Overzicht der week.
W. in overleg met den hoofdonderwijzer
en den distrikts-schoolopziener opgemaakt,
bestaat uit A. Passer te Strijen, H. P.
Meilink te Wadway en H. J. Knol te
Oudehaske. De eerstvoorgedragene wordt
met 10 st. benoemd, terwijl de tweede 2
st. erlangde.
De wethouders Seheerenberg en v. Sasse
y. Ysselt worden benoemd tot leden, de
heeren L. E. Lagerwey en Croockewit tot
plaatsvervangende leden van de schutterij
kommissie.
Yerzoek van den ingenieur der holl.
spoorwegm. om in eigendom over te nemen
een gedeelte van den Hezerweg, voor zooveel
dit ter onteigening voor den oosterspoorweg
is aangewezen op eene uitgebreidheid van
ÏO1/» aren. Nadat bij meerderheid van stem
men tot dadelijke behandeling besloten was,
wordt met alg. st. besloten tot kosteloozen
afstand van het gedeelte weg, geschat op eene
waarde van ƒ10. Het recht van overweg is
onder de voorwaarden opgenomen.
Eene voordracht tot af- en overschrijving
op posten der begrooting van de dd. schutte
rij over 1871, wordt met alg. st. goedge
keurd.
Voorstel van Burg. en Weth. 1 om den
heer J. A. Leopold, leeraar in deNederland-
sche en Hoogduitsche talen en letterkunde
aan de hoogere burgerschool, de verplich
ting op te leggen om vóór den aanvang
van den kursus 1873/74 eene akte van
bekwaamheid in de hoogd. taal en letter
kunde te verwerven; 2. om hun machti
ging te verleenen tot het doen van eene
oproeping van sollicitanten naar de be
trekking van leeraar in de staathuishoud
kunde en handelswetenschappen. Het
eerstgedane voorstel wordt ter sekretarie
nedergelegd, om in eene volgende verga
dering behandeld te worden, terwijl over
eenkomstig het tweede deel z. h. o. de
macht tot oproeping wordt verstrekt.
Ingekomen is de goedkeuring van Ge-
dep. Staten op de voorgedragen af- en
overschrijving van posten op de gemeente-
begrooting over 1871. Voorinformatie.
In de zitting der Tweede Kamer van 26
April beantwoordde de Minister van Finan
ciën (Blussé) op geestige en kordate wijze de
verschillende sprekers over de door hem
voorgestelde Inkomstenbelasting c. a.en was
niet ongeneigd, indien de wet gehandhaafd
bleef, de verlangde vermindering der heffing
van 2 tot 1 percent toetegeven, doch hij wees,
met het oog op groote werken in de toekomst,
uitdrukkelijk op de behoefte der schatkist,
hoe gunstig de toestand ook voor het oogen-
blik was. Van Lynden wilde dat men op den
afstand van */5 van het personeel aan de ge
meenten zou terugkomen, en het patentrecht
met den zeep-accijns, doch niet den accijns
op het geslacht afschaffen. Van Kerkwijk
bestreed evenzeer het ontwerp met het oog
op de grondeigenaars, en wenschte de belas
ting, evenals in Engeland, meer geregeld
naar de bronnen van inkomsten; hij achtte
wijziging van ons belastingstelsel voldoende,
maar hervorming overbodig.
Den 27. April verklaarde Heemskerk Az.
op historische gronden, dat eene Ink.-Bel.
hier te lande nooit populair kon worden, en
het ontwerp alleen als noodwet in aanmer
king kon komen; hij noemde de wet arbi
trair en vexatoir, en verdedigde zelfs de pa
tentwet, die volgens hem slechts eenige ver
betering behoefde. Van Nispen's hoofdbe
zwaar tegen het ontwerp was de meerdere
druk op de grondbelasting; hij achtte den
toestand van den minderen man reeds veel
verbeterd, en wilde niet meegaan met de
drijvers die de sociale quaestie ten eigen bate
exploiteeren. De Bieberstein zag bij aanne
ming der wet, de Limburgsche middenklasse
in zijne verbeelding al naar Brussel verhui
zen. Godefroi, die evenals Viruly het votum
over deze wet als eene louter economische
quaestie beschouwde, bestreed de wet als on
rechtvaardig, omdat zij ongelijkmatig drukt
en een zeer groot deel van het'volk treft om
tegelijk een klein, deel te achterhalen; ook
hij zou de 4/5 van het personeel ten behoeve
van het Rijk willen terugnemen, en ver
klaarde zich ten slotte groot voorstander van
tabaksbelasting. De Bruyn Kops was vóór
het hoofdbeginsel der wet, vooral in zoover
het patent en geslacht afgeschaft werden,
maar achtte het ontwerp eene dubbele belas
ting van het grondbezit.
