Amersfoort en Omstreken. 1872. No. 34. Zaterdag* 17 Augustus. Uitgever: A. M. SLOTHOUWER, Uren van vertrek der algemeene Communicatie middelen voor Amersfoort. Laag loon, en toch duur Werk. MIJNE VROUW of eindelijk de rechte. HI. WEEKBLAD VOOR Dit Blad verschijnt des Zaterdags namiddag. Abonnementsprijs voor Amersfoort per 3 maanden 0.75. Franco door het geheele Rijk0.85. Afzonderlijke nummers71/3 Cent. Boekhandelaren en Postdirecteuren nemen bestellingen aan. TE AMERSFOORT. Advertentiën van 15 regelsƒ0.50. Iedere regel meer 0.10. Groote letters worden berekend naar plaatsruimte. Dienstaanbiedingen door den belanghebbende in persoon bezorgd0.25. Nederlandsche Centraal-Spoorweg Diligence-dienst naar Maarsbergen en Barneveld. Vertrek van Amersfoort naar Utrecht 8.5, 11.54, 2.37, 8.6. Van Amersfoort naar MaarsbergenNaar Barneveld: Zwolle 8.41, 1.51, 5.54, 8.30. 's morgens 6.45namiddag 6. des av. 81/,, n. aank. d. laatsten tr. Diligence-dienst J. Floor van Amersfoort naar Amsterdam l1/2 uur nam.van Soestdijk 21/2 uvan Baarn 3 u.Eemnes 3y2 n. aankomst te Amsterdam 6 u. Ieder, die genoeg ontwikkeld is, om ge voel te hebben voor bet welzijn zijner mede- menschen, volgt met gespannen aandacht de velerlei pogingen, die in 't werk worden gesteld om evenwicht te brengen tusscben arbeid en kapitaal. Teleurstelling op teleur stelling is daarbij den belangstellende bereid. Noch de kunstmatige loonsverbooging door welwillende patroons aangeboden, noch de dwang door werkstakingen uitgeoefend lei den er toe bet beoogde doel te bereiken. Alles moet zwichten voor de onverbiddelijke wet van vraag en aanbod en bet despotisme van bet kapitaal. Maar moge er al geen uitzicht bestaan op eene spoedige beslechting van den strijd, die in sommiger oog de gansche maatschappij met eene gewelddadige en verderfelijke om keering bedreigt, er valt toch te wijzen op zoo menige gedeeltelijke verbetering, die aan te brengen zou zijn, indien allerwegen eerlijk werd gestreden. Wanneer men den eisch billijkt, dat de handenarbeid beter moet betaald worden, stelt men zich onwillekeurig den ijverigen handswerksman voor, die van den vroegen morgen tot den avond flink doorwerkt, met slechts enkele tusscbenpoozingen, die hem nauwlijks den tijd laten zijn sober maal haas tig in te slikken. Welk een lot is dit, vergeleken bij dat van den rijken nietsdoener, die een paar uren aangenaam met zijne vrienden tafelt, onder bet genot van keurige spijzen en wijnen Die vergelijking beeft intusscben geene andere waarde, dan dat zij sentimenteele zielen bet baar aangenaam genot van wee moed doet smaken, terwijl zij bovendien na- deeling werkt op den luien werkman, door hem een schijn van recht te geven over zijne karige verdiensten te morren. Eenigszins anders beoordeelt men bet lot van den werkman, indien men bet vergelijkt met dat van den nijveren middelstand. Hier wordt niet slechts een bepaald aantal uren per dag gewerktmenige nachtrust wordt bovendien aan den arbeid opgeofferd, om de zaken aan den gang te houden en zoo moge lijk vooruit te doen gaan. Hoevelenzijn er niet in dezen stand, die langer en met meer inspanning werken dan hunne bedienden of werklieden Dit neemt echter niet weg, dat de hand werksman met het oog op de behoeften van zijn gezin veelal te schraal voor zijn arbeid wordt betaald. Verbetering moet dus worden aangebracht. Maar waar schuilt de fout? Indien wij meer uitsluitend bet oog vestigen op de handwerksliedenstaat tegenover hunne klacht van karig loondie der werk gevers van duur werk. Is die klacht der werkgevers te billijken? In vele gevallen ja. Wij zullen dit met eenige feiten staven. Ge woonlijk ontvangen knechts, die hetzelfde werk kannen verrichten, betzelfde loon. Niet