INGEZONDEN.
Een onvernietigbaar optimisme.
Kerk- en Schoolnieuws.
Bij dit N°. behoort een Bijvoegsel.
men deze stellenIs het een vader geoorloofd
de toekomst zijner kinderen te bederven?
En dit doet een vader immers, wanneer hij
zijne kinderen zoo vroeg naar de fabriek
zendt, dat zij het voor ieder staatsburger
noodzakelijk onderwjjs moeten missen; bo
vendien bederft hij daardoor hunne gezoude
lichaamsontwikkeling en hunne gausehe
jeugd. Het is waar, men zou hiertegen kun
nen inbrengen, dat het erger is zijne kinde
ren te laten verhongeren, dan ze naar de
fabriek te zenden, doch die tegenwerping
houdt, met het oog op 't besluit der Nat.
Verg., geen steek. Indien de staat zich het
lot van de kinderen, die in fabrieken arbei
den niet aantrekt, worden fabrikanten door
de concurrentie gedwongen kinderen van te
jeugdigen leeftijd te laten werken, en moe
ten arme ouders, om te kunnen leven, hunne
kinderen wel naar de fabriek zenden. Nu in
den grooten strijd tusschen arbeid en kapi
taal het geluk niet meer uitsluitend den rug
aan den arbeid toekeert, zal het arbeidsloon
verhoogd moeten worden, zoodra de staat de
ongelukkige kinderen in bescherming neemt
en hun de gelegenheid schenkt onderwijs en
een speeluurtje te ontvangen. Of is dit niet
het wezen der vrijheid, dat het individu niet
belemmerd wordt, natuurlijk en in eene
goede richting te ontwikkelen? Het is waai
de verhooging van 't arbeidersloon moet be-
o o
taald worden door de verbruikers. Zij heb
ben echter geen reden daarover te klagen.
Indien een deel der ingezetenen allerlei wa
ren goedkoop krijgt ten koste van ellende,
die het andere deel lijdt, dan zijn de waren
te duur gekocht. Want een staat, waar de
arbeider zijn loon niet waard is, moet te
gronde.
Inderdaad het besluit der Nat. Verg. legt
de vrijheid aan banden, die het grootste
deel der natie zich aanmatigt, om weerlooze
minderjarigen in een nieuwen vorm tot sla
ven te maken. De ouders der fabriekskinde
ren zien dat niet in. Slechts ééne zorg kwelt
hen: hoe zij den strijd tegen honger en
ellende zullen volhouden. En zien zij het al
in, dan zijn zij machteloos tegen den stroom
op te roeien. Maar de staat heeft èu het in
zicht èn de macht, en dus rust op hem de
verplichting de door geldzucht en onbarm
hartigheid verdrukten in bescherming te
n
nemen. Dit is de vrijheid, die iedere welge
ordende staat moet aanbieden.
Uit Zuid-Wales luiden de berichten
dan weer meer, dan weer minder gunstig
voor eene overeenkomst. Het publiek toont
wel medelijden met de werkstakers, maar de
strike vindt geene s)rmpathie, dewijl de mo
tieven daarvan van weinig nobelen aard zijn.
Dit is goed gedaan van 't publiek; ofschoon
het niet te verwachten is, dat een minder
ontwikkelde stand, die ignobel behandeld
wordt, zelf nobel handelt.
„„Hoe zwaarder de taak, hoe glansrijker de over-
Ovenviuning? Ja, in den volsten zin." (winning!""
P. C. Mondriaan. A. Ct. 31 Januari.
„Voorts heb ik mij na afloop der vergade
ring afgevraagd, of ik zelf ook dien avond niet
wat gederailleerd hen geweest."
A. Buummelkamp. A. Ct. 4 Februari.
„En toch aanvaard ik de vriendelijke uitnoodi-
ging om onzen „„voorbarigen"" triomfkreet
nog eens inet stillen dank aan Goddie ons niet
beschaamde te herhalen."
P. C. Mondriaan. A. Ct. 7 Februari.
«Die het harnas aangordt beroeme zich
niet als een, die het ontgespt!" Eeuwoord
van Achab aan koning Benhadad. Indien
de secretaris van het Auti-Schoolwet-Ver-
hondAfdeeling Amersfoortdit gelezen
had, voor hij zijn verslag opstelde, waar
lijk hij zou anders geschreven en niet van
zijn eigen partij een dergelijk démenti zich
op den hals hebben gehaald.
Alzoo Secretaris! eerst denken en dan
schrijvenof, mocht het hoofd door drukke
bezighedendoor overspanning er niet
naar staan liever gezwegen, tot de kalmte
is teruggekeerd.
Deze opmerking maakte ik bij mij zelf,
na van de Red. A. C. vernomen te heb
ben dat «de Heer Mondriaan een aantal
nachturen aan het opstellen van zijn ver
slag, gevolgd door nog een aantal tijdbe-
lemmerinqe.n" had gewijd; en uit hetzelfde
nommsr de boven aangehaalde zinsnede
van den heer Brummelkamp.