In de zitting van 29 April verdedigde
Cremers de wet, ofschoon daardoor als kapi
talist en grondeigenaar zelf zeer getroffen;
het beginsel toch, zeide hij, is rechtvaardig
en de pachtwaarde van den grondeigendom
zeer gestegen; ook hij zag in de stemming
geen politiek gewicht. Kuijk repliceerde op
de rede van den Minister, als ook Kappeijne,
die met meesterlijke welsprekendheid nog
vijf kwartier lang de wet bestreed, hoewel
hij daarmede alle politiek buiten spel liet.
Van Nispen verklaarde zich mede tegen op
reeds aangevoerde gronden, terwijl van der
Linden breedvoerig de wet verdedigde.
Haffmans, die het ontwerp bestreed, omdat
hij er den toeleg in zag om gedekt te zijn te
gen het ontvallen of loslaten der Indische
baten, moest natuurlijk bij deze gelegenheid
(ofschoon geheel ongepast, zoodat hij zelfs
tot de orde werd geroepen) zijn haat weêr
koelen tegen den Minister v. Justitie, toen
hij zeide dat het hoofd van het kabinet, tij
dens zijne ziekte, het werk van Staat heeft
overgedragen aan onervaren zwakke handen
en aan een Min. v. Just, die allerlei stout
moedige en avontureuse voorstellen doet!
(Gelukkig is die uitval zeer onschuldig.)
Den 30e April maakte een einde aan de
algemeene beraadslagingen. Voordat deze
werden gesloten, voerden Begram en Ar-
noldts nog de bekende gronden tegen het
ontwerp aan, o. a. dat de kleine burgerij en
middenklasse er te zeer door gedrukt, en dat
het patent kan verbeterd en uitgebreid wor
den; was van Beymabereid over zijne bezwa
ren tegen de wet heen te stappen, al zag hij
liever de percentage verminderd en de be
lasting niet toegepast op den grondeigen
dom, en repliceerde de Minister breedvoerig
al de hier vorengenoemde bestrijders der wet,
met nadere uiteenzetting van haar doel,
strekking en urgentie. Daarna werd de dis
cussie geopend over artikel 1 met de amen
dementen.
Op dit artikel 1 luidende
„Er wordt eene directe belasting geheven van hetjaar-
lijbseh zuiver inkomen van elk ingezetene des |Rijks die
daarvan naar art. 9 niet is vrijgesteld."
zijn de volgende 3 amendementen voor
gesteld
1. door van Delden, die den grondei
gendom wil afscheiden van deze wet, door
de bijvoeging:
„voor zoover dat inkomen niet krachtens recht van bezit
of eenig ander zakelijk recht, waarop de verplichting tot
betaling van grondbelasting rust, getrokken wordt uit hier
te lande gelegen onroerende goederen.
2. door Smidt, die aan het artikel wil
toevoegen
„en van alle in het Rijk gevestigde zedelijke lichamen,
stichtingen, maatschappijen en naamlooze vennootschappen.
Deze beide amendementen waren reeds
vroeger gedrukt aan de Leden rondgedeeld.
3. door Tak die voorstelt het artikel
aldus te lezen:
„Er wordt hier te lande eene directe belasting geheven
van de zuivere jaarlijkschc inkomsten:
a. uit onroerende goederen.
b. uit roerende goederen.
c. uit arbeid, beroepen, handel, nijverheid en andere on
dernemingen.
d. uit openbare ambten, bedieningenbetrekkingen, uit
wachtgelden en pensioenen, uit de openbare kassen ge
noten.
e. uit eiken anderen hoofde, niet vallende onder abc
of d.
Dit laatste amendement, geschoeid op den
leest van het Engelsche stelsel naar de bron
nen van inkomsten, werd eerst in deze zit
ting ingediend, zoodat de vraag werd geop
perd of het wel mocht worden toegelaten.