altijd maken de vlijtigen de meerderheid uit. Wie nu, betzij uit overtuiging, betzij om dat bet in zijn aard ligt, stevig doorwerkt, staat somtijds bloot aan de beschimping zijner makkers, wier verzekering dat het toch niet helpt of men al zoo hard zijn best doet bij menigeen den loffeljjken jjver bluscht. Er is weinig werk aan den winkel. Sommige knechts hebben eenige vrees, dat zij gedaan zullen krijgen. Nu wordt er overlegd, en 't blijkt, dat hetgeen men onderbanden beeft, voor iemand is, die bet, altijd volgens de schatting der knechts, wel kan betalen. En wat de eerlijke werk man in één schoft zou hebben afgedaan, vordert er nu twee of drie. Iemand beeft even den timmerman noo- dig voor eene kleine reparatie. Daar komt de man, beziet nauwkeurig wat er te doen is, gaat terug naar den winkel om zijn hamer te balenmoet nog eens weg, omdat bij de benoodigde soort spijkers niét heeft, enz.en wat in een kwartier bad kannen afloopen, is afgewerkt in den tijd van een paar uren. 't Is gebeurddat iemand een buis liet verbouwen, en op een tijd, dat alles aan 't werk moest zijn, de werklieden over viel terwijl zij zeer gezellig met elkander zaten te praten. 't Is gebeurd, dat werklieden op een steiger zaten om een muur in te voegen, FUEILLETON. Bij deze onverwachte mededeeling riepen wij allen, „Ha, zoo 1" en gingen allen op den zelfden dag ieder zijns weegs van Groenendaal weg. Daar hij eenigszins verwonderd was mij zoo vroeg te zien tcrugkeeren, zeide mijn vader: „Maar, mijn beste Constantijn, waart ge niet van plan eenigen tijd uit te blijven „Ja," zeide ik, met een diepzinnig ge laat in een dikken boterham bijtende„ja, maar ik heb la ter mijn plan veranderd." En daar bleef het bij. De betoo- vering was toen en voor altijd verbroken. Maar ook was er een schakel in mijn levens rozenketen verbroken. Ik begon alle rozen, met of zonder oogen, met een kwaad oog aan te zien, en te spreken van „'s levens illu- siën" en van die vaarwel te zeggen, en zoo voort. En ik deed de gelofte, dat het volgende voorwerp, dat ik tot „mijne vrouw" zoude verkiezen, in alle dingen het tegengestelde van de bekoorlijke maar bedriegelijke Lina Roze zoude zijn. Ik was, dacht ik, bedrogen in de poëzie van 't leven, en ik wensebte nu alleen het proza te bestudeeren. Helaasin wat edelen vorm vertoonde zich mijn nieuw ideaal, toen ik de receptiezaal van de gastvrije Mevrouw A. binnentrad I Hare dochter Abla stond voor de theetafel bezig die in orde te brengen. Hare trekkenhare gestalte', bare manieren alles aan haar was recht en regelmatie. Zij zag er nit als de Waarheid in persoon, zoo kwam het mij ten minste voor, in tegenstelling met de fantastische, betoovcrende Lina Roze. Onmiddelijk getroffen door het schoonc Minervabeeld dacht ik aan „mijne vrouw." Maar Abla scheen er alleen aan te denken do honneurs van de theetafel waar te nemen, en keek rechts noch links. Ein delijk waren alle kopjes volgeschonken, en nu draaide zij langzaam haar schoon hoofd om, terwijl ik terzelfder tijd «en basstem uitroepen hoorde„Lundholm Hemel! was dat wezenlijk haar stem. Was het niet eer der de Engel des laatsten Oordeels, die, midden in Mevr. A's avondpartijtje dien zondaar Lundholm ter verantwoor ding riep Alles scheen mij waarschijnlijker dan dat zulk eene stem uit Mejuffer A's mond zou voortkomen. Maar Lundholm, die voor de tafel verscheen om de kopjes op zijn blad te ontvangen, overtuigde mij dat de trompetstem, die pas weerklonken had aan niemand anders toebehoorde dan aan de schoone dame, die ik zoo bewonderd en zelfs in mijn hart „mijne vrouw" genoemd had. Het duurde lang eer ik mij met deze gedachte kon ver zoenen. „Lundholin" klonk lang en vreeselijk in mijn ooren. „Maar alles wel