mersfoort en Omstreken. t Zaterdag- 8 November. Uitgever: A. M. SLOTHOUWER, Uren van vertrek der algemeene Communicatie-middelen voor Amersfoort. Leeringen wekken, voorbeelden trekken. )e geschiedenis van het Spookschip. 1873. Nd. 98. WEEKBLAD VOOR Blad verschijnt des Zaterdags namiddag, jonnementsprijs voor Amersfoort per 3 maanden0,75. anco door het geheelc Kijk0,85. Bonderlijkc nummer71/" Cent. iekhandelaren en Postdirecteuren nemen bestellingen aan. TE AMERSFOORT. Advertentiën van 15 regelsƒ0,50. Iedere regel meer0,10. Groote letters worden berekend naar plaatsruimte. Dienstaanbiedingen door den belanghebbende in persoon bezorgd0,25. "Winterdienst aangevangen 1 November ÏSTS. Vertrek van Amersfoort naar Utrecht: NEDERLANDSCHE CENTRAAL-SPOORWEG. 10,25 IJ 12,— II 12,15 n 12,25. 11,32 a 12,30 a 12,40 II 12,50. 3,2 B 4,25 y 4,35 y 4,45. 5,— II 7,35 B 7,45 u 7,55. 8,50 N 10,— B 10,15 V 10,20. |7,55 (Zaterdags) aank. Utrecht 8,30 Amsterdam 9,35, Rotterdam 9,50, 's Hage 9,55. 9,45 111,4 (sneltr.) 2.17 4.18 8,12 DILIGENCEDIENST OP MAARSBERGEN. Uit Amersfoort 6,30 's morgens op de trein van 8,41 naar Arnhem (aank. 9,50) en I trein 7,51 naar Utrecht (aank. 8,35) en Amsterdam (aank. 9,35). Voorts 'snam. 2,80 op trein 4,9 naar Arnhem (aank. 5,15). Uit Maarsbergen 10,16 's morgens na aank. der trein die 9,25 en 8,16 's avonds na aank. der trein die 7,25 uit Arnhem vertrekt. Vertrek van Amersfoort naar Zwolle 9,1 vertr. v. Utrecht 8,25 aank. Zwolle 10,55 Groningen 1,50 Leeuwarden 1.57. 9,47 (sneltr.) 9,20 11,8 v 1,50 1,57. 1.34 12,45 4,10 8,50 8,25. 6,11 (sneltr.) 5,45 7,40 10,— 10,—. 8,56 8,15 10,50 DILIGENCEDIENST J. FLOOR OP AMSTERDAM. Vertrek van Amersfoort 1,30 uur nam., van Soestdijk 2,30 uur, van Baarn 3 uur, Eemnes 3,30 uur, aank. Amsterdam 6 uur. Vertrek van Amsterdam 8,30 uur voorm., aank. te Amersfoort 1 uur nam. DILIGENCEDIENST OP BARNEVELD. Uit Barneveld vertrek 7,45 's morgens op trein [9,45 naar Utrecht cn trein 9,47 naar Zwolle. Uit Amersfoort vertrek 6,30 "s avonds na aank. der trein 6,11 uit Utrecht. In eene brochure, getiteld: »de Aziatische Iholera te Bristol in 1866", geeft Dr. Budd n voorbeeld, hoe de cholera zelfs in groo ve en dichtbevolkte steden kan geweerd orden; wij gelooven onzen lezers geen on- ienst te doen, daarop de aandacht te vesti- en, vooral thans, nu die geduchte vijand lok in Nederland is verschenen; het voor- Ieeld hieriu gegeven van de bij uitstek heil- ime werking eener stelselmatige bestrij ding van eene epidemische ziekte zal zonder vijfel kunnen strekken, om de ingezetenen nzer stad het nuttige en doeltreffende aan toonen van eene commissie, zooals die on- ,ngs in ons midden is tot stand gekomen; ellicht voelt zich nog deze of gene gedron- en om, na het vernemen van de hier me egedeelde feiten, zijne medewerking of on dersteuning in deze zaak niet terug te Ihouden. I In het eerste gedeelte van het geschrift Wordt aangetoond, dat uit de ervaring bij vorige epidemieën opgedaan, blijkt, dat de besmetting hoofdzakelijk wordt overge- iracht door de uitwerpselen der lijders, en at de ziekte van 1866 te Bristol een even waadaardig en epidemisch karakter had als ie van 1849 en 1854. De schrijver staaft dit laatste door welsprekende cijfers, daar er an de 29 aangetaste personen 26 stierven :n de bij het werkje gevoegde kaarten van 'e epidemieën in '32 en '66 doen duidelijk ien, dat de ziekte in dat laatstgenoemde jaar aan alle kanten