vuld zijn, vervallen de ingezetenen in de verplichting om deze zelveu ten kantore te brengen, bij gebreke waarvan zij zich bloot stellen aan de boete van achtmaal het bedrag der belasting bij art. 35 4 der wet vastge steld. c. Dat niemand zich op verzuim in de uitreiking of ternghaling van het biljet kan beroepen, daar diegene, welke in zoodanig mogelijk, doch hoogst onwaarschijnlijk ge val mocht verkeeren, verplicht is zijne op gave, vóór of op den 31. Mei 1872, ten kan tore van den Ontvanger intedienen, bij wien de inschrijvingsbiljetten, ter invulling, kos teloos verkrijgbaar zijn. d. Dat, ingeval de bewoners van het huis niet kunnen schrijven, de Ontvanger of zijn gemachtigde, des gevraagd de invulling zal doen, in des bewoners naam, zonder daar voor eenige betaling te kunnen eischenmet vermelding van de reden waaromzullende zoodanige aangifte door den Ontvanger of door zijnen gemachtigde in tegenwoordig heid van een derden persoon, en met en be nevens dezen worden geteekend, na vooraf gaande voorlezing. e. Dat van de terughaling der biljetten aan de ingezetenen een behoorlijk bewijs zal worden gelaten. Dat bij de wet van 9 April 1869 (Staatsblad No. 59) onder anderen de navol gende bepalingen zijn gemaakt »Wegens vrouwelijke dienstboden die, »op den 1. Mei des jaars waarover de belas- »ting loopt, ouder dan 18 en jonger dan 21 jaren zijn, bedraagt de belasting 5 (voor iedere) zonder toepassing van het opklim- »mend tarief. »Geene belasting is verschuldigd voor de »éénige vrouwelijke bediende, overigens »naar de 1ste, 3de of 4de klasse belastbaar »in dienst van den belastingschuldige welke »geene andere bedienden houdt en vier of »meer eigen of aangehuwde kinderen, kinds kinderen ofpupillen bij zich heeft inwonen, »die op den 1. Mei des jaars waarover de be- lasting loopt, jonger dan 21 jaar zijn. sDie na den 15. Mei een perceel in gebruik »neemt, is voor dit perceel de belasting naar »de vier eerste grondslagen voor den tijd des dienstjaar die nog over is, verschuldigd. »Aan den belastingschuldige die in den loop »desdienstjaars een perceel verlaat, zonder s> daarin eenige roerende goederen of iemand sin zijnen dienst achtertelaten, wordt ont- vheffing verleend van zijnen aanslag naar de svier eerste grondslagen voor den tijd des »dienstjaars die nog over is, indien daarvan »door hem binnen den tijd van eene maand volgende op die waarin hij het perceel ver sliet, tegen bewijs schriftelijk aangifte is gedaan ten kantore des ontvangers op een aldaar kosteloos verkrijgbaar biljet." »De ontheffing wordt ook verleend over »het driemaandelijksch tijdvak waarin het »pereeel werd verlaten, indien de belasting schuldige daarna, doch in den loop van ^datzelfde tijdvak, een ander perceel, waar- »voor hij belastingplichtig is, in gebruik vneemt." »Bij overlijden van den belastingplichtige treden zijne erfgenamen in dezelfde rechten »en verplichtingen." g. Dat zij die in de bezorging der ver klaringen of aangiften voor het patentrecht mochten zijn voorbijgezien, zich daarop niet kunnen 'beroepen, maar de verklaringen, »Ja," ging Hall voort, om gebruik te maken van den indruk, dien hij op hem scheen gemaakt te hebben; »gij zult haar weder zien, uwe Lucia, met wijd geopende armen zal zij u te gemoet ijlen en vrolijk zal haar goudblond haar in den wind »Gij liegtgij liegtLucia's haar is zoo zwart als ebbenhout. Man! gij hebt haar nooit gezien! Hoeveel weegt gij »0 bijna niets! slechts een paar pond!" Torena greep hem met beide handen en hief hem over den rand van den schuit; nog één oogenblik en hij zou hem in de on metelijke diepte hebben