Doch ziet, daar verschijnt het blad van
7 Februari met een verdediging; en nu
ga ik spreken van «hardnekkig optimisme."
De verklaring van »in den volsten zin"
is eerlijk gezegd, boven mijn bevatting.
Ik begrijp de bedoeling ganschelijk niet;
maar dat ligt misschien aan mij. In dat
artikel wordt echter vveêr gewaagd van
«triomf" en nu vraag ik den steller:
«Is het u no<j niet duidelijk geworden
dat de overwinning, zoo glansrijk en vol
komen alleen bestaat in de verbeelding
van u zeiven en sommigen uwer partij;
hebt ge nog niet »ad notatn" genomen
dat slechts een betrekkelijk klein aantal
dertien, zoo ik mij niet vergis! dien
avond door professor's speech voor de ver-
eeniging gewonnen zijn? Dertien we
tellen en wégen niet."
»Zijt gij zóó spoedig tevreden, dat bij
u «erkenning van iemands verdienste en
gaven" gelijk staat met een: «ik belijd
mijn minderheid."?
«Is het u nog niet in den zin gekomen,
dat ge eerst dan «viktorie" moogt roepen,
als de opposanten nederig het hoofd bui
gen voor 's hoogleeraars argumentenge
troffen door huu onwederlegbare kracht;
en hebt ge nog niet bespeurd, zelfs niet
in de verte bespeurd, wat zoovele anderen
toen wel terdege bemerkten en nu steeds
beter inzien, dat al de vragen der vijf
tegensprekers, die volgens u «allen grond
misten" ook na uw laatste verdediging
elkander toeroepen«zuster, ziet ge geen
antwoord komen?" en als refrein herhalen:
«immer wachten wij en zien verlangend
uit, tot hoelang nog?"" «Is uw oog niet
opengegaan 11a die gulhartige belijdenis
van den spreker zei ven. Vergun ons dan
van zijn verklaring aanteekeniug te houden.
«Ei lieve! is het u verborgen gebleven, dat
uw pleitbezorger, gederailleerd is? wat wij
hem volstrekt niet tot schande rekenen, dat
zij verre! Vijf menschen repliceereu!
't is geen kleinigheid, dat zal ieder toestem
men, die weet wat disputeeren is."
Gij vraagt: «waarom wordt er b. v. weer
gezinspeeld op een uitdrukking, welke Dr.
Kuiper zou gebezigd hebben (gebezigd heeft,
meent ge)?" omdat dit ter karakteriseering
van de vrijheiddie de vereeniging wil, noodig
is en zij het hart der kwestie raakt. «Waarom
nota genomen van hetgeen door den profes
sor niet gezegd is? Omdat een strooibiljet,
waarin het voorkomt, vanwege den bond is
verspreid en hierin toch wel zal staan, wat
ook de hoogleeraar kan neen, moet onder
teekenen.
«Waarom eigen minderheid tegenover
den spreker gecompenseerd door te zeggen
maar hij had meer tijd om zich voor te be
reiden?" Och geloof niet, dat Dr. B. of een
der anderen iets van die minderheid gevoeld
hebben. Ik althans heb er bij hen niets van
ontdekt.
«Waarom ons (eenvoudigen) punten ter
behandeling voorgelegd, die reeds onder ap
plaus der vergadering (lees: van sommigen
der vergadering) door den professor ziju
verdedigd?" Omdat gij aan het hoofd staat
en een zaak, die ge nuttig acht moet kuuuen
verdedigen, ten eerste, en omdat de hoog
leeraar zelf m. i. ze of niet, of niet voldoende
verdedigd heeft.
«Zullen we met eigen hand ontzenuwen,
wat kracht had?" 't Zou dwaas zijn, maar
niet minder dwaas is het op te hemelen, wat
die kracht miste.
Wilt ge een goeden raad aannemen?
Leer dan van uwen hoofdbestuurder een te
genover gesteld gevoelen waardeeren, zooals
hij dat dien avond deed, want wat gij doet
is geen waardeeren; toets het oordeel van
wie niet met u instemmen, of het uit waar
heid is, en maak er u niet af met een beroep
op uw «eenvoudigheid," dat heeft veel van
nederigen hoogmoed; acht uw vijand niet te
zwak, hij vormt nog een machtige phalanx;
en vooral, spreek nimmer in de taal uws
strooibiljets van de tegenstanders, als van
menschen, «die nooit diepte hebben trach
ten te nemen (sic!van hun persoonlijk ge
loof aan (in?) God;" van menschen, «die ge
woon zijn geraakt zich met ««uren aan gods
dienst gewijd,"" afgescheiden van eenige
geloofsgemeenschap met God te vergenoe
gen;" want dat oordeel komtu niet toe; denk
nooit, dat bij ul. alleen «het geestesleven zich
zoover uitstrekt;" bij uw partij alleen «ge
heiligd Godsleven, het verstand en de ware
wijsheid ziju," want u ontbreekt de kennis
van die andere personen, welke tot zulk een
gedachte recht geeft, ten eenenmale.