heeft beproefd binnen te dringen, maar werd afgewezen door de energieke Verdedigingsmaatregelen tegen haar in gereedheid gebracht. Na het bovenstaande meent de schrijver te kunnen beweren, dat het buitengewoon gunstig verloop der epidemie (namelijk 29 gevallen in '66, tegen 430 in '54 en 1979 in 1849) mag worden toegeschreven aan het met kracht ten uitvoer leggen en tot aan het einde voortzetten van een bepaald plan tot ontsmetting der cholera-uitwerpseleu. En welke waren nu de maatregelen, vol gens dat plan noodzakelijk? Zoodra op den 4 Augustus de aanwezig heid van cholera asiatica was geconstateerd liet de commissie onmiddelijk eene publica tie aanplakken, waarvan de volgende zin snede de kern uitmaakte: »Ontsmet uwe geheime gemakken iederen morgen, zoolang de cholera iu Engeland heerscht, en gij zult meer doen om die ziekte van uw huis en de stad uwer inwoning afteweren, dan bij mo gelijkheid door andere middelen geschieden kan." Ten einde in de behoefte aan de noodige scheikundige middelen te voorzien, werden tegelijkertijd dépots vau ontsmettingsmidde len, kosteloos te bekomen, op verschillende plaatsen van de stad gevestigdop dezelfde wijze, als ook thans te Rotterdam plaats heeft. Kort daarna werden door vrijwillige bij dragen der ingezetenen een dertigtal vrou wen gehuurd, die elk haar wijk hadden om de uitvoering van dien belangrijken maatre gel te verzekeren. Groote fabriekanten en werkbazen waren door alle middelen aangespoord om de pri vaten in hunne verschillende werkplaatsen minstens eenmaal daags te ontsmetten; ter wijl ook van stadswege van het eerste uit breken der ziekte af een geregelde en voort durende ontsmetting plaats had van de hoofdriolen in al de lagere en in de andere bedreigde gedeelten der stad. De maatregelen, die genomen werden als de cholera zich werkelijk in een huis ver toonde, muntten uit door hunne volledig- digheid 1. De uitwerpselen en alles, wat er door besmet mocht zijn, werd stelselmatig ont smet. 2. Niet alleen de privaten van het be smette huis, maar ook die van alle in de on- middelijke nabijheidwerden voortdurend bedeeld met gepaste scheikundige middelen. 3. Evenzoo de afvoerkanalen en riolen, die met deze privaatkokers in verband ston den. 4. Waar een pomp was, werd de slinger weggenomen of vastgelegd. 5. Na afloop der ziekte, werden de bedden vernietigd en waar het mogelijk was, de be woners verwijderd en huis volkomen gerei nigd, gewit en berookt. 6. In geval van overlijden werd het lijk zoo spoedig mogelijk en met de noodige voorzorgen begraven; in geval van herstel, werd de lijder onder geneeskundig toezicht gehouden, en met dezelfde voorzorgen om ringd, als of de ziekte nog bestond. FEUILLETON. Naar W. H a u f f. III. Zoo waren wij verscheidene dagen op het schip; wij hielden steeds oostelijk aan, omdat wij dan, naar mijn bere kening spoedig land moesten zienmaar hoeveel wij ook des daags aflegden, 's nachts scheen het schip altijd weder terug te keeren, want bij zonsopgang bevonden wij ons steeds op Bezelfdeplek. Wij moe. tea dus wel aannemen, dat de dooden 's nachts met volle zeilen terugvoeren. Om dit te verhinde ren, reefden wij vuor den nacht alle zeilen, schreven den .haam des profeten op perkament, met de tooversprenk van den ouden heer er bij, en bonden het om de opgerolde zei len; een dergelijk middel had ons immers bij de deur der kajuit zeer goed geholpen. In spanning wachten wij in ons kamertje