neêrgeslingerd. »Torenoriep de ongelukkige, s>gij wilt Jiooger?" »Ja!" verkrijgbaar bij den rijks-ontvanger, in per soon of door een gevolmachtigde moeten indienen. h. Dat zij die een bezwaarschrift indienen, ingevolge art. 1 der wet van den 4. April 1870 (Staatsblad No. 60) verplicht zijn tot de overlegging van een duplicaat-aanslag biljet, tegen betaling van vijf cents bij den ontvanger verkrijgbaar. Wordende al verder kenbaar gemaakt, dat, naar aanleiding van art. 29 2 der wet op de personeele belasting van 29 Maart 1833 (Staatsblad No. 4), tot Tegenschatters voor de gemeente Amersfoort zijn benoemd: W. YAN DOORNIK, Timmerman, en W. STOL, Bode, wonende beiden alhier. En, opdat niemand hiervan onwetend heid voorwende, zal deze worden gedrukt en aangeplakt op de daarvoor gebruikelijke plaatsen. Amersfoort, den 18. April 1872. Burgemeester en Wethouders voornoemd, De Secretaris, De Burgemeester, W. L. SCHELT US. A. G. WIJERS. KENNISGEVING, De Burgemeester en Wethou ders van Amersfoort, Gelet op art. 265 der gemeentewet, Doen te weten, dat het oorspronkelijk kohier der plaatselijke directe belasting op de Honden over het dienstjaar 1872 door den raad is vastgesteld en gedurende acht dagen, te rekenen van heden, alle werkdagen 's voormiddags van 10 tot 1 uur des namid dags, op de Secretarie der gemeente voor een ieder ter lezing zal liggen. Amersfoort, den 16. April 1872. Burgemeester en Wethouders voornoemd, De Secretaris, De Burgemeester, W. L. SCHELTUS. A. G. WIJERS. AMERSFOORT, 19 APRIL 1872. Al wie Donderdag 18 dezer het Gerechts gebouw alhier des voormiddags ten elf uur binnentrad, behoefde^niet te vragen of eene gewichtige, groot belang inboezemende zaak ter terechtzitting van de Arr.-Rechtbank werd behandeld. Een drom van menschen stond opeengepakt in de voor het luisterend publiek bestemde ruimte, welke den toene- menden aandrang niet kon bevatten, zoodat nog een aantal opgehoopt stond in het voor huis, ja zelfs op de trap naar boven. Boven dien verkregen nog vele personen eene plaats in de eigenlijke gerechtszaal zelve. En niet vreemd was die belangstelling, want het was de eerste dagwaarop de openbare behandeling plaats had der aan klachten van het Openbaar Ministerie tegen hen, die beschuldigd waren een werkdadig aandeel genomen te hebben aan de ongere geldheden en baldadigheden bij gelegenheid van het Aprilfeest hier ter stede gepleegd. De eerste zaak was gericht tegen G, van der Laak, huisvrouw van P. van Naarden. Zij was beschuldigd in den avond van 2 April jl. op vijf verschillende plaatsen glas ruiten met de hand te hebben ingeslagen. Uit het verhoor der vier getuigen bleek, dat 2 vrouwen (de beide eerste getuigen) van den Koppel af, alwaar de beschuldigde smaadredenen tegen de Roomschen had ge uit, langs 't Havik en den Singel tot aan de Langestraat in de onmiddelijke nabijheid der beklaagde achter den optocht (waartoe bekl. »Het is uw wensch den ballon lichter te maken?" »Ja, ja!" »En hoeveel weegt gij zelf?" »Twee honderd pond." »Goed, spring dan zelf naar beneden, en de ballon zal met zulk een ongeloofelijke snolheid stijgen, dat zij spoedig den hemel zal bereiken." Eenige oogenblikken bedacht de onge lukkige zich. »Dat is waar," zeide hij; »gij hebt gelijk!" en hij zette Hall op den bodem van het schuitje. »Mijn Schepper!" riep hij toen, »ik kom tot UBij U alleen zal ik mijn kind, mijn Lucia wedervindenen met een vertwijfel- niet behoorde) hadden geloopen en gezien dat deze bij Post op 't Havik, bij Pijpers aan de Bloemendaalsche Binnenpoorten in een leêg huis aan den Singel glazen insloeg en daarvan bloed