«Alle roem is ijdel" mijn waarde secreta
ris, zelfs die onder betuiging van nederig
heid wordt geuit.
Gij zegt dus wel: doe er dus naar en neem
niet door nuttelooze en ijdcle triomfkreten
in alle telegrammen van Fransche zijde
stond A° 1870 eene overwinning vermeld,
toch viel de groote natie! neem niet zelf
den goeden indruk weg, die de samenkomst
op velen achterliet, verbitter niet en verwij
der niet; maar prent door woord en daad
zooveel mogelijk den uwen steeds de gulden
spreuk in«audict alteram partem!" (Hoor
ook de tegenpartij).
Wie weet, of we dan niet verder komen
op den weg der waarheid en der vrijheid!
Dit moest mij van 't hart. Verder van
mijn kant over al- of niet overwinning geen
woord meerAan 'de waarheid alleen is de
zege! En gij zult u, hoop ik, niet vermeten
te zeggen: >ik heb haar gevonden," waar
nog gansch de menschheid zoekende is.
Daarom de zege is door Prof. Brum
melkamp behaald eerst dan als hij over
tuigend bewezen heeft, dat de schoolwet niet
deugt.
Hij heeft mij eu vele andereu niet over
tuigd, integendeel. De noodzakelijkheid en
het nut van een Anti-School wet-Verbond
zie ik niet in, en naar ik geloof, het grootste
deel der natie met mij niet.
Onze vrijheid hebben we volstrekt niet
verloren en zullen we nimmer verliezen, als
maar staat en kerk beide blijven, elk op het
eigen terrein. Dixi.
Ned. Herv. Kerk.
Beroepen te IJsselmuiden H. J. P. van der Linden, te
Hoevelaken.
Bedankt: voor Hengelo (cl. Zutfen) door J. Koster, te
Huizen; voor Ovcrlangbroek door J. Verwcij, te Opheusden;
voor Ovezande door H. W. van Loon, te Buniiik.
LI. Zondag werd Ds. J. J. v. d. Lip. beroepen te Wijk
bij Duurstede, bevestigd door ds. J. H. Bosken, pred. te
Utrecht, (tekst Hand. 8 58). Des namiddags hield de
bevestigde zijn intreredc en sprak naar aanleiding v. 1 Tim.
1 15.
Het rapport der commissie, benoemd voor het be
stuur der vcreeniging van leeraren bij het middelbaar on
derwijs, is thans openbaar gemaakt. De commissie i9 o. a.
tot de conclusie gekomen, om de derde aliuea van art. 57
aldus te lezen; „Het eindexamen voor de hoogere burger
scholen betreft de vakken, vermeld onder ac, en en p.
van art. 17."
De nieuwbenoemde Hoogleeraar aan de Polytechnische
school te Delft, Dr. J. Bosscha, opende Maandagmorgen
zijne colleges over toegepaste natuurkunde met een boeien
de rede, waarin hij o. a. verklaarde de onderwijsmethode vau
ziju voorganger, Prof. v.d. Sande Bakhuyzcn, te zullen volgen
Gepromoveerd: te Utrecht tot doctor in de genees
kunde, diss, „dc schijnbare accomodatie bij Aphakie," de
Heer J. Coert, gcb. te Hendrik-Ido-Ambacht; tot doc
tor in de medicijnen, diss. „Stereoscopie bij onvoldoend
gezichtsv ermogen", de Heer J. E. van der Meulen, geb. te
Dragteu; tot doctor in de wis- en natuurkunde diss,
„de leer der Quaternions iu hare toepassing op de leer van
den circulairen Hodograaf," de Heer V. A. Julius, geb. te
Utrecht; tot doctor iu dc beide rechten, op stellingen, de
Heer D. R. B. van Lijnden; eu de Heer G. J. de Rive (geb.
te Amsterdam), diss. „Schets der staatkundige betrekkingen
tusschen de republiek der Vereenigde Néderlanden en het
Kouiukrijk Pruiseu, tot het huwelijk van Prins Willem V;"
tot doctor in de gcnecsk. de Heer P. Wellenbergh (geb.
te Utrecht), diss, „een geval van Mania epileptica."
MARKTBERICHT VAN AMERSFOORT.
Tarwe 11,80 a 13,50. Rogge ƒ7,40 a
ƒ7,90. Boekweit 7,30 a ƒ8,30. Aard
appelen 1,90 a 2,30. Boter 1,45 a 1,55
per kilogr. Eijeren 3l/„ cent per stuk.
Gedrukt bij G. W. Boonstrate Barnev sld.