den uitslag af. Het scheen deze keer zelfs nog er ger te spoken; maar zie, des morgens waren de zeilen nog Opgerold, zooals wij ze gelaten hadden. Dit herhaalden wij, over dag steeds naar het oosten koers zettende, en legden zoo in vijf dagen een goed eind weege af. Eindelijk, op den morgen van den zesden dag, ontdekten fijty °P geringen afstand landeu wij dankten Allah en zijn profeet voor onze wonderbare redding. Dezen en den volgenden dag dreven wij langs de kust, en op den zevenden morgen meenden wij, niet ver van ons af, een stad te be speuren. Wij arbeiden niet zonder veel moeite, en roeiden in een kleine sloep naar de stad. Na een half uur liepen wij eene rivier binnen, en gingen toen aan wal. Wij vernamen, dat wij ons in een indische stad bevonden, niet ver van de streek, die het doel van mijn reis was. Wij gingen in een herberg binnen, om ons na onze avontuurlijke reis wat te verfrisschen. Ik won bij den kastelein inlichtingen in, met het doel om een wijs man te vinden, die in de tooverkunst bedreven was. Hij bracht mij in een ver afgelegen straat bij een armoedig huis, klopte aan, en zeidc mij, dat ik nu maar naar den wijzen Muley te vragen had. In het huis kwam mij een oud mannetje met een grijse baard en een lange neus te gemoct, cn vroeg w at ik begeer de. Ik zeide, dat ik den wijzen Muley zocht, en hij ant woordde dat hij die was. Ik legde hem nu de zaak bloot en vroeg hem om raad. Hij was van oordeel, dat de beman ning van het spookschip, waarschijnlijk wegens een misdaad bctooverd was; en dat de betoovering zou ophouden, wan neer men de dooden aan wal brachtdaartoe moesten even- wel de planken van dek losgebroken worden. Volgens alle goddelijke en meuschelijke wetten, behoorde het schip, met alles wat er op was, mij toe, om dat ik het als het ware ge vonden had; maar ik moest alles geheim houden en hem van mijn overvloed een kleinigheid geven; daarvoor zou hij mij met zijn slaven behulpzaam zijn in het wegbrengen der lijken. Ik beloofde hem rijkelijk te zullen beloonen, cn wij gingen met vijf slaven, voorzien van zagen en bijlen, op weg. Onderweg kon de toovcnaar onzen gelukkigen inval, om do zeilen met spreuken uit den Koran te omwinden, niet ge noeg roemen. Het was, volgens hem, het ecnigo middel tot onze redding geweest. Het was nog tamelijk vroeg in den morgen, toen wij bij het schip aankwamen. Wij togen dadelijk aan het werk, en binnen een uur lagen er reeds vier in de boot. Eenigen der slaven moesten ze naar den wal roeien om ze daar te begra ven. Toen zij terugkwamen, vertelden zij, dat de moeite van het begraven hun bespaard was geworden, daar de lijken, zoodra zij de aarde aangeraakt hadden, tot stof uiteenge vallen waren. Wij gingen met ons werk voort, cn voor den avond wa ren allen aan land gebracht. Eindelijk bleef alleen de kapi tein aan den mast nog over. Te vergeefs poogden wij den spijker uit het hout te trekken; met de grootste inspanning was hij zelfs geen haarbreed te verwikken. Ik wist niet wat te doen; wij kouden toch niet den gehcelen mast om hakken. Muley hielp ons uit deze verlegenheid. Hij liet door ecu slaaf ecu pot met aarde halen. Toen sprak de too- venaar geheimzinnige woorden daarover uit, en strooide de aarde op het hoofd van den doode. Dadelijk sloeg deze de oogen op, haalde diep adem, en de wonde aan zijn voor-

Historische kranten - Archief Eemland

Weekblad voor Amersfoort en Omstreken | 1873 | | pagina 1