De Kamer beantwoordde echter die vraag
bevestigend, waarna de drie amendementen
door de voorstellers werden toegelicht en
verdedigd. De hierop door van Akerlaken,
en nog vier andere Leden voorgestelde motie
van orde, om de amendementen tot onder
zoek te verzenden naar de afdeelingen, werd,
na bestrijding door van Lynden en zelfs ook
door Jonkbloet, met 40 tegen 37 stemmen
verworpen. (In deze zitting kwam een wets
ontwerp in tot bekrachtiging eener over
eenkomst met de Amsterd. Kanaalmaat
schappij.)
In de zitting van 1 Mei voerden de HH.
Gratama, Rutgers van Rosenburg, Heems
kerk Az.van Houten, Fransen v. d. Putte,
de Bruyn Kops, G. van Nispen en Storm van
's Gravesande het woord over de voorge
stelde amendementen. Al die redevoeringen
hier te resumeren achten wij onnoodig. Ge
noeg zij het te vermelden, dat de belangrijk
ste rede was die van den Heer Fransen v. d.
Putte, die het ten deele verloren evenwicht
tusschen den Minister en de liberale partij
bestaande, trachtte te herstellen, door de in
sinuatie van van Houten, als zou de motie
van Akerlaken met het amendement Tak in
verband staan, beneden den voorsteller te
achten. Bij aanneming van dat amendement
zal nieuw overleg met de Regeering noodig
en mogelijk zijn. De Heer Bruyn Kops stelde
een subamendement voor, en wel om de 2e
alinea van het amendement Tak aldus te
lezen
c. uit onroerende goederen niet onderworpen aan grond
belasting.
e. uit eiken anderen hoofde, uitgenomen aan grondbelas
ting onderworpen goederen, niet vallende onder ab,
c of d.
Overigens onderscheidde zich de geheele
beraadslaging door allerlei treurige persona
liteiten, waarbij zelfs eene vergelijking met
Don Quichotte, zoekende naar zijne schoone
Dulcinea niet vergeten werd.
De zitting van 2 Mei maakte een einde
aan den (om Rutger 's uitdrukking te ge
bruiken) tiendaagschen parlementairen veld
tocht. Na langdurige beraadslagingen,
waarbij de Minister verklaarde, bij aanne
ming der wijzigingen door de HH. v. Deldea
en Tak voorgesteld, het wetsontwerp te zul
len omwerken, trok Bruyn Kops zijn sub
amendement in. De amendementen wer
den allen verworpendat van Tak met 50
tegen 28, van van Delden met 64 tegen 14.
van Smidt met 41 tegen 37. Het artikel 1,
is verworpen met 51 tegen 27 stemmen.
De minister heeft daarop de wet inge
trokken. Afwezig waren Brouwer en
Gratama.
En zoo is het dan uitgemaakt, dat het
Nederlandsche volk voor alsnog geene in
komstbelasting verlangt. Onvruchtbaar is
echter de strijd niet te noemen, want het
staat vast dat de meerderheid der Kamer
een afkeurend oordeel heeft uitgesproken
over het mutatie-recht, den accijns op zeep
en geslacht, het bestaande patentrecht en
de dubbele belasting van den grondeigen
dom. De horizont is dus in die opzich
ten niet verduisterd.
De Kamer werd nu gescheiden tot
Maandag 6 Mei, wanneer de beraadsla
gingen worden geopend over de Indische
taneven.
De Minister van Financiën (Blussé) heeft
heden (3 Mei) zijn ontslag aan den Ko
ning ingediend.
o o
Op Woensdag 1 Mei overleed de al-
gemeen beminde en geachte echtge-
I noote van Prins Hendrik der Neder-
landenAmalia Maria da Gloria Au-
8 gustadochter van wijlen den Hertog
I Karei Bernard van Sachsen Weimar-
Eisenach. Zij werd den 20sten Mei
1830 te Gend geboren en trad den I
8 19den Mei 1853 in het huwelijk. Hare
ziekte, eene aandoening der longen, die 3
8 het gevolg was van gevatte koude,
I scheen in den aanvang niet gevaarlijk
ij te wezen. In den nacht van Woensdag H
8 echter maakte eene verlamming der Ion- I
8 gen een einde aan haar leven.
BUITENLAND.
Frankrijk. Men is voornemens maatre
gelen te nemen tegen de oproerige bisschop
pen, die in strijd met het concordaat, zonder
verlof der Regeer ing het leerstuk der onfeil
baarheid afkondigen. De Nationale Ver
gadering heeft eene langdurige beraadsla
ging gehouden over de wet om de dronken
schap te keer te gaan. Tegen de wet werd
aangevoerd, dat dronkenschap eene ondeugd