Amersfoort en Omstreken. 1872. No. 38. Zaterdag* 14 September. Uitgever: A. M. SLOTHOUWER, Uren van vertrek der algemeene Communicatie middelen voor Amersfoort. PUBLICITEIT. Uittreksel uit het reisverhaal van een emigrant naar Noord-Amerika. WEEKBLAD VOOR Dit Blad verschijnt des Zaterdags namiddag. Abonnementsprijs voor Amersfoort per 3 maanden 0.75. Franco door het geheele Rijk0.85. Afzonderlijke nummers7Vo Cent. Boekhandelaren en Postdirecteuren nemen bestellingen aan. TE AMERSFOORT. Advertentiën van 15 regels ƒ0.50. Iedere regel meer 0.10. Groote letters worden berekend naar plaatsruimte. Dienstaanbiedingen door den belanghebbende in persoon bezorgd0.25. Nederlandsche Centraal-Spoorweg Diligence-dienst naar Maarsbergen en Barneveld- Vertrek van Amersfoort naar Utrecht 8.5, 11.54, 2.37, 8.6. Van Amersfoort naar MaarsbergenNaar Barneveld: Zwolle 8.41, 1.51, 5.54, 8.30. 's morgens 6.45namiddag 6. des av. 8Y2 n. aank. d. laatsten tr. Diligence-dienst J. Floor, van Amersfoort naar Amsterdam V/2 uur nam.van Soestdjjk 21/2 u, van Baarn 3 u., Eemnes Sl/2 u. aankomst te Amsterdam 6 u. Wie onzer mede-ingezetenen van deze stad hoorde nimmer gewagen van den Amersfoortschen Keiden reusachtigen, zwaren steen, die, zooals door eenigen ver haald wordt, door den Booze van boven den nabijliggenden berg zou zijn neergesmeten om er de stad mede te verpletteren, maar in zijn rollende vaart zou zijn gestuit door den te smallen ingang der toen bestaande poort? Volgens diezelfde legende zou deze gebeur tenis voor eeuwen reeds hebben plaats ge had, en nog heden ten dage beweert men dat diezelfde kei op dezelfde plaats in den grond begraven ligt. Wij achten dit een sprookje, en gelooven veeleer, dat wij hier aan beeld spraak hebben te denken, die den toenma- ligen bedrukten toestand der stad beoogde, door geweld van buiten aangebracht: Maar nu die vreemde dwang niet meer bestaat en is weggenomen, vragen wij ons af; ligt nu ook die kei voor goed begraven, en is de stad van allen druk bevrijd? Helaas neenis ons antwoord. Op den huidigen dag is het, alsof Amersfoort bedolven ligt onder den loodzwa- ren, ontzachelijken steen, die voorheen slechts tot aan hare poorten kon naderen. En Amersfoort torscht dien last gedwee en gelaten, zonder morren, zonder klagen, het is er als het ware aan gewoon geraakt, om in duisternis verscholen voortteleven, zonder de kracht te bezitten het ontzettende dwang juk der gewoonte af te schudden van zijne schouders. Nochtans »al ligt de waarheid in het graf, sgeen steen zoo zwaar, hij moet er af." Eenmaal zal het heldere licht der waarheid met verkwikkende en verwarmende stralen doorbreken in de kille duisternis, en het on houdbare van den gedwongen toestand een ieder duidelijk voor de oogen komen. Het akelige woord gewoonte zal plaats maken voor de alles omvattende waarheiden de stad onzer inwoning zal uit haren toestand van stilstand of achteruitgang (hetgeen het zelfde is) komen tot dien van den zoo zeer gewenschten vooruitgang. Maar hoe? Geen ander middel bestaat daartoe als publiciteit. Openbaarheid in alle zaken, welke het algemeen belang der stad betreffen, openbare bespreking van alles wat daarmede in verband staat, aanwijzing in het openbaar van alle deugden en gebreken welke aan openbare inrichtingen of aan handelingen van openbare personen zijn verbonden. Zietdaar, onzes inziens, de eenige weg, waarop verbetering te wachten is. Daarom is het ook de dure plicht van een ieder, die waarachtig belang stelt in deze stad, om met alle kracht daartoe mede te werken. Wie zulks niet doet, en openbaar making afkeurt of zou willen beletten, is öf geen waardig burger van zijnen tjjd, öf wel hij wordt hoor een ellendig en lakenswaar dig eigenbelang gedreven. Wij van onze zijde willen ons daarvoor hoeden, en zullen nooit schromen om, zoodra het algemeen belang zulks vordert, zooveel mogelijk alles, ook wat in het openbaar afkeuringswaardig geschiedt, hetzij daarmede instellingen of personen worden beoogd, publiek te bespre ken, juist, omdat wij de stad onzer inwoning liefhebben, en hartelijk naar verbetering wenschen. Openbaarheid is de grootste wel daad die wij onze stad kunnen bewijzen, daardoor zullen de oogen der bevoegde machten en personen worden geopend. De daden der regeering en openbare ambtenaren zullen op die wijze aan een heilzaam toezicht worden onderworpen, en menige dwaling kan in tijds worden voorkomen. Dit was ons doel, en zal steeds ons streven zijn, en wij hebben gemeend deze gedachten thans te hebben moeten ter neder te stellen en onder de aandacht van onze lezers te brengen, omdat wij ons voorstellen in het FEUILLETON. II. Een tijd lang later verkondigde een alge meen snurken rondom mij dat God Mor pheus allen omarmd had, en na een cigaar gerookt te hebben en nog een tijd nagedacht over de zonderlinge wisselingen in den men- schelijke loopbaan, gaf ook ik mij aan den slaap over. 