beschouwd," dacht ik, „nu de na tuur Mejuffer A. toch zoo'n basstem heeft gegeven, was het nu niet eerlijk en oprecht van haar die te verbergen of te verzachten Was dit niet een groote beproeving voor hare waarheidsliefde, hare vastheid van karakter en verhevenheid van geest? Hoe gemakkelijk konde zij „Lundholm" kun nen roepen in falsetMaar zij wcnschte zelfs hierin niet bedriegclijk te zijn Onwillig om door bedrog te behagen, roept zij, „Lundholm" met hare oigene natuur lijke stem. Is dit zelfs niet schoon Zij, die op deze wijze „Lundholm" roept kan geen eerlijk man bedriegen door valsche woorden of gevoelens, maar zal hun spoedig toonen wat hij aan haar heeft." Ik werd aan de schoone Abla voorgesteld. Zekerhare stem was niet zeer schoon, maar ze was toch van nabij ook zoo onaangenaam niet. Hare woorden waren ongeveinsd en oprecht; en haar gelaat, ohet was schoon zoo schoon, dat het mij langzamerheid geheel voor haar innamik hoorde niet meer, ik zag alleen, en dag aan dag Abla's schoon profiel beschouwende, kwam ik onmerkbaar binnen den ban der liefde, en door mijne oogen meegesleept vroeg ik de schoone Abla of zij „mijne vrouw" wilde zijn. Zij zeide „Ja!" met een kracht van toon, die mij bijna schrik ken deed. Maar wij werden verloofden daar het mij nu veroorloofd was het schoone profiel meer te naderen, ge voelde ik mij onuitsprekelijk tevreden. De tijd na de verloving is een vreemde tijdiets halfs en onvolmaakts maar over het geheel genomen een zeer ver standige instelling wanneer zij niet te lang duurt. Wij spe len dan eene preludium voor eene vcreenigingdie alleen de dood behoort te scheidenen mocht het blijken, dat wij het duet, dat wij begonnen zijn, niet in harmonie kunnen uitspelen, dan kunnen wij het er nog bedaard meê eindigen. De eerste wanklank die het duet verstoorde, dat mijne verloofde en ik begonnen waren, was niet haar basstem, maar, ongelukkig juist datgene wat mij er meê zou hebben moeten verzoenen, namelijk hare waarheidsliefde, of liever de onmeedoogende „uitingen" daarvan. Natuurlijk (niemand zal het gereeder toestemmen dan ik) de mensch is een „zondaar in gedachte, woord cn daad maar om daaraan altijd door zijn beste vriend herinnerd te worden is niet aangenaam, en zeker niet geschikt om iemand te verbeteren, vooral wanneer die waarzeggende vriend zich zelf in geenen deele als zondig of vol veilen wil erkennen. En het ergste van alles was dat Abla nooit iets verkeerd deed. Och I had zij dat maar en, nog beter, het ook bekend dan zoude ik voor haar op de knieën ge vallen zijn. Neen, zij was zonder gebreken regelmatig en volmaakt als hare gestaltezij was onveranderlijk op eene wijze die mij toornig maakte. Ik wist dat hare volmaakt heid, en vooral hare wijze om mij op te voeden, eindelijk een hel voor mij zouden worden, vooral daar zij zich in niets naar mijne wenschen wilde voegen. Het kwam mij ook voor dat deze, zich zelf als onfeilbaar beschouwende onmee- doogendheid jegens anderen inderdaad een der grootste gebreken is, die een mensch kan bezitten; en op zekeren dag deelde ik mijne verloofde met grootcn ernst mijne denk beelden over deze dingen mededat aanleiding gaf tot het volgende gesprek. „Ik kan niet anders zijn," zeide zij, „dan ik ben. Indien gij niet van mij kunt houden zooals ik ben, kunt gij elders gaan." „Indien gij niet liefderijk jegens mij zijn kunt," hernam ik, „moet ik ophouden u te beminnen." ,,'t Zij zoozeide zij schielijk„ik wil mijn eigen weg gaan." „■Maar ik mag toch ook m ij n eigen weg gaan 1" zeide ilc, „Welzeker; ga dan!" zeide zij„vaarwel mijnheer!" „Vaarwel, mejuffer!" hernam ik. (Wordt vervolgd.)

Historische kranten - Archief Eemland

Weekblad voor Amersfoort en Omstreken | 1872 | | pagina 1