan niemand anders was die hem baas kon worden, hij zelf dat varken wel eens zou was- schen. 't Is waar, knud begon al zoo zoetjes aan oud te worden, doch, al had hij de zestig al achter den rug, wanneer 't hem wat al te vervelend in huis werd, nam het nog wel eens graag tegen zijn oudsten zoon op. Naar de bergweide van Husaby leidde slechts een pad en dat liep door den tuin van de hoeve. Den volgenden Zaterdagavond, toen Thore weer den bergop wou en stilletjes over het heem sloop, lichter om 't hart, toen hij de gebouwen maar eerst voorbij was schoot er plotseling een man op hem toe. Wat wilt ge van mij zei Thore, en sloeg hem in 't gezicht, dat 't in hem piepte. »Dat zal 'k je vertellen," zeide een ander, die hem eenen nekslag toebracht; dat was haar broer. »Hier is de derde kerel," riep de oude knud en vloog hem te lijf. 't Gevaar maakte Thore sterker. Hij was leenig als de wilgen en sloeg om zich heen, dat het knapte; hij wrong zich, hij bukte zich; waar een slag viel, was hij niet; waar niemand 't verwachtte, deelde hij uit. Nog- tans hij werd vreeselijk afgebekt. Maai de ouden knud zei achterna toch: »Met dap perder jongen heb ik nooit gevochten." Zij sloegen toe, tot er bloed stroomde; toen echter zei Husaby: »Halt!" en daarop tot den afgeroste: »Kunt ge den volgenden Za terdag bovenkomen, in weerwil van Husaby en zijne jongens, dan zult ge de deern hebben. Thore pakte zich weg, zoo goed hij kon, en toen hij thuis was, legde hij zich te bed. Er liepen veel praatjes van de vechterij op Husaby, maar allen zeiden: >Wat deed hij er ook." Er was maar een, die het ïjiet zei, en dat was Aslaug. Lang had zij dien Zaterdagavond op hem gewacht en toen ze vernam, wat er tusschen Jiem en haren vader voorgevallen was, zette zij zich neer en weende en zeide in zich zelve: »Als ik Thore niet krijg, dan heb ik in mijn leven geen vroolijk uur meer/'

Historische kranten - Archief Eemland

Weekblad voor Amersfoort en Omstreken | 1872 | | pagina 1