's Ochtends om 8 uur ontwaken de, merkte ik aan de zachte en geleidelijke gang van de boot, dat wij het zoute water verlaten hadden en den Humber binnenge- stoomd waren. Deze gewaarwording deed zich ook bij de zeelieden gevoelen, daar zij langzamerhand uit de verdooving, waarin zij verzonken waren, ontwaakten, en toebe reidselen maakten voor hun toilet. Na in deze gewichtige occupatie vrij ge lukkig geslaagd te zijn, openden zij knap zakken en andere handbagage, en begaven zich aan een eenvoudig doch stevig dejeuner, dat met genever, bitter en andere spiritua liën rijkelijk bevochtigd werd. Twee Hollandsche matrozen, die de reis als passagiers mede maakten, gaven den raad den sterken drank'maar op te drinken, omdat men ze onmogelijk binnensmokkelen kon en deden daarbij zulke gelukkige practische pogingen om de jongelui voor onaange naamheden met de douanen te bewaren, dat voor de aankomst te Huil de fijnste speur hond geen spoor van de aanwezigheid van sterken drank ontdekken kon dan eenige ge broken flesschen. Eindelijk ankerden wij op de hoogte van Huil. Nauwelijks lagen wij stil, eene gewaarwording die na al (lat heen en weer schudden zeer aangenaam was, of er stak een bootje van wal en bracht een man aan boord, die vroeg of er ook menschen van Prins en Zwanenburg aanwezig waren. Twee anderen en mijn persoon meldden ons als present aan. Het individu in qaestie zag er uit als een halve zeeman, of liever als een zeeman op nonactiviteit; hij droeg een hoed volgens den laatsten smaak, een tamelijk ouderwet- schen koffiekleurigen broek met ettelijke vlekken, bruine jas met lange panden, lin nen goed waarvan de witte kleur niet geheel te ontkennen was, en een gerafelde vuile das. De man was overigens zeer vriendelijk, sprak met ons en beloofde ons nog denzelf den avond naar Liverpool te zullen zenden. Bijna twee uur hadden wij dus stil gele gen voor de boot zich weder in beweging zette en ons aan eene landingplaats, of liever plaats waar het landen geen absolute onmo gelijkheid is, bracht. Onze bagage moesten wij achterlaten, om die later uit het dok af te halen, waar zij door de douanen geïnspec teerd zouden worden. Eene bijzonderheid van den agent, die ik nog vergeten heb te melden was dat hjj ons gemeenlijk aansprak met den eeretitel van menschenals of hij eerst een diepzinnig on derzoek in het werk had moeten stellen voor hij tot de conclusie kwam dat wij wezent- lijk tot die verheven cathegorie behoorden. Vooruit nu menschen en daar gingen er vier door de straten van Huil, passeerden het standbeeld van Willem III en arriveer den ten laatste in het zomer en winterver blijf van den agent. Waarachtig het zag er wel uit of een zigeunerbende er langen tijd zijne penaten had opgeslagen. Alles zag er even oud en flets uit, en behalven de hoed van onzen diepzinnigen menschenerkenner, geloof ik niet dat er in het geheele huis iets was, dat de minste glans van nieuwheid vertoonde. Het stof en de spinnewebben schenen min stens 50 jaar precies zoo gelegen en gehan gen te hebben, terwijl de stoelen en tafels in zooverre dergelijke luxe aanwezig was, met knerpende stem riepen, als men er gebruik van wilde maken, breekbaar, levensgevaarlijk. De keuken te beschrijven, voorwaar, het is mij onmogelijk. Veel meer scheen het mij een uitdragerswinkel. Hier een zaag, daar een doofpot, een hoop koolbladeren, een zij spek, een tang, eene soepterrine, een slaap muts, een oud wijf van 80 jaar in een hoek en de 40-jarige met bruine ontbloote armen voorziene echtgenoote van onzen cicerone. Ziedaar wat mij nog schemerachtig voor den geest zweeft Wordt vervolgd.)

Historische kranten - Archief Eemland

Weekblad voor Amersfoort en Omstreken | 1872 | | pagina 1