aan de handen had. Tegen over den 3en getuige had de bekl. zich op dit feit beroemd, en de 4e get. (de sergeant van Politie L. Stern) had haar zelfs op de Langestraat vastgehouden, omdat zij zoo oproerig was, doch weder moeten loslaten. Beide laatste getuigen hadden haar ook, kort na het inslaan der ruiten, met bebloede han den gezien. Beklaagde ontkende noch er kende de ten laste gelegde feitenvoorge vende zeer dronken te zijn geweest, niets meer te weten, en misschien door den aan drang van de volksmassa door de ruiten te zijn geduwd. De getuigen hadden echter niet veel van die dronkenschap bespeurd. Daarna nam het O. M. bij vonnis van den subst. off. Jhr. Mr. de Jonge, het woord hij schetste in overtuigende trekken het schandaal dat in die baldadigheden gelegen was, waardoor de openbare rust en orde werd verstoord, en nog wel in een land als het onze, zoo bij uitnemendheid het Land der Vrijheid genoemd; hij achtte het een ge vaarlijk teeken des tijds, dat men op die wijze zijn wraak zocht te koelen tegenover andersdenkenden, die niet hadden willen vlaggen, ofschoon toch een ieder daarin vrij heid van handelen moest gelaten worden, en hij vertrouwde dat de Rechtbank deze zaken met de grootste gestrengheid zou behande len, gelijk hij die in acht zou nemen in het vervolgen daarvan. Op grond van de afge legde getuigenissen rekende ZEA. de zaak voldoende bewezen, en requireerde voor de beschuldigdeter zake van 3 opzettelijke verbrekingen van afsluiten, een cellulaire ge vangenisstraf van zes maanden en drie da gen, 3 geldboeten ieder van f25 (subsidiair 3 dagen cellulair voor iedere wanbetaling) en veroordeeling in de kosten. De tweede zaak gold den lucifersventer P. M. Colmjon, beschuldigd op dienzelfden avond tusschen 10 en 10y2 uur een steen door een der glasruiten van de woning van De Groot aan de Utrechtsche straat te heb ben geworpen. De le getuige (een onbezol digd gemeente-veldwachter) had dit gezien en daarvan op zijn ambtseed proces-verbaal opgemaakt, waarbij hij thans onder eede tot viermaal toe volhardde, niettegenstaande de pertinente ontkentenis van den beklaagde. Deze laatste erkende echter de waarheid der getuigenis van den agent van politie Vos (2e getuige), die hem een uur later op den Hof bij den arm had gegrepen, juist op het oogenblik dat hij bij Bonnier een ruit wilde ingooijen. Opmerkelijk was ook de verkla ring van den beschuldigde, op de vraag van een der Rechters hem deswege gedaan, dat hij bij den Heer van den Berg aan de Utr. straat had aangescheld, en dezen nog, voor dat het feit bij de Groot plaats had, waar schuwde „dat bij de Groot de glazen wel ingegooid zouden worden, als er geen vlag werd uitgehangen." O O Het O. M. achtte ook deze zaak genoeg zaam bewezen, en requireerde, ter zake als voren, veroordeeling tot eene cellulaire ge vangenisstraf van drie maanden, f 25 boete (subsidiair 3 dagen cellulair) en de kosten. Uitspraak Donderdag 25 April's mor gens kwartier voor elven, zullende alsdan anderen voor hetzelfde feit terecht staan. den sprong over boord springendver dween hij. De ballon en zijn bezitter kwamen be houden aan. De laatste echter had weken lang een hevige koorts. Het eerste, dat hij na zijn herstel deed, was het bevel zijn gevaarlijk speeltuig tot eiken prijs te verkoopen; en nu, nadat er reeds vele jaren sedert zijn verloopen met een trouwe echtgenoot aan zijne zijde en een viertal bloeiende kinderen om hem henen denkt hij nog met ontzetting aan zijn laat ste luchtreis. Naar het Duitsch.

Historische kranten - Archief Eemland

Weekblad voor Amersfoort en Omstreken | 1872 | | pagina 2